Bedrijfsbeleid PDF

Title Bedrijfsbeleid
Course Bedrijfsbeleid in het toerisme 1
Institution Hogeschool PXL
Pages 19
File Size 510.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 302
Total Views 1,013

Summary

Warning: TT: undefined function: 22 Warning: TT: undefined function: 22Bedrijfsbeleid1 Het economisch principe Het economisch principe = Wegens schaarste en met een minimale inspanning zoveel mogelijk behoeftes bevredigen  Bedrijfseconomie = Zoveel mogelijk winst maken met de beschikbare productie...


Description

Bedrijfsbeleid 1 Het economisch principe  

Het economisch principe = Wegens schaarste en met een minimale inspanning zoveel mogelijk behoeftes bevredigen Bedrijfseconomie = Zoveel mogelijk winst maken met de beschikbare productiefactoren

2 Kostenbegrippen en kostentermen 2.1 Kosten 

 

Kosten = De in geldwaarde uitgedrukte productiemiddelen die een onderneming gebruikt in het productieproces  Verwijzen naar de middelen die doelmatig worden ingezet in een onderneming Kostprijs = De som van alle kosten die gemaakt moeten worden voor het produceren van één product Standaardkostprijsberekening = De som van de noodzakelijke of toegestane kosten per eenheid product

Indeling van de kosten Indeling naar kostensoort

Gevoeligheid van de bedrijfsdrukte

Naarmate van bewijsbaarheid

•We kijken welke productiefactoren de kost veroorzaakt •Voorbeeld •Machines •Arbeid •Loon

•Vaste of constante kosten (= capaciteitskosten) •Blijven binnen bepaalde tijdsperiode onveranderd •Variabele kosten •Stijgt of daalt naargelang de omzet stijgt of daalt

•Directe kosten •Kost die hoort bij één reis •Indirecte kosten (= overheadkosten) •Moet verdeeld worden over alle reizen

Naargelang de afdeling waar ze ontstaat •Afdeling verkoop •Afdeling marketing •Afdeling boekhouding

2.2 Kostensoorten: Indeling van de kosten naar soort – Welke productiefactor is de oorzaak van welke kost Kosten van grond- en hulpstoffen •Waarde wordt bepaald door de aankoopprijs + voorradkost •Niet belangrijk in toerisme •Wel in horeca

Personeelskost •Brutoloon + Patronale bijdragen (sociale lasten) + overige vergoedingen •Dit zijn de hoogste kosten

Kosten van diensten van derden •UItbesteden diensten zoals het schoonmaken van het hotel •De commissie voor een reisbureau

Intresten •Twee financieringsbronnen •Eigen vermogen (EV) •Vreemd vermogen VV) •Dit is via een lening of krediet → Intrestkosten

Kosten van de grond •Als delfplaats •Na een tijd: waardevermindering → Grond afschrijven •Als vestigingsplaats •Niet afschrijven •Huur je de grond → Huurkosten

Belastingen •Personenbelasting •Vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting: Belasting die men betaalt als men winst heeft •Men weet niet vooraf of men belastingen moet betalen

Afschrijvingskosten •Afschrijven per periode •𝐵𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔𝑣𝑎𝑛𝑎𝑓𝑠𝑐ℎ𝑟𝑖𝑗𝑣𝑖𝑛𝑔 = 𝑎𝑎𝑛𝑘𝑜𝑜𝑝𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠−𝑟𝑒𝑠𝑡𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑙𝑒𝑣𝑒𝑛𝑠𝑑𝑢𝑢𝑟 •Lineair afschrijven = Elk jaar hetzelfde bedrag afschrijven •In toerisme •Degressief afschrijven = In het begin meer en op het einde minder afschrijven •Slijtage kan technisch of economisch zijn •Economische levensduur = De tijdsduur die economisch verantwoord is om een duurzaam productiemiddel te gebruiken •Wij nemen als criticum hun punt waar de kostprijs het laagste is •Technische levensduur = De tijdsduur die een duurzaam productiemiddel in staat is om te produceren

2.2.1 Opgaven afschrijving 1. 40 bungalows die elke een investering van €60 000 eisen. De economische levensduur bedraagt 10 jaar. De restwaarde na het verstrijken van deze periode bedraagt €10 000 per bungalow. Bereken de jaarlijkse afschrijving van de bungalows Stap 1: De totale investering (Aankoopprijs) 40 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 × €60 000 =€2 400 000

