Bedrijfsbeheer P2/P4 PDF

Title Bedrijfsbeheer P2/P4
Course Bedrijfsbeheer
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 18
File Size 998.6 KB
File Type PDF
Total Views 160

Summary

Samenvatting van deel 2 +3 +4 van bedrijfsbeheer gezien in P2. ...


Description

Bedrijfsbeheer P2 Deel 2 financiële analyse Uitgebreide vaste activa (UVA)= oprichtingskosten + vaste activa uit de wettelijke balans + Vorderingen > 1 jaar (29) Beperkt vlottende activa (BVL.A) = vlottende activa uit de wettelijke balans – vorderingen > 1 jaar Eigen vermogen = EV Vreemd vermogen op lange termijn (VVLT) = schulden > 1 jaar + voorzieningen en uitgestelde belastingen. Vreemd vermogen op korte termijn (VVKT) = schulden < 1 jaar + overlopende rekeningen. Eigen vermogen + vreemd vermogen op lange termijn = permanent vermogen. Gouden balans: 1/3 EV, 1/3 VVLT, 1/3 VVKT

GAAP: Generally accepted accounting principles EBT: earnings before taxes (R)EBIT: (recurring) earnings before interests and taxes (R ) EBITDA: (recurring) earnings before interests, taxes, depreciations and amortizations. NOPAT: Bedrijfsresultaat na belastingen EBT: netto resultaat van het boekjaar voor belastingen. (R )EBIT: (recurrente) nettoresultaat van het boekjaar voor belasting en voor financiële kosten en opbrengsten. Dus het bedrijfsresultaat voor belastingen. (R )EBITDA: (recurrente) nettoresultaat van het boekjaar voor belasting voor financiële kosten en opbrengsten, en voor niet-kaskosten en -opbrengsten. Bedrijfswinst, bedrijfsverlies +/- belastingen NOPAT: bedrijfsresultaat na belastingen EBT: nettoresultaat vh bj voor belastingen. + financiële kosten van het vreemd vermogen EBIT: bedrijfsresultaat voor belastignen + toevoeging van afschrijvingen + toevoeging van waardeverminderingen + toevoeging van voorzieningen - Terugneming van afschrijvingen - Terugneming van waardeverminderingen - Terugneming van voorzieningen EBITDA: bedrijfsresultaat voor belastingen en voor NKK en NKO.

Nina Bogaerts

FVE101

1

Horizontale analyse In absolute cijfer: cijfer jaar x – cijfer basisjaar In tijdsindex (relatieve cijfers): cijfer jaar x/ cijfer basisjaar *100 Op basis van procentuele veranderingen: (cijfer jaar x- cijfer basisjaar)/cijfer basisjaar*100

Verticale analyse Of structuuranalyse genoemd. Balansrubrieken worden uitgedrukt in verhouding tot het balanstotaal dat gelijk wordt gesteld aan 100%. De verschillende rubrieken van de resultatenrekening worden uitgedrukt in verhouding tot de totale bedrijfsopbrengsten. Dus je neemt wat je wilt bekijken en deelt dit door het balanstotaal of door de bedrijfsopbrengsten en dan * 100.

Ratioanalyse 1. 2. 3. 4.

Liquiditeit Solvabiliteit Rendabiliteit Toegevoegde waarde

Kwartielen: - Q1: 75% van de ondernemingen hebben een ratiowaarde die groter is of gelijk aan deze waarde - Q2: 50% van de ondernemingen hebben een ratiowaarde die groter is of gelijk aan deze waarde - Q3: 25% van de ondernemingen hebben een ratiowaarde die groter is of gelijk aan deze waarde

Liquiditeit Analyse van de liquiditeit laat toe na te gaan in welke mate de onderneming in staat is haar verplichtingen op korte termijn na te komen door middel van beperkt vlottende activa. - Netto bedrijfskapitaal - Current ratio - Acid ratio - Liquiditeit van voorraden - Liquiditeit van handelsvorderingen - Liquiditeit van hanselsschulden

