Actualiteit-geschiedenis PDF

Title Actualiteit-geschiedenis
Author Kim Anwar
Course Geschiedenis & Actualiteit
Institution Hogeschool PXL
Pages 72
File Size 1.5 MB
File Type PDF
Total Downloads 2
Total Views 153

Summary

Samenvatting van het vak Actualiteit en Geschiedenis door dhr. De Vuyst PXL communicatiemanagement...


Description

Geschiedenis Inleiding Probleem van historische kennis FEIT Verleden = “wat geschied is” Bronnen KENNIS (van het verleden) Nu

hedendaagse blik: steeds nieuwe beelden, INTERPRETATIES

Absolute waarheid bestaat niet; waarheid willen weten is toch het doel

Doel van historische vorming 1. Kennis: context (verleden op zich kennen) 2. Reflectie: nadenken over maatschappelijke realiteit (heden begrijpen). Heden is afhankelijk van het verleden maar niet gedetermineerd: zoeken naar scharnierpunten in de geschiedenis 3. Attitude: bewustzijn  creëren van langetermijnperspectief

Waarom geschiedenis van de 19 e en 20 e eeuw? AMP (Algemeen Menselijk Patroon) van Jan Romein: EMP (Europees Menselijk Patroon) als afwijking  is model en norm geworden (‘successtory van het Westen’). Uitzondering, we kunnen makkelijk terugvallen naar het AMP. Breekt als eerste door in Amerika (Westers menselijk patroon) Basis/normale toestand is een dictatuur, wij leven in een uitzondering.

Specifieke problemen rond hedendaagse geschiedenis 1. Te veel bronnen Relevante informatie vinden Betrouwbaarheid? 2. Het verleden staat te dichtbij om grote lijnen te herkennen 3. Verleden en actualiteit worden vaak gebruikt/misbruikt

Xi Jinping = machtigste man van de wereld. Actualiteit & Geschiedenis

Pagina 1 van 72

Deel 1: Ideologieën Begripsomschrijving Een ideologie is een samenhangend normen- en waardenstelsel m.b.t. mens en samenleving waaruit opties of programma's voor politiek handelen en voor de inrichting van de samenleving resulteren. Ideologieën zijn een relatief modern verschijnsel. Velen ontstonden de laatste 200 jaar. Hun opkomst eind 18de, begin 19de eeuw hangt samen met: 1. De opkomst van de burgerij en haar groeiende betekenis in de politiek (emancipatie van de middenklasse t.o.v. Adel en clerus) 2. De politisering van de massa en de betekenis van de publieke opinie voor de politiek 3. De noodzaak voor politieke leiders om hun beleid te legitimeren t.o.v. hun achterban en om een achterban te verwerven door opkomst van het parlementarisme Vroeger waren er geen ideologieën omdat je de macht niet moest legitimeren. Je had vroeger macht omdat je vader ook macht had, het was door God bepaald. (Descending theory of power) Zoveel procent van de mensen heeft op mij gestemd. Je moet je macht kunnen verantwoorden. (Ascending theory of power) Het systeem is veel stabieler geworden door de ideologieën. Als je vroeger de leider zou doden dan is het probleem opgelost. Als je nu de leider doodt, wordt de persoon onder hem de nieuwe leider. In geval van Donald Trump: indien we Trump doden, zal de vicepresident leider worden. Deze is echter nog erger dan Trump. Droompunt verwezenlijken = het einde van de progressieve fase, van de ideologie. Daarna kom je in de conservatieve fase, en de droom neemt terug af. Ideologie is organisch = wordt geboren. Ideologie kan je niet doden, terroristen kan je doden maar HET TERRORISME blijft bestaan. Er is een verschil tussen godsdienst en ideologieën. Er is een link met godsdienst, maar een aanslag plegen is niet voor de godsdienst, het is politiek. Salafisme, jihadisme = ideologieën.