Stap 3: De jaarlijkse afschrijving 40 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 × €10 000 €2 400 000−€400 000 =€400 000 10 𝑗𝑎𝑎𝑟 =€200 000 2. Een touroperator heeft een bezorgbusje gekocht voor €60 000. Per jaar wordt er 30 000km gereden. De restwaarde van het busje na 1, 2, 3 en 4 jaar bedraagt respectievelijk €40 000, €30 000, €20 000 en €5 000. De complementaire kosten bedragen respectievelijk €40 000, €8 000, €11 000 en €20 000 hoger. Bereken de economische levensduur Gebruiksduur of levensduur Afschrijving

Complementaire kosten

Totale kosten

Aantal km Kostprijs per km

Stap 2: De totale restwaarde

1 jaar €60 000 −€40 000 =€20 000 €40 000

€20 000 +€40 000 =€60 000 30 000km €60 000 30 000𝑘𝑚 =€2/𝑘𝑚

2 jaren €60 000 −€30 000 =€30 000 €40 000 +€40 000 +€8 000 =€88 000 €30 000 +€88 000 =€118 000 60 000km €118 000 60 000𝑘𝑚 =€1,97/𝑘𝑚

3 jaren

4 jaren

€60 000 −€20 000 =€40 000 €40 000 + €48 000 + €51 000 = €139 000

€60 000 −€5 000 =€55 000 €40 000 +€48 000 +€51 000 +€60 000 =€199 000 €55 000 +€199 000 =€254 000 120 000km €254 000 120 000𝑘𝑚 =€2,12/𝑘𝑚

€40 000 +€139 000 =€179 000 90 000km €179 000 90 000𝑘𝑚 =€1,99/𝑘𝑚

2.3 Vaste en variabele kosten Vaste kosten  Zijn niet onderhevig aan afzetstijging of afzetdaling  Geldt slechts zolang er geen nieuwe investeringen zijn  De totale constante kosten dalen per eenheid

Variabele kosten  Zijn afhankelijk van de afzet  Een stijging van de productie verhoogt de totale variabele kosten  Als de onderneming niks produceert blijven de totale variabel kosten nul  Proportioneel variabel = Als de bezetting of productie verdubbelt, verdubbelen ook de variabele kosten  Progressief variabele kosten = Een meer dan proportionele relatie tussen bezetting en de variabele kosten  Aantal bezoekers verdubbelt = Kosten verdubbelen in totaal meer  Degressief variabele kosten = Een minder dan proportionele relatie tussen bezetting en de variabele kosten  Aantal bezoekers verdubbeld = Kosten stijgen minder dan 2x  Sommige kosten zijn zowel variabel als vast  Abonnementskosten: Vast + voor sommige gesprekken moet je bijbetalen (variabel)  De verhouding tussen de totale constante kosten en de totale variabele kosten bepaalt voor een belangrijk deel het financiële risico van een bedrijf  Totale constante kosten = Alle constante kosten bij elkaar opgeteld  Totale variabele kosten = Alle variabele kosten bij elkaar opgeteld  Totale kosten = Totale constante kosten + totale variabele kosten  Als constante kosten een groter gedeelte van de totale kosten gaan uitmaken, dan worden de zaken riskanter  In een periode waarin dalende verkopen voorzien worden, zal men proberen de vaste kosten zoveel mogelijk te vermijden, door bijvoorbeeld tijdelijke krachten via uitzendbureaus aan te trekken

2.3.1 Oefeningen vaste en variabele kosten 1. Twee bungalowparken A en B bezitten beide 30 bungalows en hebben afgelopen jaar ieder 1 000 bungalows gedurende een week verhuur. De prijs per bungalow per week bedraagt €600  Park A heeft €300 000 aan vaste kosten en €100 per bungalow per week aan variabele kosten  Park B heeft €150 000 aan vaste kosten en €250 per bungalow per week aan variabele kosten Zij hopen voor volgend jaar 800 bungalows per week te verhuren. • Bereken voor A en B het jaarresultaat van afgelopen jaar • Bereken het te verwachten resultaat voor volgend jaar • Waardoor wordt het verschil veroorzaakt?

