Begrippen-fysio PDF

Title Begrippen-fysio
Course Algemene menselijke fysiologie
Institution Universiteit Gent
Pages 5
File Size 98.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 33
Total Views 134

Summary

begrippen fysiologie ...


Description

Termen : Melatonine : een hormoon dat bij mensen in de epifyse (pijnappelklier) geproduceerd wordt uit serotonine en in een met de tijd van de dag variërende hoeveelheid aan het bloed en het hersenvocht wordt afgegeven Wandstress : de krachten op de aortawand functionele residuele capaciteit (FRC) : hoeveelheid lucht die na normale uitademing in de longen achterblijf de kapseldruk : de hydrostatische druk van de vloeistof in de kapsel van Bowman vasopressine : Antidiuretisch hormoon kortweg ADH = een hormoon en een neurotransmitter Protrombine : bloedstollingsfactor Maximale vrijwillige ventilatie : volume wat je kunt maximaal kunt verplaatsen in 15 sec kristalloid-osmotische druk : osmostische druk gevormd door mineralen (zouten en suikers), door ionen aan beide zijden. COD : Colloid –osmotische druk : osmotische druk gevormd door eiwitten Diapedesis : vasthechten aan het epitheel en dan uit de bloedbaan treden Chemotaxis : beweging op geleidie van chemische prikkel Opsonatie : als het anti-gen eerst gebonden is aan een anti-stof of aan complement ANP : atriale natriuretisch peptide ANF : atriale natriuretisch factor : hormoon afgegeven door de atriale volumecensoren, ANF zorgt voor meer meer natriurese, minder Na wordt bijgehouden. BNP : brain natriuretisch peptide BNF : brain natriuretisch factor : deze bevindt zich in het ventrikel en verzorgt dezelfde functie als ANF -> verzorgen natriurese. CRF : een stof die de bijnierschors via de hypofyse stimuleert tot het afgeven van cortisol CFR: coronaire flowreserve is gedefinieerd als de maximale bloedstroom gedeeld door de bloedstroom in rust. De maximale bloedstroom is afhankelijk van de bloeddruk en de bloedstroom in rust varieert met de hartfrequentie en de contractiliteit. Daardoor kan de coronaire flowreserve voor een en dezelfde vernauwing toch sterk varieren.

FFR: de fractionele flowreserve is gedefinieerd als de maximale bloedstroom in aanwezigheid van een vernauwing gedeeld door de maximale bloedstroom wanneer er geen vernauwing aanwezig is. Deze ratio heef onder normale omstandigh. altijd dezelfde waarde. bathmotropie: exciteerbaarheid van het geleidend weefsel van de hartspiercellen en beschikbaarheid van de receptoren Interleukine: de cytokinen die door leukocyten worden gevormd en andere leukocyten beïnvloeden worden interleukinen genoemd. Ze hebben vooral een betekenis voor de immuniteit. (De vorming en afgife van bloedcellen wordt geregeld door hemopoëtische groeifactoren, die behoren tot de cytokinen. ) Tricuspidalis: De AV-kleppen van het hart. uit klepslippen (vliezen die vrij in de ventrikelholte hangen), deze zitten in de anulus fibrosus die de atria van de ventrikels scheidt. Er zijn rechts 3 (valvula tricuspidalis) Juxtamedullaire sensoren: de medulla bevat voornamelijk niertubuli. De macula densa van tubulus contortus secundus en de spiercellen van de afferente arteriool daar waar deze voorbijkomt aan de macula densa. Deze speircellen bevatten pressoreceptoren die men ook wel Juxtamedullaire sensoren noemt. Deze cellen produceren renine. Juxtacapillaire sensoren: bevinden zich in het interstitium van alveoli en bronchi en reageren op zwelling van het interstitium door oedeem. TBG: thyroxine bindend globuline: hierop binden T3 en T4, die geproduceerd worden door de schildklier. Ze kunnen binden aan 3 verschillende proteïnen: TBG, TBprealbumine en TBserumalbumine. De gebonden fractie is niet actief. MHC: major histocompatibility complex. Een antigeen wordt gebonden aan dit specifieke markeringseiwit. MHC trekt T-lymfocyten aan die zich eraan binden. Er zijn 2 klassen MHC (zie bloed p. 18-19) Enterokinase: is een enzyme in de dunne darm die ervoor zorgt dat trypsinogeen omgezet wordt in trypsine. ST segment: gedurende deze fase (te zien op het ECG) zijn alle ventrikelvezels gedepolariseerd. Pas als een aantal vezels tegelijk beginnen te repolariseren komt dit tot uiting in het ECG. AMP: adenosine-mono-fosfaat. Stof met één energierijke verbinding Willekeurige ventilatie: (als het willekeurige hyperventilatie was :de normale adembehoefe verdwijnt en er treedt een kortdurend sterk verminderde ventilatie op. De PAO2 en de PaO2 zijn gestegen, de PACO2 en de PaCO2 zijn gedaald. het hyperventillatiesyndroom: storing in het regelende systeem. Het regelsysteem blijkt zich in samenhang met psychogene factoren te onttrekken aan de prikkelende werking van CO2,

sterke hyperventilatie met hoge ademfrequentie, respiratoire alkalose, die kan worden tegengegaan door toediening van CO2. Zona glomerulosa : buitenste laag van de nier, absorbeert stoffen.