Binnen elke ideologie doen zich grote verschuivingen voor in de inhoud, een evolutie die parallel loopt met de veranderingen in de maatschappij. Dat wordt de " tragiek" van elke vernieuwingsbeweging genoemd: ze zal in toenemende mate resultaten boeken en haar oppositionele functie verliezen en meer "verrechtsen". Elke ideologie heeft een levensloop en elke ideologie eindigt conservatief. Tragiek is dat het een levensloop heeft, het wil behouden wat het heeft. Progressieven zijn links omdat zij verandering willen. Abortus was verboden, het toestaan van abortus. Linkse (progressieve partijen) zijn voor. Conservatieven zijn rechts, zij willen zaken behouden hoe ze waren. Huidige Belgische regering is rechts (conservatief, behouden). Links (progressief) = égalité = iedereen gelijk Rechts (conservatief) = liberté = vrijheid Fraternité = broederschap

Pagina 2 van 72

Actualiteit & Geschiedenis

Het liberalisme 2.1 De wortels van het liberalisme 2.1.1 Maatschappelijke context Het liberalisme wortelt in de Verlichting (17e eeuw): het geloof in  De mens als redelijk wezen  De "Vooruitgang"  Universele, voor alle mensen geldende rechten, dus in hun fundamentele gelijkheid  Individuele vrijheid als voorwaarde voor vooruitgang In een eerste fase verwierp het liberalisme de standenstaat en het goddelijk gelegitimeerd koningschap van het Ancien Régime. Ze pleitte daarentegen voor medezeggenschap en medeverantwoordelijkheid voor de burger in regeringszaken, wat later de eis tot stemrecht betekende. ALLERGROOTSTE TEGENSTELLING IN DE POLITIEK tot op de dag van vandaag = LIBERALISME CHRISTENDOM, daar tegen zet het liberalisme zich af. Tegen godsdienst omdat op basis hiervan veel georganiseerd werd. CHRISTENDOM Godsdienst

 

LIBERALISME Ideologie

Er is in Vlaanderen maar 1 Christelijke partij, CD&V. Liberalen overheersen, belangrijk. Liberale partij is defensief tegen de kerk. Andere partijen zijn voortgevloeid uit liberale partijen. Mens staat centraal. = liberalisme. Ziek zijn komt door bacteriën en het is geen straf van God. Het liberalisme ging terug op de ideeën van o.a. John Locke, Montesquieu, Rousseau en op de concrete voorbeelden van de Amerikaanse en de Franse Revolutie.

2.1.2 John Locke (1632-1704) Vader van het politiek liberalisme, omdat hij in zijn boek de contracttheorie beschrijft. Contracttheorie = stelt afspraken vast op een papier -> beide partijen zijn gebonden aan die afspraken. Hij past dat economisch contract toe op de politiek want dat bestond nog niet. Burger en iemand die macht heeft sluiten een contract af.

2.1.3 Montesquieu (1689-1755) Scheiding der machten (wetgevend, uitvoerende en rechterlijke macht). Minimum 3 mensen hebben de macht. De machten moeten samenwerken maar zijn wel gescheiden van elkaar.

2.1.4 Rousseau (1712-1778) Le contrat social = een vertegenwoordiging van het volk zal beslissen en die vertegenwoordigers kiezen het volk. De macht wordt gelegitimeerd omdat je kan afstraffen (volgende keer niet meer op die persoon stemmen). Verschil contract van John Locke = contract bouwt voort op dat van Locke. = GRONDWET = (op papier de regels waaraan iedereen zich moet houden, dit is het grote verschil met het AMP) Locke = politiek contract Rousseau = sociaal contract Actualiteit & Geschiedenis

Pagina 3 van 72

2.1.5 De Amerikaanse revolutie Amerika = eerste land ter wereld met een grondwet. Het meest politieke liberale land ter wereld. Daar worden de theorieën van Locke, Montesquieu & Rousseau in praktijk gebracht. Verkiezingen nodig om parlement te maken en zij stellen de wetten samen en ook de belangrijkste wetten (grondwet). Meest liberale land ter wereld = Amerika. Veel landen hebben zich gebaseerd op de Belgische grondwet. Belgische grondwet is gebaseerd op de wet van Rousseau. Voor de grondwet van Rousseau was er de grondwet van de USA. België heeft zijn grondwet sinds 1970 al 6 keer herschreven. Niet elk land in de wereld heeft een grondwet.

2.1.6 De Franse revolutie Begin: koning → gaan over naar liberalisme maar Napoleon was niet echt liberaal. Het was niet echt een geslaagde liberale revolutie Verkiezingen → parlement → grondwet De grondwet is nog steeds niet veranderd maar er zijn wel een aantal dingen aan toegevoegd. Je kan een grondwet wel aanpassen. Grondwet fungeert als een Bijbel. Het liberalisme is dus de basis van het Westen. 4 standentheorie: 1. Adel (deze hebben de macht) 2. Clerus 3. Burgerij (liberaal, hebben economische macht) 4. Arbeiders (socialisten) Boeren doen niet mee, ze zijn niet uit op politieke macht.