Jaarresultaten voor afgelopen jaar Totale omzet €600 × 1 000 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 =€600 000

Totale omzet €600 ×1 000 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 =€600 000

Totale constante kosten €300 000

Totale constante kosten €150 000

Park A Totale variabele kosten €100 ×1 000 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 =€100 000 Park B Totale variabele kosten €250 ×1 000 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 =€250 000

Totaal jaarresultaat €600 000 −€300 000 −€100 000 =€200 000 Totaal jaarresultaat €600 000 −€150 000 −€250 000 =€200 000

Te verwachten resultaat voor volgend jaar Totale omzet €600 × 800 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 =€480 000

Totale omzet €600 × 800 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 =€480 000

Totale constante kosten €300 000

Totale constante kosten €150 000

Park A Totale variabele kosten €100 × 800 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 =€80 000 Park B Totale variabele kosten €250 × 800 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 =€200 000

Totaal jaarresultaat €480 000 −€300 000 −€80 000 =€100 000 Totaal jaarresultaat €480 000 −€150 000 −€200 000 =€130 000

De oorzaak van het verschil is dat bij een dalende omzet de vaste kosten hetzelfde blijven. Park A heeft meer vaste kosten en dus ook minder winst

2. Attractiepark Five Flags krijgt per jaar 2 000 000 bezoekers die elk €22 inkom betalen. De helft van de bezoekers besteed nog eens €20 aan diverse eetgelegenheden. De andere helft €10. De inkoopkosten van deze eetgelegenheden bedraagt 40% van de omzet van de eetgelegenheden. De overige variabele kosten bedraagt €7 per bezoeker. Bij 2 000 000 bezoekers maakt het park een winst voor belastingen van €6 000 000. Hoeveel bedragen de constante kosten van het park? AARD INKOM HORECA

BEREKENINGSWIJZE 2 000 000 𝑏𝑒𝑧𝑜𝑒𝑘𝑒𝑟𝑠 × €22 (1 000 000 𝑏𝑒𝑧𝑜𝑒𝑘𝑒𝑟𝑠 × €20) +(1 000 000 𝑏𝑒𝑧𝑜𝑒𝑘𝑒𝑟𝑠 ×€10) €44 000 000+€30 000 000 40% 𝑣𝑎𝑛 €4 000 000 2 000 000 𝑏𝑒𝑧𝑜𝑒𝑘𝑟𝑠 × €7 €74 000 000−€12 000 000 −€14 000 000

TOTALE OMZET INKOOPKOSTEN OVERIGE VARIABELE KOSTEN VERSCHIL

BEDRAG €44 000 000 €30 000 000

€74 000 000 €12 000 000 €14 000 000 €48 000 000 €6 000 000 €54 000 000

WINST VOOR BELASTING CONSTANTE KOSTEN

€74 000 000−€14 000 000 −€6 000 000 3. Een beginnend restaurant heeft een capaciteit van 20 tafels. Na 2 jaar wil hij uitbreiden met nog eens 10 tafels. De aankoopprijs van een tafel met 4 stoelen bedraagt €1 000. De tafels en stoelen worden 8 jaar gebruikt. Ze hebben geen restwaarde. Er wordt afgesproken om lineair af te schrijven en de investering wordt met eigen middelen gefinancierd. De andere constante kosten bedragen bij de vier capaciteiten respectievelijk €144 000, €191 000, €238 000 en €275 000.  Bereken voor de komende 8 jaar de jaarlijkse afschrijving  Bereken voor de komende 8 jaar de totale jaarlijkse constante kosten  Geef de totale constante kosten weer in een grafiek

Afschrijving- en intrestkosten per tafel Afschrijvingskosten €1 000−0 =€125 8 𝑗𝑎𝑎𝑟

Intrestkosten €100

Totale constante kosten per jaar Periode

Overige constante kosten

Totale constante kosten

€144 000

€4 500+€144 000 =€148 500

Jaar 3 en 4

Afschrijvings- en intrestkosten €125 + (€100 × 20 𝑡𝑎𝑓𝑒𝑙𝑠) =€2 125 €125+€125 + (€100 × 20 𝑡𝑎𝑓𝑒𝑙𝑠) = €2 250 𝑇𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙:€2 125+ €2 250 = €𝟒 𝟓𝟎𝟎 €6 750

