Title | 64H06D3Reacties Koolstofchemieingevuld-1 |
---|---|
Author | Ruben Delie |
Course | Chemie |
Institution | Thomas More |
Pages | 45 |
File Size | 2.5 MB |
File Type | |
Total Downloads | 86 |
Total Views | 132 |
srs...
3 BELANGRIJKE REACTIESOORTEN IN DE KOOLSTOFCHEMIE 3.1 MONOFUNCTIONELE KOOLSTOFVERBINDINGEN: HERHALING De algemene regel voor naamgeving bij monofunctionele organische verbindingsklassen luidt: Positiecijfer
Grieks telwoord
Vertakking(en) (voorvoegsel)
Stam
Positiecijfer
Functionele groep (achtervoegsel)
Functionele groep R-X
halogeenalkaan
CH3-CH2-CH2-Cl
1-chloorpropaan
B. amine
R-NH2
alkaanamine
CH3-CH2-CH2-NH2
propaan-1-amine
C. alcohol
R-O-H
alkanol
CH3-CH2-CH2-CH2OH
butaan-1-ol
D. ether
R-O-R'
alk-oxy-alkaan*
CH3-CH2-CH2-O-CH3
methoxypropaan
E. aldehyde
R-C-H ║ O
alkanal (R+1)
CH3-CH2-CHO
propanal
F. keton
R-C-R' ║ O
alkanon (R+R'+1)
CH3-CH2-CH2-CO-CH3
pentaan-2-on
G. carbonzuur
R-C-OH ║ O
alkaan(R+1)zuur
CH3-COOH
ethaanzuur
H. ester
R-C-OR' ║ O
alkyl'- alkan - oaat (R') (R+1)
CH3-COOCH3
methylethanoaat
I. amide
R-C-NH2 ║ O
alkaan(R+1)amide
CH3-CO-NH2
ethaanamide
Stofklasse A. halogeenalkaan
Algemene naam
Voorbeeld
Systematische naam
Opmerkingen: * alk=kortste keten; alkaan = langste keten Indien een positiecijfer nodig is om verwarring te vermijden, gebeurt de nummering steeds zodanig dat de functionele groep het laagste nummer draagt.
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
131
3.2 REACTIESOORTEN OVERZICHT
TUSSEN 3.2.1
ORGANISCHE
STOFFEN:
Inleiding
Algemeen zijn organische stoffen opgebouwd uit een koolstofketen waaraan waterstofatomen gebonden zijn. Naast waterstofatomen kunnen eveneens andere atomen of atoomgroepen aan de koolstofketen gehecht zijn. Deze atomen of atoomgroepen worden substituenten of functionele groepen genoemd en zijn het reactieve deel van de molecule. In een chemische reactie tussen organische stoffen wordt de functionele groep van een molecule omgezet tot een andere functionele groep. De molecule waarvan de functionele groep verandert, wordt substraat genoemd, meestal het belangrijkste en ook het grootste deeltje in de reactie. Het andere, meestal kleinere deeltje dat het substraat aanvalt om de verandering te verwezenlijken, noemt men reagens. Het is zeer dikwijls een heel eenvoudige koolstofverbinding, maar kan ook een anorganische molecule zijn.
3.2.2
Indeling van de reactiesoorten in de organische chemie
Overzicht Chemische reacties tussen koolstofverbindingen kunnen ingedeeld worden op basis van: A De aard van de splitsing: heterolytisch of ionair (splitsing in ionen) homolytisch of radicalair (splitsing in radicalen) B De aard van het aanvallend deeltje: radicalair (aanvallend deeltje heeft geen voorkeur voor positief of negatief gedeelte van het substraat) nucleofiel (aanvallend deeltje heeft een voorkeur voor een positief gedeelte van het substraat) elektrofiel (aanvallend deeltje heeft een voorkeur voor een negatief gedeelte van het substraat) C De aard van de skeletverandering van het substraat: degradatie (drastische wijziging van het substraat) partiële wijziging van het substraat (substitutie, additie en eliminatie) polymeervorming (aaneenschakeling van substraatdeeltjes tot lange ketens) A
Indeling op basis van de aard van de splitsing
De wijze waarop de covalente binding wordt verbroken kan zijn: heterolytisch of ionair: in een reactie waarbij ionen ontstaan
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
132
Voorbeeld:
De meeste reacties in de organische chemie zijn heterolytische of ionaire reacties.
homolytisch of radicalair: in een reactie waarbij radicalen ontstaan. Radicalen zijn deeltjes (atomen of atoomgroepen) die een ongepaard elektron bezitten. Ze zijn erg onstabiel en dus reactief.