Onder koning Onder koning

2.2 De progressieve stroming (1815-1870) TEGEN Na de val van Napoleon (Waterloo, 1815) volgde er een compromis tussen het oude en het nieuwe bestel. Het liberalisme werd een dubbelreactie:  Tegen de radicaalgewelddadige methodes van de revolutie; er ontstond een afkeer van geweld. Geen geweld.  Tegen de restauratieve krachten. Terug naar het verleden willen.

VOOR Zo werd het liberalisme de politieke filosofie van de economisch krachtige en cultureel geëmancipeerde burgerij met als centrale programmapunten  Geschreven constituties, gebaseerd op het liberale mens- en wereldbeeld  Gekozen vertegenwoordiging  Economische vrijheid. In de eerste fase van de Industriële Revolutie ontstond er een nieuwe stand, de arbeidersklasse of het proletariaat. Hun belangen druisten regelrecht in tegen die van de burgerij. Rond die vierde stand ontstonden nieuwe ideologieën die radicaal in botsing kwamen met het liberalisme.

Pagina 4 van 72

Actualiteit & Geschiedenis

Het liberalisme  Liberté = vrijheid  Als iedereen vrij kan zijn dan zijn we niet gelijk  Zij leggen de focus op de vrijheid maar ook op een soort gelijkheid  Ze zijn alleen voor juridische gelijkheid = met zijn alle gelijk voor de wet  Iedereen heeft gelijke kansen Het socialisme  Feitelijke gelijkheid, niet alleen gelijkheid in rechten.  Als iedereen gelijk moet zijn dan ben je niet vrij  Komt vanuit het liberalisme (afscheuring), zorgt voor ruzie onderling. Dus ze worden antiliberaal. Het rijke westen (liberalen) moeten ook tolerant zijn, dat mensen dezelfde rechten opeisen, ook al zijn ze minder rijk.

2.3 Het liberalisme werd behoudender (1870-1945) Liberalen gaan samenwerken met Adel en Clerus tegen de socialisten. Al naargelang de tegenstellingen tussen de burgerij en de vierde stand groeiden de socialistische ideeën van economische gelijkheid en liquidatie van particulier bezit meer veld wonnen,  Werd de neiging van de liberalen groter om met de oude bovenlaag samen te werken  Werd hun afkeer van geweld groter  Werd het prestatiebeginsel (individuele verantwoordelijkheid voor succes en geluk) sterker benadrukt Het liberalisme werd behoudender en was niet langer een algemene emancipatiebeweging. Vanaf de 20ste eeuw verschrompelde het politiek liberalisme omdat hun politieke doelstellingen (liberale constitutionele staat en een neutrale staat) waren verwezenlijkt. Dit vertaalde zich in een sterke achteruitgang van de liberale partijen. Maar op economisch vlak blijft het liberalisme sterk staan. Staken in de 19e eeuw betekend: stakers mogen doodgeschoten worden, stakers steken de fabriek in brand en hangen de baas op. Ze kunnen daarna niet meer als loontrekkende aan de slag. Hierna overal algemeen stemrecht. In de 1e wereldoorlog breekt de Russische sociale klasse uit, het communisme ontstaat. 1918, wereldoorlog is gedaan en ze gaan naar de steden trekken om te vragen wat ze al lang willen. Dan zijn er een paar weken waarin er een dreiging is dat de arbeidersklasse macht neemt, dus ze krijgen hun stemrecht. Omdat het ernaar dreigde dat er een staatsgreep met geweld van de arbeiders ging komen. Daarom dat ze hun stemrecht kregen. De 1 e wereldoorlog is dus de breuk tussen klassenmaatschappij en socialisme. Tragedie van het socialisme is dat ze nu nog maar met heel erg kleine partijen zijn.

2.4 Het neoliberalisme (na 1945) Het neoliberalisme werd de ideologie van de economisch sterkere kringen en het bedrijfsleven. Het is geconcipieerd door vooral Amerikaanse economen. Hun belangrijkste programmapunt is de minimalisering van de rol van de overheid op economisch vlak en de maximalisering van de vrije markt. (Neo = nieuw) Focus is komen liggen op de economie.

Actualiteit & Geschiedenis

Pagina 5 van 72

Het socialisme = Tegen de kerk en tegen het liberalisme. Je gaat je inzetten voor mensen die weinig hebben, ze focussen op het materiële.

