Autochtone rugmusculatuur PDF

Title Autochtone rugmusculatuur
Course Anatomie 1
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 6
File Size 661.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 3
Total Views 125

Summary

de autochtone rug musculatuur die is handig om te kennen ...


Description

Autochtone rugmusculatuur Alle spieren die door de rami dorsales van de ruggenmergzenuwen geïnerveerd worden  = m.erector spinea o

Naast de processi transversi liggen 2 overlangse bundels dat in de lendestreek het best ontwikkelt is. Ze liggen

o

on een osteofibreus kanaal, dat benig wordt gevormd door wervelbogen, processi costales en spinosi. Naar achter toe wordt het fibreus en naar lateraal begrenst doro de fascia thoracolumbales. De spier onderscheidt in: laterale (a), oppvervlakkigeen een mediale(b), diepere tractus a)

Loopt van de bekken tot aan het schedel  bestaat uit een lange spierelement  wordt verdeelt in een intertransversale en spinotransversale spiergroepen.

b) Bestaat uit een ‘recht systeem’ en een ‘schuin systeem’. Het rechte omvat spieren die in verticale richting lopen of tussen de doornuitsteeksels of tussen de doornuitsteeksels (interspinaal) of tussen dwarsuitsteeksels (intertransversaal). Het dwarse systeem bestaat uit korte spieren die dwars op de hoofdrichting van de ruimte lopen

Laterale baan (A-B) Intertransversale spieren o

o o

o

o

M. iliocostalis lumborum (1): gaat van het heiligbeen, crista alliacae en de fascia thoracolumbalis tot het processus costales van de lendewervels en de ribben van 6 tot 9. M. iliocostalis thoracis (2): gaat van het onderste 6 tot de bovenste ribben. M. iliocostalis cervicis (3): gaat van rib 6-3 tot de proc. Transversi C6-4 M. longissimus thoracis (4): ontspringt aan het os sacrum, proc. Spinosi onderste lendenwervels en proc. Transversi van onderste borstwervels tot het 1ste of 2de rib. Aanhechting: mediaal en lateraal. Mediaal aan aan proc. Accessorii (7) v/d lendenwervels en de proc. Transversi (8) v/d borstwervels, lateraal op de ribben, op de proc. Costales (9) v/d lendenwervels en aan het diepe blad van de fascia thoracolumbalis. M. longissimus cervicis (5): begint bij proc. Transversi van Th1-6 tot het tubercula posterior van de proc. Transversi van C2-5

o

M. longissimus capitis (6): begint bij proc. Transversi T3-5 en C4-7 tot proc.mastoideus (10).

Spinotransversale spieren o o

M. spenius cercicis (11): begint bij proc. Spinosi van Th3-6 met aanhechting op de prov. Transversi van C1-2. M. splenius capitis (12): begint bij proc. Spinosi van bovenste borstwervels (Th1-3) en onderste halswervels (C3-4) met aanhechting op proc. Mastoideus (10).

.

.

De werking van alle spieren vullen elkaar aan: o

Mm. Splenii:

-werken mee bij het draaien van de hoofd naar éen kant -fixatie v/d andere autochtone rugspieren

o

In de borst- en lendenstreek wordt de autochtone rugspieren door de fascia thoracolumbalis gefixeerd

Mediale baan (A-C) Het rechte systeem De mm. Interspinales  segmentaal aangelegd, aanwezig in hals- en lendenstreek, in de borststreek ontbreken ze (behalve in 1ste en 2de , 2de en 3de , 11de en 12de borstwervel en en tussen 12de borstwervel en 1ste lendenwervel)  verbindende naburige proc. Spinosi  aan elke kant 6 mm. Interspinales cervicis (1), 4 mm. Interspinales thoracis (2) en 5 mm. Interspinales lumborum (3) Lateraal v/d m. Interspinales  mm. Intertransversarii: o

o

M. intertransversarii cervicis (4): verbinden denaburige tubercula posteriora v/d proc. Transversii van C2-7 M. intertransversarii medialis lumborum (5): verbinden de processi mamillares resp. accessorii v/d naburige lendenwervels