Voorbeeld:
Een homolytische of radicalaire reactie vereist een grote hoeveelheid energie. UV-lampen of temperatuursverhogingen worden daarom vaak gebruikt voor het maken van radicalen.
Zonlicht of UV-licht kan reeds bindingen verbreken in verbindingen zoals Cl 2, Br2. Vandaar dat stoffen als deze lichtgevoelig zijn of gemakkelijk radicaalreacties kunnen ondergaan. Meestal worden ze dan ook bewaard in donkerbruine glazen flessen. De bruine kleur laat slechts een gedeelte van het licht door, zodanig dat er geen of veel minder radicaalreacties in de fles ontstaan.
B
Indeling op basis van de aard van het aanvallend deeltje
Naar de aard van het aanvallend deeltje onderscheidt men: de radicalaire reactie: het aanvallend reagens bezit een ongepaard elektron (*).
R*
+
Substraat
de nucleofiele (ionaire) reactie: een nucleofiel (vriend van de nucleus = vriend van het positieve) of elektronenrijk reagens valt een elektronenarm substraat aan. Het nucleofiel deeltje (Nu) stelt elektronen ter beschikking. Het is een elektronenpaardonor (EPD). De aanwezigheid van elektronenzuigers in het substraat zal de reactie bevorderen.
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
133
de elektrofiele (ionaire) reactie: een elektrofiel (vriend van het elektron = vriend van het negatieve) of elektronenarm reagens valt een elektronenrijk substraat aan. Het elektrofiel deeltje (El) neemt elektronen op. Het is een elektronenpaaracceptor (EPA). De aanwezigheid van elektronengevers in het substraat zal de reactie bevorderen.
Opmerking: Nucleofiele deeltjes reageren enkel met elektrofiele en omgekeerd. Indeling op basis van de aard van skeletverandering van het substraat
C C.1
Partiële wijziging van het substraat
Bij partiële wijzigingen van het substraat blijft de basisstructuur van de substraatmolecule ongewijzigd. Slechts kleine stukken van de molecule worden vervangen (substitutie), toegevoegd (additie) of weggehaald (eliminatie). Tenslotte kunnen typische oxidatoren of reductoren nog een andere skeletwijziging veroorzaken (zachte oxidatie of reductie). Sommige organische verbindingen ondergaan ook zuur-basereacties. - bij de substitutiereactie wordt in het substraat een atoom of atoomgroep, gebonden aan een verzadigd koolstofatoom, vervangen door een ander atoom of atoomgroep. De verzadigingsgraad van het reagerend koolstofatoom verandert hierbij niet.
+
+
Voorbeeld: Vorming van monochloormethaan
Een speciaal geval van substitutie is de condensatiereactie waarbij twee substraatmoleculen gecombineerd worden door afsplitsing van een kleine molecule, heel vaak water, waterstofchloride of ammoniak.
+
+
Vo
- bij de additiereactie neemt het aantal atomen in het substraat toe doordat een aantal atomen of atoomgroepen aan onverzadigde koolstofatomen toegevoegd worden. Dit gaat gepaard met een verhoging van de verzadigingsgraad. =
+
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
134
Voorbeeld: Vorming van 1,2-dichloorethaan door de chlorering van etheen
TOXICITEIT VAN GECHLOREERDE POLLUENTEN Wereldwijd behoren gechloreerde koolwaterstoffen tot de meest voorkomende grondwaterpolluenten. Bij contact met de huid, inhalatie of orale inname komen deze contaminanten in het lichaam terecht en worden ze omgezet tot kankerverwekkende metabolieten. Zo wordt 1,2-dichloorethaan inwendig geoxideerd tot chlooraceetaldehyde, een gekend menselijk carcinogeen. Bovendien heeft 1,2-dichloorethaan een aantal zeer nefaste gevolgen voor de gezondheid, ook bij lage concentraties: Duizeligheid en misselijkheid Aantasting van het centraal zenuwstelsel Nier- en leverschade Tumoren in lever, longen en hersenen Leukemie
- bij de eliminatiereactie neemt het aantal atomen in het substraat af doordat een aantal atomen of atoomgroepen aan (on)verzadigde koolstofatomen onttrokken worden. Dit gaat gepaard met een verhoging van de onverzadigingsgraad.