3.1 Wortels van het socialisme   

Verlichting: vooruitgangsgeloof, geloof in de mens als redelijk wezen Christelijke broederschap gedachte Franse revolutie: vooral de égalité; de liberalen willen enkel juridische gelijkheid (versus de standenstaat), de socialisten ook economische en sociale gelijkheid

3.2 Het vroeg-socialisme 3.2.1 Het vroeg-communisme    

Marx is niet de eerste die zegt dat we met geweld veranderingen gaan doorbrengen. Door een gewelddadige omwenteling moesten de bezitsverhoudingen veranderen Een revolutionaire dictatuur zou de collectivisatie van bezit bewerkstelligen Leeft in Italië en Frankrijk

3.2.2 Het anarchisme BELANGRIJKSTE VOOR MARX, bestaat nog altijd  Veel zwaarden dan het terrorisme nu  ministers, elite werden vaak aangevallen en vermoord  na WO1  arbeiders krijgen stemrecht  anarchisme stopt  Een vorm van socialisme. Anarchisten zijn nu veel anders dan vroeger.  Het historische anarchisme is gestopt met de eerste wereldoorlog maar het anarchisme is er nu nog. Wel in een andere vorm. Ze noemen zich anarchisten, maar het is niet meer hetzelfde. Kleine groep maakt de volgende analyse: het gezag is niet goed bezig, de arbeiders hebben niets → macht afstraffen: leider vermoorden. Hierna wordt de leider gewoon vervangen. Het probleem is niet opgelost.  Fundamentele individuele vrijheid, iedereen moet vrij over zichzelf kunnen beslissen.  Het is een vorm van terrorisme en hierdoor creëren ze angst. Ze komen vaak uit de arbeidersklasse Ze hebben het anarchisme niet verslagen → het is gestopt omdat het vanzelf is gestopt, het is dus militair niet verslagen. Er zijn geen aanslagen meer geweest. Terrorisme kan niet gestopt worden.  Waarom is het gestopt? In de begin 20ste eeuw krijgen de arbeiders een hoger loon, stemrecht, ze mogen staken, ze krijgen vakbonden. Door de catastrofe van de eerste wereldoorlog komt het communisme aan de macht en krijgen alle arbeiders alles te zeggen. De rijken hebben toegegeven aan de voorwaarden van de arbeidersklasse.

3.2.3 Saint-Simonisme Man van adel die zichzelf socialist noemt, is tegen de kerk en liberalisme, wilde de mensen met kennis de natie laten regeren (jurist  minister van justitie)  We gaan de politiek laten leiden door experten  ISIS is een nieuwe ideologie

3.3 Karl Marx (1818-1883) Pagina 6 van 72

Actualiteit & Geschiedenis

200 jaar geleden is Marx geboren.

3.3.1 Het historisch materialisme Karl Marx  Duitse grondlegger van het socialisme. (Materiële dingen)  De geschiedenis verloopt dialectisch: ze ontwikkelt zich via tegenstellingen; elke gebeurtenis is een these die dan een antithese uitlokt om er dan een synthese mee te vormen; deze synthese wordt dan opnieuw these die weer een antithese oproept ... In onze tijd: these = arbeid. Antithese = kapitaal 

De materiële onderbouw bepaalt de bovenbouw; deze materiële onderbouw is het productieproces en de productieverhoudingen (fundament van de maatschappij = de economie); de bovenbouw is de rest (sociale verhoudingen, politiek, wetgeving, juridische instellingen, cultuur, kunst, wetenschap, religie en filosofie).

Dialectiek is leer van de tegenstelling. Economie is de basis. Als je gaat stemmen dan stem je op de persoon die ervoor zorgt dat je je job kan houden. De productieverhoudingen bepalen volgens Marx het karakter van elk historisch tijdvak: oer gemeenschap, antieke slavernij, feodaal stelsel en kapitalisme. Marx onderscheidt telkens twee klassen: uitbuiters en zij die worden uitgebuit. De uitbuiters zijn de eigenaars van de productiemiddelen (kapitaal), de uitgebuitenen hebben enkel hun arbeid. Heel de geschiedenis is op die manier een geschiedenis van een klassenstrijd.

3.3.2 Das Kapital: analyse van het kapitalisme In het kapitalisme zijn er dus twee klassen: de kapitalisten en het proletariaat.  