De m. spinalis splits zich in een m. spinalis thoracis, cervicis en capitis: o o

M. spinalis thoracis (6): ontspringen aan de proc. Spinosi van L3 t.e.m. Th10 met aanhechting op de proc. Spinosi van Th8-2 M. spinalis cervicis (7): ontspringen aan de proc. Spinosi van Th2-C6 t.e.m. aan de prc. Spinosi van C4-2

Het schuine systeem De mm. Rotatores breves (8) et longi (cervicis), thoracis (9) (etlumborum)  voornamelijk in de borststreek aanwezig: Ontspringen aan de proc. Transversi en lopen naar de hoger gelegen proc. Spinosi. De m. multifidus (10) bestaat uit een talrijke kleine spierbundels en loopt v/h heiligbeen naar C2  krachtigst in de lendenstreek o

De afzonderlijke spierbundels ontspringen aan het oppervlakkige peesblad v/d m. longissimus, het dorsale vlak v/h heiligbeen , de proc. Mamillares v/d lendenwervels, de proc. Transversi van de borstwervels en de proc. Articulares van C7-4  spierbundels slaan 2 tot 4 wervels over en hechten aan de hoger gelegen proc. Spinosi.

De m. semispinales, opzij v/d m. multifidus gelegen, splitst zich in een borst-, hals- en hoofddeel: o o

De m. semispinalis thoracis et cervicis (11)(afgebeeld ): ontspringen aan proc. Transversi v/d bovenste 6 borstwervels tot de 4 onderste halswervels De m. semispinalis capitis (12): éen van sterkste nekspieren, ontspringen aan de proc. Transversi van Th4-7 en aan de gewrichtsuitsteeksels v/d onderste 5 halswervels  de aanhechting is tussen de linea nuchea superior en inferior

.

.

De spieren van het rechte systeem werken als ze aan beide zijden geprikkeld worden als strekkers; worden ze aan 1 kant geprikkeld zijn het zijbuigers. Figure 1: m. semispinalis cervicis

De spieren die tot het schuine systeem behoren, werken enerzijds als draaiers als ze aan éen zijde geprikkeld worden, anderzijds als strekkers als ze aan beide kanten geprikkeld worden.

Figure 3 m.intertransversarii medialis lumborum

Figure 2:m.splenius

Figure 4:m. longissimus capitis

Figure 5:m. iliocostalis

Figure 6: m. multifidus

Figure 7: m.interspinal

Figure 8:musculus rotatores brevis et longi

Korte nekspieren  De gepaarde korte nekspieren: de m. rectus capitis posterior minor, de m. rectus capitis superior en de m. obliquus capitis inferior behoren tot de autochtone rugmusculatuur. Met uitzondering op de m. obliquus capitis inferior die behoren ze tot het rechte systeem. De beide mm. Recti ontstaan uit de mm. Interspinales , de m. obliquus capitis superior uit de m. intertransversarius.  De andere 2 korte nekspieren, de m. rectus capitis laterales et anterior, behoren niet tot de autochtone rugspieren. De m. rectus capitis lateralis behoort tot de binnengedrongen ventrolaterale lichaamswandmusculatuur. De m. rectus capitis posterior minor (1): ontspringt aan het tuberculum posterior atlantisch en klimt waaiervormig omhoog. Hij inseert in de mediale streek v/d linea nuchae inferior (in de laterale streek wordt hij bedekt door de m. rectus capitis posterior major. De m. rectus capitis posterior major (2): heeft zijn oorsprong aan het proc. Spinosus van C2 met aanhechting aan de linea nuchae inferior lateraal v/d m. rectus capitis posterior minor  de spier wordt breder naarmate de aanhechting. De m. ibliquus capitis superior (3): ontspringt aan de proc. Transversus atlantisch. Hij is aan het achterhoofdsbeen (Os occipital).

De m. obliquus cqpitis inferior (4): loopt v/d doornuitsteeksels v/d 2de halswervel naar de proc. Transversus atlantisch. .

.

Alle korte korte nekspieren werken op de hoofdgewrichten. Bij tweezijdige prikkeling buigen zowel de rechte als de schuine spieren het hoofd naar achter. Bij eenzijdige prikkeling kan de m. obliquus capitis superior het hoofd opzij buigen. Een zijdelingse draaiing v/h hoofd wordt bereikt met de hulp v/d m. rectus capitis posterior major en de m. obliquus capitis inferior....


Similar Free PDFs