+
=
Voorbeeld: Vorming van etheen door de eliminatie van water uit ethanol
- bij zachte oxidatie of reductie de verhoogt of verlaagt het oxidatiegetal van één koolstof uit het substraat door inwerking van een oxidator (voorbeeld: O2) of reductor (voorbeeld: H2). Sommige van deze reacties zijn eveneens addities of eliminaties.
- Sommige organische stoffen ondergaan zuur-basereacties. Zo zijn carbonzuren zwakke zuren en zijn aminen (net zoals ammoniak) zwakke basen. C.2
Drastische wijziging van het substraat
Bij een degradatiereactie wordt de structuur van de substraatmolecule onherkenbaar gewijzigd, meestal door het breken van koolstof-koolstofbindingen. Dit gebeurt over het algemeen bij hoge temperatuur.
+
+
Voorbeelden van degradatiereacties zijn: - een verbrandingsreactie: Voorbeeld: CH3-CH2-OH + 3 O2 2 CO2 + 3 H2O - een krakingsreactie: Voorbeeld:
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
135
C20H42
C8H18 + C12H24
- bij een pyrolysereactie: Voorbeeld: de thermolyse van suiker C12H22O11
12 C + 11 H2O
Pyrolyse-ovens Een pyrolyse-oven reinigt nog grondiger en gemakkelijker: de oven wordt dan tot zeer hoge temperaturen opgestookt, zo'n 500 °C, waardoor alle resten worden omgezet in as dat na afloop kan worden opgeveegd. Sommige ovens hebben een filter en katalysator om te voorkomen dat er rookwolken uit de oven komen. Door één druk op de knop reinigt de oven zichzelf en worden alle vuil- en vetresten volledig verkoold. U hoeft enkel nog de asresten te verwijderen met een vochtige doek. Een pyrolysebeurt kost erg veel energie. Energieprijs voor ‘Groene Olie’ (Noorderlicht.vpro.nl) Een voorbeeld van energie-innovatie is de zogenaamde ‘houtpyrolyse’, letterlijk: ontleding van hout door vuur. Houtsnippers worden samen met gloeiend heet zand (500 °C) in een snel draaiende oven gestort in een zuurstofloze omgeving. De snippers verbranden dan niet, maar vergassen. De mix aan ontsnappende gassen wordt afgekoeld en vormt bij kamertemperatuur een schenkbare bruine olie. De olie kan als directe brandstof gebruikt worden of na chemische behandeling verder verwerkt tot lichtere transportbrandstof (diesel of benzine). Duizend kilo hout (met 10% vocht) levert op die manier 680 kg ‘groene olie’, 90 kg mineralen (as) en 230 kg gas.
C.3
Aaneenschakeling van een groot aantal substraatdeeltjes = polymeervorming
Tijdens deze reacties worden veel substraatdeeltjes (monomeren) aan elkaar geregen tot de vorming van macromoleculen (polymeren). De reactie verloopt ofwel als een additie of als een condensatie. Men onderscheidt: - de polyadditie = herhaalde additiereactie tussen twee verschillende, bifunctionele monomeren +
+
+ ...
...
...
Voorbeeld: Productie van polyurethaan
Polyurethaan wordt veel gebruikt als isolatiemateriaal, maar ook als kunstleder, lijm en zwemkleding.
- de radicalaire polymerisatie = herhaalde additiereactie waarbij een aaneenschakeling plaatsvindt van monomeren die een dubbele binding bevatten. Het wordt ingeleid door een radicaal.
Voorbeeld: Productie van polyetheen (plastic)
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
136
Geschat wordt dat 1 % van de ontgonnen aardolie gebruikt wordt om polyetheen te produceren. Typische toepassingen zijn plastic flessen, plastic zakjes, verpakkingsfilm.
- de polycondensatie = aaneenschakeling van monomeren onder afsplitsing van een kleine molecule, vaak water. +
+
+ ...
...
+ 2
Voorbeeld: productie van polyethyleentereftalaat (PET) = polycondensatie van tereftaalzuur (1,4-benzeendicarbonzuur) en glycol (1,2-ethaandiol)
Polyethyleentereftalaat (PET) is een polyesterkunststof die onder andere wordt toegepast voor het maken van flessen en andere verpakkingen van voedingsmiddelen, voor industriële vezels en textielvezels, en voor keukengerei. Het grote voordeel van PET is dat het volledig recycleerbaar is.