Nina Bogaerts

FVE101

2

Netto bedrijfskapitaal

Het NBK is het gedeelte van de langlopende financieringsmiddelen dat niet aangewend wordt voor de financiering van vastgelegde activa. We kunnen een lange- en korte termijn definitie hanteren: NBK = EV + VVLT – UVA NBK= BVL.A – VVKT Het is de mate waarin het bedrijf beschikt over een ‘buffer’ aan kortlopende circulerende middelen om aan zijn kortlopende schulden te voldoen. NBK moet in principe > 0, omdat geïmmobiliseerd activa bestandsdelen gefinancierd moeten worden met vermogen dat lange tijd ter beschikking staat. Liquiditeit in de ruime zin of de current ratio Beperkt vlottende activa/vreemd vermogen op korte termijn Hoe hoger de waarde van de liquiditeitsratio hoe meer activa aanwezig zijn die op korte termijn kunnen worden omgezet in beschikbare middelen om de verplichtingen op korte termijn na te kunnen komen. Algemene norm: current ratio in principe >1 Acid ratio of zuurteproef of quick ratio Liquiditeit in de enge zin: de acid/quick ratio Beperkt vlottende activa – voorraad – overlopende activa Vreemd vermogen op korte termijn – overlopende passiva Of Vorderingen op < 1 jaar + geldbeleggingen en liquide middelen Schulden op korte termijn Liquiditeit van de voorraden Hoe sneller de voorraad kan worden verkocht, hoe liquider de voorraad. De voorraadrotatie van aangekochte voorraad: Aankoopkosten van de verkochte goederen/voorraad Gemiddeld aantal dagen voorraad: 365/voorraadrotatie Liquiditeit van de handelsvorderingen Rotatie van de handelsvorderingen: Omzet + andere recurrente bedrijfsopbrengsten + btw (VK) Klantenvorderingen Nina Bogaerts

FVE101

3

Aantal dagen klantenkrediet: Klantenvorderingen Omzet + andere recurrente bedrijfsopbrengsten + btw (VK)

* 365

Rotatie van de handelsvorderingen geeft weer hoeveel keer per jaar gemiddeld de handelsvorderingen geïnd worden. Klantenvorderingen geeft weer hoe lang klanten betalingsuitstel nemen. Liquiditeit van de handelsschulden Rotatie van de handelsschulden Aankooppisten van de aangekochte goederen, DDG en btw (AK) Handelsschulden < 1 jaar Aantal dagen leverancierskrediet: Handelsschulden Voorraadwaarde ?-> Resultaat ? Full costing: Waarde van de gefabriceerde eenheden: 1.000 + (100 X 15) = 2.500 (25 euro per eenheid) Voorraadwaarde = 2.500 Resultaat=0 Direct costing: 1000 euro wordt ten laste gelegd van het resultaat. Waarde van de gefabriceerde eenheden: 100 X 15 = 1.500 (15 euro per eenheid) Voorraadwaarde = 1.500 Resultaat = -1.000 Full costing: De vaste fabricagekosten worden verdeeld over de geproduceerde eenheden.  EV afgewerkt product: waardering volgens full cost (variabele en vaste fabricagekostprijs).  Kostprijsinformatie m.b.t. lange termijnbeslissingen. Direct costing: De vaste fabricagekosten zijn onmiddellijk ten laste van het resultaat van de bepaalde periode.  EV afgewerkt product: waardering op basis van variabele fabricagekostprijs  kostprijsinformatie m.b.t. korte termijnbeslissingen

Nina Bogaerts

FVE101

11

Break-even analyse Hoeveel eenheden moeten we minstens verkopen opdat de kosten gelijk zouden zijn aan de opbrengsten? 

M.a.w. vanaf welke afzethoeveelheid kan er winst gemaakt worden?

Het break-evenpunt of kritisch punt is de afzethoeveelheid die bereikt moet worden om alle kosten (vast en variabel) te dekken. 



De afzethoeveelheid waarbij de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten. De afzethoeveelheid waarbij winst noch verlies gemaakt wordt.

Speciale orders Voorwaarden: 1. Overcapaciteit of onderbezetting. Gewone orders krijgen eerst voorrang. Is er dan nog overcapaciteit, kunnen speciale orders worden aanvaard. (binnen de bestaande grenzen van FK) 2. Eénmalig order. Speciale orders kunnen enkel aanvaard worden als er voldoende gewone orders zijn om de FK te dragen. (opletten voor neerwaartse prijsspiraal) 3. Gescheiden markten. Indien speciale orders op dezelfde markt komen als gewone orders, zal niemand de goederen aan de ‘gewone’ prijs willen kopen. verkoopprijs > integrale kostprijs  order aanvaarden verkoopprijs < variabele kosten  order niet aanvaarden variabele kosten < verkoopprijs < integrale kostprijs  verder onderzoeken