    

Aanklacht van wat er misloopt in het kapitalisme De meerwaardetheorie, alles heeft een meerwaarde. Wie krijgt de meerwaarde? De kapitalist krijgt meer winst dan de arbeider. Dit is niet juist. Maar de kapitalist is verblind door de winst. Gecreëerd in een industriële omgeving Het leidt tot geweld In opstand komen → macht grijpen Tijdelijk een dictatuur Ontstaan van de klasseloze maatschappij waar iedereen gelijk is

3.3.3 Betekenis en kritiek  

 



Ontzaglijke historische nawerking: Marxistisch-Leninistische staten (Rusland, Cuba, OostEuropa,…). Marx' joodse afkomst zou later door nazisme tegen het communisme gebruikt worden: de 'uitvinder' van het communisme was een jood; samengaan van antisemitisme (=anti-jood) en anticommunisme. Marx beschreef vooral de bestaande wantoestanden binnen het kapitalisme en gaf maar zeer summier aan hoe de klasseloze maatschappij er moest uitzien. Hij geeft kritiek. Marx had de revolutionaire kracht van het proletariaat overschat (de arbeidersklasse zal geleidelijk aan verburgerlijken) en de kracht van het kapitalisme onderschat. Hij dacht dat de arbeiders in opstand zouden komen. Zijn voorspellingen kwamen niet uit omdat de arbeiders hun loon zagen stijgen. Hij verwachtte dat de revolutie zou uitbreken in Engeland en Duitsland, dat het meest geïndustrialiseerd was. Ze brak echter uit in Rusland, onder boeren. Binnen het socialisme ontstond er na WO I een scheuring:

Actualiteit & Geschiedenis

Pagina 7 van 72

Revisionisme, socialisme, sociaaldemocratie: Soort tactische variant met dezelfde doelstellingen (sociale en economische gelijkheid), maar te bereiken langs een andere weg; geen revolutie, maar wel geleidelijke hervormingen via parlementaire weg afdwingen; zo ontstond de integratie van de socialisten, wat soms zelfs een toetreding tot de regering betekende; wat door orthodoxen gezien werd als corruptie. Oneens met Marx. o (Orthodox) Marxisme, Leninisme, communisme: Gewelddadige omverwerping van de bestaande kapitalistische orde staat centraal; in de 20ste eeuw verder versplinterd: Maoïsme, Trotskisme, ... Eens met Marx. o

KERK

Liberalen

Ultramontanisme (Bestaat niet meer)

Liberaal-katholieken (bestaat niet)

Sociaal-katholicisme

Liberalen

Socialisten

Communisme

M

Sociaal democraten

L

De christelijke leerstelsels 4.1 Het ultramontanisme  





De geradicaliseerde: zitten met een letterlijke interpretatie van de Bijbel  Bijbel staat boven de grondwet, aanvaarden de spelregels niet. Bestaan nu niet meer. De ultramontanen waren sinds de late middeleeuwen verdedigers van de stelling dat de katholieke Kerk tegelijk op het burgerlijke en het godsdienstige vlak de leidende rol diende te vervullen. Vanaf de 18de eeuw werd ultramontanisme ruimer gehanteerd als een politiek en maatschappelijk begrip, vooral ter bestrijding van de Verlichting en het liberalisme. De beweging eiste een leidende rol op voor de Kerk, ten koste van de Staat. Het Belgisch ultramontanisme kende zijn hoogtepunt omstreeks 1870 in het spoor van het algemeen katholiek reveil. Het verloor zijn politieke betekenis nadat de kerkelijke overheid loyauteit tegenover het Belgisch regime verplicht had gesteld. Na WO I kende het een herleving in de Katholieke Actie

4.2 Het liberaal-katholicisme 



Belangrijk voor België, België heeft het gesticht. Aanvaarden de grondwet, scheiding der machten en kerken en staat. 1832: de paus was een wereldleider  het liberaal-katholicisme wordt verboden en valt dus weg. Voorlopig nog altijd niets. Aanvaard scheiding van kerk en staat, blijft binnen de kerk

4.3 Het christelijk socialisme Pagina 8 van 72

Actualiteit & Geschiedenis



 

Je zit bij de kerk maar zit ook in het socialisme. Binnen de kerk streven voor radicale gelijkheid voor iedereen. Bv: bevrijdingstheologie. (Bevrijdingstheologen: mensen die naar Leuven kwamen, een opleiding priester volgen en bevrijdingstheoloog worden. Daarna terug naar Latijns-Amerika en dan in Priesterkleed met een geweer in de hand tegen de indianen. Uiterst links van het liberaal-katholicisme en het ultramontanisme Deze strekking probeerde de gelo...


Similar Free PDFs