PCT : tubulus contortis proximalis : transcellulaire absoptie, ionen en water absorberen uit de voorurine in de tubuluscellen naar het bloed. VIP : vasoactive intestinal peptide Killer cellen: bevinden zich aan FC-fractie van IgG nadat dit een imuuncomplex heef gevormd met een celantigen Reflex van Hering en breuer : de expiratiereflex Fysiologisch dode ruimte : de anatomisch dode ruimte + de wel geventileerde, maar niet geperfundeerde longdelen. Coronaria radiata : granulosacellen Corpus haemorrhagicum : bij ovulatie barst de follikel open en wordt de eicel omgeven door de cellen van de corona afgestoten. In het antrum van de follikel ontstaat een geringe bloeding. Corpus luteum : na de ovulatie blijven de granulosacellen als een lege huls achter en worden wegens de gele verkleuring die de cellen ondergaan corpus luteum genoemd. Diurese : urineproductie in de nier Reflex van Henry en Gauer : atriale mechanosensoren die de afgife van ADH afremmen als de atria overvuld raken. Dit effect, dat een sterke waterdiurese veroorzaakt staat bekend als de diuresereflex van Henry en Gauer. Nierdrempel: voor alle in de nier actief getransporteerde stoffen geldt een transportmaximum, ook wel nierdrempel genoemd. Dat wil zeggen dat als de concentratie van zo’n stof boven een in het bloedplasma bepaalde waarde komt, de stof niet meer volledig kan worden teruggeresorbeerd en dus met de urine wordt uitgescheiden. Epididymus: bijbal. Hierin kunnen de zaadcellen lange tijd worden bewaard, totdat tijdens een ejaculatie de uitdrijving plaatsvindt. De retes testis mondt uit in de epididymus en de epididymus gaat over in de ductus deferens

Waar of Niet Waar :

bij anorexia zal de hematocrietwaarde dalen Anorexia nervosa is een eetstoornis, waarbij iemand een vervormd beeld van het eigen lichaam heef, een grote angst heef om dik te worden en niet probeert een normaal lichaamsgewicht na te streven. Bij vrouwen treden ook onregelmatigheden in de menstruatie op. Dit impliceert ook dat er zeer weinig stoffen aan het lichaam worden gegeven. Hematocriet= het percentage bloedcellen t.o.v het totale bloedvolume.

dorstcentrum heeft iets te maken met bloeddrukregeling Waar : Dorstcentrum is gelegen in de hypothalamus. Dit dorstcentrum krijgt info van osmoreceptoren in hypothalamus en receptoren in slijmvlies en mond. Bij stijging van osmolariteit, daalt het dorstgevoel en omgekeerd. Extracellulair osmotisch verschil moet gecorrigeerd worden door opname of afgife van water wat dan een verhoogde druk in het vaatstelstel teweeg brengt. Oxytocine wordt alleen geproduceerd in de neurohypofyse Niet waar : oxytocine wordt geproduceerd in de hypothalamus (en wordt dan doorgegeven aan de neurohypofyse) Bij inademing daalt de surfactant en daardoor stijgt de spanning Niet waar : Surfactant: stof die oppervlaktespanning doet verlagen. Bij inademing worden de longblaasjes groter, de concentratie van lecithinemoleculen neemt af waardoor de oppervlaktespanning zou dalen (reactiedruk constant) Als de concentratie daald in de longalveolen dan zal de opp-spanning stijgen Waar : bij klein volume, verhoogde tonus De reabsorptie van K+ in de nier is de functie van de Na/K pomp Niet waar : de niet-gereguleerde K-reabsorptie vindt overwegend paracellulaire plaats. In de tubulus en de lis wordt een intercellulaire vochtstroom teweeggebracht door de sterke transcellulaire opname van Na+ -ionen. Osmotisch wordt daardoor water aangezogen dat via intercellulaire spleten opgeloste bestanddelen waaronder K + -ionen meevoert. (solvent gedrag) De dikke darm speelt een rol bij de productie van Vitamine K Waar : de colibacillen in de dikke darm zijn de producenten van vitamine K De lever staat in voor de productie van vitamine K Niet waar: de darmen staan hiervoor in

Na passage doorheen de glomerulus is O 2 toegenomen

Waar: in glomerulus wordt geen O 2 aan het bloed onttrokken. Integendeel, door filtratieproces dikt het bloed in de glomeruluscapillairen enigszins in, waardoor de hematocriet en daarmee het zuurstofgehalte zelfs toenemen.

Afterload bepaald de intrathoracale druk Niet waar: het is omgekeerd. Longvolume en intrathoracale druk bepalen preload, aferload, contractiliteit en hartritme. Trypsinogeen heeft effect op de pH in het bloed Waar: Trypsinogeen wordt omgezet in Trypsine die een eiwitafbrekend enzyme is. Aangezien eiwitten buffers zijn, zal de Ph in het bloed stijgen. Ca2+ resorptie in de nier wordt gedreven door osmotische waarde Niet waar: Ca2+ concentratie in de cel wordt laag gehouden door een actief transportmechanisme in de basolaterale membraan....


Similar Free PDFs