Nina Bogaerts

FVE101

12

Make or buy Niet-financiële beslissingscriteria  TO BUY – voorbeelden: gebrek aan technische expertise, capaciteit,...  TO MAKE – voorbeelden: versterking van focus op eigenfabricage, directe controle over het gemaakte product, kwaliteit(-controle),... Financiële beslissingscriteria  Gebaseerd op winstmaximalisatie Voor een make or buy beslissing dienen we te kijken naar de marginale of differentiële kosten (en opbrengsten). M.a.w. welke bijkomende kosten (en opbrengsten) worden veroorzaakt door dit order of deze beslissing? Alle kosten die reeds gedekt worden via de normale afzet worden buiten beschouwing gelaten. Let op: differentiële kosten ≠ variabele FKP Variabele FKP omvat enkel de variabele kosten van 1 bijkomende eenheid

Activity Based Costing ABC is een cost accounting methode waarbij een oorzaak-gevolg relatie gelegd wordt bij de toewijzing van de indirecte kosten.  Wat is de kostprijs van onze activiteiten?  Welke activiteiten moeten uitgevoerd worden voor elk gedefinieerd kostobject? Allocatiesleutels Onderhoudsploeg: aantal machine-minuten Afschrijvingen assemblagelijn: aantal machineminuten Beheerskosten: aantal minuten directe arbeid Verkoopkosten: aantal verkochte eenheden Activity Based Costing, wanneer aangewezen? 1. Wanneer het aandeel van overheadkosten hoog is. 2. Wanneer kosteninformatie vereist is over de processen en activiteiten in de waardeketen. 3. In complexe omgevingen waarin de onderneming gedetailleerde kostprijsinformatie nodig heeft voor een gezond beleid. Methodologie:  Groepering van de resources (kosten) in resource pools (kostengroepen).  Toewijzen van de resource pools aan de activiteiten op basis van de gedefinieerde resource drivers.  Toewijzen van de kost aan de activiteiten aan de kostobjecten op basis van de gedefinieerde activity drivers.

Nina Bogaerts

FVE101

13

Deel 4 Bedrijfsvoering MIJN EIGEN ZAAK 1. Wat is het startkompas? Een schema zodat je ziet waar je staat. Een korte vragenlijst waarin je kan zien op eerste zicht hoe je concept ervoor staat. Heb je genoeg financiële middelen, commercieel plan, marges, risicograad van de onderneming. 2. -

Geef de 5 bouwstenen van het startkompas. Projectvoorstelling Omgevingsanalyse Commercieel plan Organisatieplan Financieel luik (investeringen, financieringen, vaste kosten, marges, doodpuntomzet)

3. Wie kan een onderneming starten? Je moet meerderjarig zijn. (+ 18) Je burgerrechten moeten nog intact zijn je mag dus geen beroepsverbod hebben. Je moet handelingsbekwaam zijn. Je moet een burger zijn van de Europese Economische Ruimte, je moet een verblijfsvergunning hebben en in bezit zijn van een beroepskaart. 4. Wat is het verschil tussen het uitoefenen van een activiteit in hoofd- versus in bijberoep als een loontrekkende? Bijberoep: Je bent werknemer. Om over een bijberoep te kunnen spreken, dient aan de volgende voorwaarden voldaan te zijn: 

Als loontrekkende moet je job minstens de helft bedragen van een voltijdse job in de onderneming of de sector,

Nina Bogaerts

FVE101

14

 

In het onderwijs dient je betrekking als statutair lesgevend personeel minstens 6/10 en als contractueel lesgevend personeel minstens 5/10 van een volledig uurrooster te bedragen, Als ambtenaar dient het gepresteerde werkrooster minstens overeen te komen met een parttime job. Een voltijdse betrekking voor een ambtenaar loopt over minimaal 8 maanden of 200 dagen per jaar.

Je bent werkloos Als werkloze kan je tijdens je werkloosheid een bijkomstige zelfstandige activiteit uitoefenen en daarbij je recht op uitkeringen behouden tijdens een periode van maximaal twaalf maanden. Dit voordeel heet ‘Springplank naar zelfstandige’, de voorwaarden zijn: 





de werkloze moet de uitoefening van de bijkomstige activiteit aangeven en het voordeel ‘Springplank naar zelfstandige’ aanvragen bij zijn eerste uitkeringsaanvraag of voorafgaand aan de uitoefening van de activiteit; de activiteit mag niet zijn uitgeoefend als hoofdberoep tijdens de laatste zes jaar; de werkloosheid is niet het gevolg van de stopzetting of van de vermindering van de arbeid in loondienst met het oog op het verkrijgen van dit voordeel; de activiteit mag niet in onder aanneming worden gegeven aan derden.

5. Wat houdt een financieel plan in? Een financieel plan geeft een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de eerste twee of drie jaren en hieruit moet blijken dat de vennootschap over voldoende middelen beschikt om minstens twee jaar levensvatbaar te zijn. Hoe het financieel plan er concreet moet uitzien is niet wettelijk bepaald. Het is tevens een instrument om externe kapitaalverschaffers ervan te overtuigen dat je onderneming een goed project is om in te investeren. De beperkte aansprakelijkheid van de vennoten geldt niet in volgende gevallen: 



wanneer de nv, bvba, cvba of comm. va binnen de drie jaar na haar oprichting failliet gaat en de vennootschap over onvoldoende kapitaal beschikte voor de normale uitoefening van haar activiteit gedurende minstens twee jaar. Dit tekort aan startkapitaal zal dan blijken uit het financieel plan. Dit financieel plan wordt overhandigd aan de rechtbank ingeval van een faillissement in de eerste drie jaar na oprichting; bij daden van wanbeheer

6. Geef 4 voor- en nadelen die spelen bij de keuze tussen een vennootschap en een eenmanszaak. Eenmanszaak Voordelen: geen minimumkapitaal, geen bankattest, geen financieel plan en geen oprichtingsakte vereist; beslissingsmacht, werking en winst berusten bij één persoon; minder boekhoudkundige en administratieve verplichtingen dan bij een vennootschap en dus lagere beheerskosten.

Nina Bogaerts

Vennootschap Voordelen: beperkte financiële risico’s voor sommige vennootschappen: er is een duidelijke scheiding tussen het privé- en het bedrijfsvermogen en een beperkte aansprakelijkheid (in principe ten belope van de eigen kapitaalsinbreng); de financiële middelen kunnen worden samengebracht door meerdere personen; manier om samenwerking met partners te regelen; onbeperkte bestaansduur: het is niet

FVE101

15

Nadelen: grote financiële risico’s: geen scheiding tussen het privé- en het bedrijfsvermogen, dus onbeperkte aansprakelijkheid van de zaakvoerder; de zelfstandige kan evenwel via de notaris zijn privé-woning onvatbaar voor beslag laten verklaren; de ondernemer zoekt zelf financiële middelen (eigen geld, geleend geld, ...) om zijn investeringen te financieren; beperkte bestaansduur: problemen op het vlak van opvolging van de eigenaar in geval van ziekte en/of overlijden; de personenbelasting kent doorgaans hogere tarieven dan de vennootschapsbelasting

7. -

I. II. III. IV. V. VI.

omdat een bestuurder of vennoot wegvalt, dat de vennootschap ophoudt te bestaan Nadelen: voor sommige vennootschapsvormen is een minimumkapitaal en een financieel plan vereist; beslissingsmacht, werking en winst moeten over meerdere personen worden verdeeld; meer boekhoudkundige en administratieve verplichtingen dan bij een eenmanszaak en dus ook meer kosten (vennootschapsbijdrage, publicatiekost, notariskost, …); oprichtersaansprakelijkheid: onbeperkte aansprakelijkheid bij een faillissement in de eerste drie jaar na de oprichting. Deze oprichtersaansprakelijkheid kan ingeroepen worden wanneer er fraude werd gepleegd of indien er wordt bewezen dat het beginkapitaal ontoereikend was voor de levensvatbaarheid van de onderneming,

Welke vennootschapsvormen zijn er? Naamloze vennootschap (nv) Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bvba) Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (cvba) Coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid (cvoa) Vennootschap onder firma (vof) Commanditaire vennootschap (comm.v) Commanditaire vennootschap op aandelen (comm.va) Starters besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (S-bvba)

8. Welke 6 hoofdstappen moet je doorlopen bij de start van je eigen zaak (stappenplan)? Open een zichtrekening Richt een vennootschap op Vraag een ondernemingsnummer aan Activeer je btw-nummer Sluit aan bij een sociaal verzekeringsfonds Sluit aan bij een ziekenfonds

9. Waarvoor dient een bankattest? Bij de oprichting van een vennootschap waarbij een zeker minimumkapitaal moet volgestort zijn voor de oprichting (nv, (e)bvba, cvba, comm. va), moet een bankattest aangevraagd worden. Dit is een attest waarin de financiële instelling bevestigt dat het oprichtingskapitaal gestort werd op een zichtrekening op naam van de vennootschap. 10. Wat zijn de 7 zaken die je in orde moet brengen voor de oprichting van een vennootschap (2e stap in het stappenplan)? Nina Bogaerts

FVE101

16

-

Stel een financieel plan op Vraag een bankattest aan Stel de statuten op Stel een oprichtingsakte op Registreer de oprichtingsakte Oprichtingsakte openbaar Leg vennootschapsregister aan E-depot

11. Bij welke instantie vraag je een ondernemingsnummer aan? Welke documenten moet je kunnen voorleggen in het ondernemingsloket? Om een handels- of ambachtsactiviteit uit te oefenen moet je je inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Hiervoor wend je je tot een ondernemingsloket naar keuze. Dit loket verifieert of de onderneming voldoet aan de gestelde vereisten en voert de gegevens in de KBO in. Welke documenten moet je voorleggen in een ondernemingsloket?     

identiteitskaart (naam, voornaam, rijksregisternummer aanvrager); bankrekeningnummer; bewijzen kennis van het bedrijfsbeheer (tot 1 september 2018) en/of beroepskennis van de zaakvoerder of aangestelde; indien nodig bijzondere vergunningen; voor vennootschappen: uittreksel van de statuten en attest inzake beheermandaat.

12. Wanneer ben je btw-plichtig? Iedereen die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig goederen levert of diensten verricht die in het btw-wetboek zijn opgenomen, is btw-plichtig. Het maakt niet uit of dit gebeurt in hoofd- of bijberoep, met of zonder winstoogmerk. Het normaal btw-tarief bedraagt 21%. Bepaalde activiteiten vallen onder lagere tarieven: 6% en 12%. Je ondernemingsnummer dient door de btw-administratie van je regio geactiveerd te worden. Dit kan zowel fysiek als elektronisch (tegen betaling via het ondernemingsloket) gebeuren.

13. Binnen welke termijn moet je je als zelfstandige aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds?

Nina Bogaerts

FVE101

17

Ten vroegste 6 maanden voor het begin van de activiteit en ten laatste bij de start moet elke zelfstandige, bestuurder, zaakvoerder, werkende vennoot, vennootschap, … zich aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds naar keuze of bij de Nationale Hulpkas voor Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen. De bijdrageplicht begint vanaf de eerste dag van het kwartaal waarin de zelfstandige zich vestigt. 14. Op basis waarvan worden de kwartaalbijdragen berekend die een zelfstandige moet betalen aan het sociaalverzekeringsfonds? Als beginnende zelfstandige wordt de kwartaalbijdrage berekend op het wettelijk vastgesteld minimuminkomen van €13.550,50. Dit betekent een kwartaalbijdrage van €694,46 excl. beheerskosten. Als gedurende dit eerste jaar als zelfstandige blijkt dat je inkomen hoger zal zijn, dan kan je gedurende dit jaar bijbetalen, dit om navordering te vermijden (via het formulier ‘Verhoging van inkomsten’). Als gevestigde zelfstandige kan het natuurlijk zijn dat het bedrag van je beroepsinkomsten van drie jaar geleden niet overeenstemt met je huidige beroepsinkomsten. Daarom moet je op basis van het vervaldagbericht een inschatting maken van je huidige inkomsten als zelfstandige. Die vergelijk je met je inkomsten van drie jaar voordien.

15. -

Welke 4 stappen moet je uitvoeren na de start van je eigen zaak (stappenplan)? Sluit de verzekering af Voer een heldere boekhouding Betaal belastingen Maak gebruik van het register van vervangende ondernemers

16. Wat wordt verstaan onder voorafbetalingen? Zowel zelfstandigen als vennootschappen moeten voorafbetalingen doen, gebaseerd op de vermoedelijke winsten van het lopende jaar. Indien dit niet gebeurt worden belastingvermeerderingen aangerekend. De stortingen zouden de belastingen van het lopende belastbare tijdperk ongeveer moeten dekken. De vervaldata zijn: 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december. Als je voor de eerste maal een zelfsta...


Similar Free PDFs