€191 000

Jaar 5 en 6

€9 000

€238 000

Jaar 7 en 8

€11 250

€275 000

€6 750+€191 000 =€197 750 €9 000+€238 000 =€247 000 €11 250+€275 000 =€286 000

Jaar 1 en 2

4. Heidemolen wil 300 extra caravans verhuren. Hiervoor is een investering in vaste activa voor nodig van €10 285 000, inclusief 21% BTW. Deze vaste activa wordt over een 20 jaar afgeschreven tot een restwaarde nul. De verhuur gebeurd via reisagenten die hiervoor 10% commissie ontvangen. De overige kosten op jaarbasis bedragen: Loonkosten vast personeel Loonkosten oproepkrachten Vast onderhoud Verzekeringen Vaste bijkomende kosten Variabele exploitatiekosten De bezetting kent volgend verloop   

€1 000 000 €800 000 €950 000 €500 000 €450 000 €300 000

Hoogseizoen: 10 weken, 300 caravans tegen €1000 per week Voorseizoen: 20 weken, 180 caravans tegen €600 per week Naseizoen: 22 weken, 150 caravans tegen €500 per week

Kostensoort Afschrijvingskost Loonkosten Onderhoudskosten Verzekeringen Constante variabele kosten Variabele exploitatiekosten Commissies TOTAAL

Constant €425 000 €1 000 000 €950 000 €500 000 €450 000

€3 325 000

Variabel €800 000

€300 000 €642 453 (Kan je pas later berekenen) €1 742 453

Omzet, inclusief BTW 𝐻𝑜𝑜𝑔𝑠𝑒𝑖𝑧𝑜𝑒𝑛:10 𝑤𝑒𝑘𝑒𝑛 × (300 𝑐𝑎𝑟𝑎𝑣𝑎𝑛𝑠 × €1 000) =€3 000 000 𝑉𝑜𝑜𝑟𝑠𝑒𝑖𝑧𝑜𝑒𝑛:20 𝑤𝑒𝑘𝑒𝑛 × (180 𝑐𝑎𝑟𝑎𝑣𝑎𝑛𝑠 × €600) =€2 160 000 𝑁𝑎𝑠𝑒𝑖𝑧𝑜𝑒𝑛:22 𝑤𝑒𝑘𝑒𝑛 × (150 𝑐𝑎𝑟𝑎𝑣𝑎𝑛𝑠 × €500) =€1 650 000 𝑇𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑜𝑚𝑧𝑒𝑡: €3 000 000+€2 160 000 +€1 650 000=€6 810 000

Omzet, exclusief BTW €6 810 000× 10 =€6 424 528 106

OVERZICHT Omzet, exclusief BTW Constante kosten Variabele kosten Commissies Resultaat voor belastingen Belasting Resultaat na belastingen

€6 424 528 €3 325 000 €1 742 453 10% 𝑣𝑎𝑛 €6 424 528=€642 453 €6 424 528−€3 325 000−€1 742 453−€642 453 =€1 357 075 40% 𝑣𝑎𝑛 €1 357 075=€542 830 €1 357 075−€542 830=€814 245

2.4 Directe en indirecte kosten Overheadkosten  De indeling is gebaseerd op het al dan niet aanwezig zijn van de mogelijkheid om kosten rechtstreeks aan een product of dienst toe te kennen Directe kosten Indirecte kosten  Dit zijn kosten die direct aan een bepaald  Dit zijn kosten die niet rechtsreeks aan een product of dienst kunnen worden bepaald product of dienst toegerekend toegewezen kunnen worden omdat ze geen specifiek  Ook wel productkosten genoemd verband hebben met dat product of die dienst.  Ze ontstaan vanuit het totale productieproces van de onderneming  Ze moeten verdeeld worden of toegewezen worden aan de verschillende producten Verbijzonderingsmethode  Dit is het toewijzen van de directe en indirecte kosten aan producten of diensten om uiteindelijk de kostprijs van dat product of die dienst te kunnen bepalen

2.4.1 De opslagmethode 

De opslagmethode is gebaseerd op een verdeling van de totale kosten in indirecte en directe kosten 𝐾𝑜𝑠𝑡𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 𝑜𝑓 𝑑𝑖𝑒𝑛𝑠𝑡 = 𝑑𝑖𝑟𝑒𝑐𝑡𝑒 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 + 𝑡𝑜𝑒𝑠𝑙𝑎𝑔 𝑖𝑛𝑑𝑖𝑟𝑒𝑐𝑡𝑒 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛

2.4.2 Opgaven 1. All Ways wil een nieuwe bestemming. Volgende schattingen zijn gemaakt voor de directe en indirecte kosten Directe kosten Inkoopkosten reizen €22 000 000 Directe loonkosten €3 000 000 Totale directe kosten €25 000 000 Indirecte kosten Lonen en salarissen €725 000 Publiciteit en drukwerk €400 000 Huisvesting €80 000 Rentekosten €30 000 Afschrijvingen €40 000 Overige indirecte kosten €155 000 Totale indirecte kosten €1 430 000 Van de indirecte kosten is bekend dat: €300 000 samenhangt met de directe loonkosten €880 000 samenhangt met de directe inkoopkosten De rest (€250 000) samenhangt met de totale indirecte kosten Bij de nieuwe bestemming gaat het om 14-daagse arrangementen waarvan er komend jaar naar schatting zo’n 2 000 van verkocht zullen worden. De kosten van deze bestemmingen kunnen als volgt berekend worden: Accommodatiekosten

€150 000 vast volgens een garantiecontract €125 per geboekte reiziger €250 per geboekte reiziger €350 per geboekte reiziger €100 000 vast €43 per reiziger

Maaltijden Vervoerskosten Hostess in Marokko Transfers naar hotel OPLOSSING

Opslagpercentages Lonen €300 000 =0,1~10% €3 00 000

Inkoop €880 000 =0,04~4% €22 000 000

Directe kosten €250 000 =0,01~1% €25 000 000

Directe kosten per reis Directe inkoop Transfers Vervoer Maaltijden Accommodatie

Totaal Totale directe kosten

Directe lonen €43 €350 €250

€125 €150 000 + 2 000 𝑟𝑒𝑖𝑧𝑖𝑔𝑒𝑟𝑠 =€200 €843

€100 000 2 000 𝑟𝑒𝑖𝑧𝑖𝑔𝑒𝑟𝑠 €843+€50=€893

=€50

Kostprijs voor de bestemming €893 10% 𝑣𝑎𝑛 €50 (𝑙𝑜𝑜𝑛 𝐻𝑜𝑠𝑡𝑒𝑠𝑠) =€5 4% 𝑣𝑎𝑛 €843=€33,72 1% 𝑣𝑎𝑛 €893=€8,93 €893+€5+€33,72+€8,93=€940,65

Directe kosten Opslag lonen Opslag inkoop Opslag totaal Totaal

Consumentenprijs en jaarwinst Kostprijs

Winstopslag van 10%

€940,65 10% 𝑣𝑎𝑛 €940,65 = 94,07

Verkoopprijs, exclusief commissie €940,65 +€94,07 =€1 054,72

Verkoopprijs, all-in

Jaarwinst

𝑇𝑜𝑒𝑝𝑎𝑠𝑠𝑒𝑛 Regels van 3 91%~€1 054,72 €1 054,72 1%~ 91 €1 054,72× 100 100%~ 91 =€1 159,03

€94,07 (𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 𝑝𝑒𝑟 𝑟𝑒𝑖𝑧𝑖𝑔𝑒𝑟 ) ×2 000 𝑟𝑒𝑖𝑧𝑖𝑔𝑒𝑟𝑠 =€188 140

2.4.3 De kostenplaatsenmethode 

 



De kostenplaatsenmethode maakt gebruik van het feit dat elk bedrijf in afdelingen is onderverdeeld. Elk onderdeel dat ten behoeve van het productieproces een bepaald soort prestatie levert, vormt een kostenplaats De hoofdkostenplaatsen zijn deze die productief zijn  De gewone kostenplaatsen zijn niet productief Bij de kostenplaatsenmethode wordt de kostprijs van een product of dienst bepaald door de directe kosten rechtstreeks toe te wijzen aan de eindproducten en de indirecte kosten via zogenaamde kostenplaatsen toe te wijzen aan de eindproducten Kostenverdeelstaten geven een overzicht van de manier waarop de kosten gesplitst zijn in kostensoort en kostenplaats

2.5 Oefeningen kostenverbijzondering Directe of indirecte kosten? Loonkosten van de directie van een attractiepark Afschrijvingskosten van een gebouw van een partycentrum Inkoopkosten van de souvenirwinkel op een bungalowpark Energiekosten van een sportcentrum Afschrijvingskosten van een vakantiebungalow Schoonmaakkosten van een hotelkamer Loonkosten van een hostess op een vakantiebestemming Kosten van een popgroep die optreedt in een zaal

Indirecte kosten Indirecte kosten Directe kosten Indirecte kosten Directe kosten Directe kosten Directe kosten Directe kosten

1. De totale indirecte kosten van het park bedraagt per jaar €500 000. Deze kosten worden over de bungalows en het restaurant verdeeld waarbij de bungalows 3x zoveel toegewezen krijgen. De jaarlijkse constante directe kosten voor de bungalows bedragen €1 200 000. De variabele directe kosten variëren per type bungalow. Voor het eenvoudige type, €100 per week en voor de luxueuze €150 per week. Bereken de indirecte kosten voor het restaurant en de bungalows. Bereken per type bungalow de kostprijs per week als verder gegeven is dat op jaarbasis 1 000x een eenvoudige en 1 500x een luxe bungalow wordt verhuurd.

Totale indirecte constante kosten Restaurant 1 𝑣𝑎𝑛 €500 000=€125 000 4

Bungalow 3 𝑣𝑎𝑛 €500 000=€375 000 4

Jaarkost eenvoudige bungalow Indirecte constante kost

Directe constante kost Totaal Per bungalow

1 000 𝑒𝑒𝑛𝑣𝑜𝑢𝑑𝑖𝑔𝑒 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠

=0,4~40% 2 500 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 40% 𝑣𝑎𝑛 €375 000=€150 000 40% 𝑣𝑎𝑛 €1 200 000=€480 000 €150 000+€480 000=€630 000 €630 000 =€630 1 000 €100 €630+€100=€730

Variabele kost per bungalow Totale kostprijs

Jaarkost luxe bungalow Indirecte constante kost

Directe constante kost Totaal Per bungalow Variabele kost per bungalow Totale kostprijs

1 500 𝑙𝑢𝑥𝑒 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠

=0,6~60% 2 500 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 60% 𝑣𝑎𝑛 €375 000=€225 000 60% 𝑣𝑎𝑛 €1 200 000=€720 000 €225 000+€720 000=€945 000 €945 000 =€630 1 500 𝑏𝑢𝑛𝑔𝑎𝑙𝑜𝑤𝑠 €150 €630+€150=€780

2. Van een restaurant zijn volgende jaarlijkse kosten gegeven: Grondstoffenverbruik €900 000 Energiekosten €600 000 Afschrijvingskosten €500 000 Loonkosten €1 500 000 Overige kosten €100 000 Van de lonen is een bedrag van €1 000 000 indirect loon. De indirecte kosten worden de gewone opslagmethode toegerekend aan de diverse menu’s via een opslagpercentage op de totale directe kosten. Splits de kosten op in direct en indirect. Bereken de verkoopprijs van een menu waarvan de grondstoffen €12 bedragen en de directe loonkosten €8. De winstopslag bedraagt 25% van de kostprijs. BTW is 12%

Opsplitsing kosten Loon Grondstoffengebruik Totaal Loon Energiekosten Afschrijvingskosten Overige kosten Totaal

Directe kosten €500 000 €900 000 €1 400 000 Indirecte kosten €1 000 000 €600 000 €500 000 €100 000 €2 200 000

Opslag Opslagpercentage Grondstofkost Direct loon Directe kosten Opslag indirecte kosten Kostprijs menu Verkoopprijs menu, excl. btw Verkoopprijs all-in, incl. btw Winst

2 200 000 =1,57≈ 157% 1 400 000 €12 €8 €12+€8 = €20 157% 𝑣𝑎𝑛 €20=€31,40 €31,40+€20=€51,40 (25% 𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡𝑜𝑝𝑠𝑙𝑎𝑔 𝑣𝑎𝑛 €51,40) + 51,40=€64,25 (12% 𝐵𝑇𝑊 𝑣𝑎𝑛 €64,25) +€64,25=€71,96 €64,25−€51,40=€12,85

3. Een attractiepark met horeacafaciliteiten heeft een begroting gemaakt van de directe en indirecte kosten. Alle bedragen staan in duizenden euro’s KOSTEN CONSTANT

HUISVESTING €1 500 000 10%

ONDERHOUD €3 800 000 10%

BEHEER €500 000 10% 5%

VARIABEL

/

€2 000 000

€1 300 000 10%

ATTRACTIES €5 027 250 75% 90% 90% €3 360 000 80% 80%

HORECA €30 000 5% 5% 10% €1 500 000 10% 10%

Maak de kostenverdeelstaat Huisvesting €1 500 000 

Onderhoud €3 800 000 10% 𝑣𝑎𝑛 €1 500 000 =€150 000 €3 800 000 +€150 000 =...


Similar Free PDFs
Bedrijfsbeleid
  • 19 Pages