C.4
Oefeningen
Onderstreep de toepasselijke reactiesoort:
C4H10 + Br2
C4H9Br + HBr
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
CH3–CH2–CH2–CH2OH
CH3–CH2–CH=CH2
+
H2O
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
137
H
H
H C
C
H C
H C
C
H
+
CH3
CH2=CH2 + H–H
Cl
C
H C
C
CH3
+
H Cl
C C C C H H H H degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
CHCH + 2 H–H
CH3–CH3
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
C2H5Cl + HCN
C2H5CN + HCl
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
CH3–CH2–OH + CH3–CH2–OH
CH3–CH2–O–CH2–CH3 + H2O
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
CH3–CH2–CH2–CH2OH CH3–CH2–CH2–CHO (+ 2 H) degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
CH3-O-CH3
+
3 O2
2 CO2
+
3 H2O
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
Vorming van benzeen uit ethyn:
3 H–CC–H
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
Reductie van ethanal met waterstofgas: CH3–CH=O + H2
CH3–CH2–OH
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
138
C2H5OH + 3 O2
2 CO2
+
3 H2O
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
C30H62
C17H36
+
C13H26
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
De productie van teflon voor tape, verbindingsstukken en TEFAL-pannen (=TEFlon + ALuminium): … + CF2=CF2 + CF2=CF2 + CF2=CF2 + … …–CF2–CF2–CF2–CF2–CF2–CF2–… degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
De productie van polyester voor textiel, vlaggen, boten, zwembaden en veiligheidsgordels:
+ n H2O
degradatie / substitutie / additie / eliminatie / polyadditie / polymerisatie / polycondensatie
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
139
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
140
3.3 REACTIESOORTEN BESPREKING
TUSSEN
ORGANISCHE
Substitutie
heterolytisch/ionair
Additie
heterolytisch/ionair
Eliminatie
altijd nucleofiel E
Degradatie
kraken verbranding
STOFFEN:
nucleofiel SN elektrofiel SE homolytisch/radicalair nucleofiel AN elektrofiel AE homolytisch/radicalair
Zachte oxidaties en reducties Zuur-basereacties Synthesewegen in de koolstofchemie: elementair syntheseschema
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
141
3.3.1 A
Nucleofiele substituties
Voorwaarden
Substitutiereacties
Het reagens is een elektronenrijk deeltje = nucleofiel deeltje = elektronendonor. Het substraat is een elektronenarm (δ+) koolstofatoom d.w.z. op het koolstofatoom is een elektronenzuiger (= sterk elektronegatief deeltje) aanwezig. Hierdoor wordt het koolstofatoom partieel positief geladen. Voorbeelden: halogeenalkanen
alcoholen carbonzuren
Het nucleofiele reagens valt een elektronenarm (δ+) koolstofatoom op het substraat aan en vervangt aldus een ander elektronegatief deeltje (δ-).
Bij halogeenalkanen
Vermits de halogenen sterk elektronegatief zijn verschuift het bindend elektronenpaar tussen het koolstof- en halogeenatoom naar het halogeenatoom met polarisatie van de binding tot gevolg. Op het koolstofatoom ontstaat een elektronenarme plaats waarop gemakkelijk een nucleofiel deeltje kan aanvallen. Door nucleofiele substitutie wordt het X-atoom vervangen door een nucleofiel deeltje.
A Vorming van een alcohol met H-OH CH3-Br
Demonstratieproef
+
H-OH
CH3-OH
+
H-Br
Vorming van een alkanol uit een halogeenalkaan door reactie met OHBreng in een erlenmeyer of kolfje van 50 mL 20 druppels broomethaan (C 2H5Br) en 6 mL KOH-oplossing (KOH, opgelost in ethanol). Breng het mengsel op kooktemperatuur in een warmwaterbad. Decanteer de bovenstaande vloeistof af van de witte neerslag die ontstaan is. Los de neerslag op in water. Voeg enkele druppels van een 0,01 mol/L AgNO3-oplossing toe.
Vaststelling: Er ontstaat een lichtgele neerslag. Verklaring: Een lichtgele neerslag duidt hier op de vorming van de AgBr. Dit AgBr-neerslag toont aan dat Br--ionen aanwezig waren in de oplossing van de oorspronkelijke witte neerslag. Die kunnen enkel vrijgekomen zijn uit het broomethaan, dat met de OH --ionen van KOH een nucleofiele substitutiereactie heeft ondergaan.
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel...