Blok-3 PDF

Title Blok-3
Author Laura Vdv
Course HPO
Institution Hogeschool PXL
Pages 67
File Size 856.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 106
Total Views 144

Summary

samenvatting HPO...


Description

Blok 3.1 - Handelingsproblemen ouderen: dementie 1. Wetenschappelijk a. Tangles en plaques uitleggen  AMYLOÏDE PLAQUES (opeenhopingen) o Een van de kenmerken van de ziekte van Alzheimer is de opeenhoping van amyloïde plaques tussen de zenuwcellen in de hersenen o Amyloïde is een algemene term voor eiwitfragmenten die het lichaam normaal aanmaakt  Beta-amyloïde is een eiwitfragment van het veel grotere APP-eiwit (Amyloïd Precursor Protein, ofwel Amyloïd Voorloper Eiwit)  APP speelt een belangrijke rol bij de groei van zenuwcellen.  Daarnaast is het ook betrokken bij het repareren van schade aan deze cellen  Het APP in de neuronen wordt regelmatig vervangen  Daarbij wordt het oude APP door enzymen, die proteases worden genoemd, in kleinere stukjes geknipt  Meestal ontstaan hierbij fragmenten die geen schade kunnen aanrichten  Onder bepaalde omstandigheden ontstaat bij het afbreken van APP een ander eiwit, het beta-amyloid.  Losse beta-amyloid eiwitten plakken na hun vorming samen tot onoplosbare draden.  Deze draden kleven aan elkaar en aan stervende zenuwcellen vast.  Hierbij vormen ze steeds groter wordende structuren: de plaques. - Nog niet duidelijk of plaques een oorzaak zijn van de ziekte van Alzheimer of slechts een gevolg - Veel wetenschappers nemen aan dat beta-amyloid schadelijk is voor zenuwcellen - Mogelijk veroorzaken de plaques een ontstekingsreactie in de hersenen waarbij ons afweermechanisme schade aanricht aan onze neuronen.  NEUROFIBRILLAIRE TANGLES (knopen) o Deze bestaan uit onoplosbare samengestrengelde vezels die in de hersencellen te vinden zijn. o Zij bestaan voornamelijk uit het tau-eiwit. o Onder normale omstandigheden speelt dit eiwit een belangrijke rol bij het in stand houden van de stevigheid van het ‘skelet’ van de zenuwcellen.  Dit skelet, dat uit minuscule buizen of ‘micro-tubili’ bestaat, is ook van belang voor het transport van voedingsstoffen door de zenuwcel.

1



b.

c.

d.

e.

2

Door een nog onbekende oorzaak kan de structuur van het tau-eiwit veranderen.  Dit veranderde of gemuteerde tau-eiwit is niet meer in staat bij te dragen aan de stevigheid van de cel.  Als gevolg hiervan raakt ook de communicatie tussen zenuwcellen aangetast.  Uiteindelijk kan een aangetaste zenuwcel zelfs geheel afsterven.  Twee gemuteerde tau-eiwitten vormen samen een in elkaar gedraaide streng.  Deze strengen vormen het belangrijkste bestanddeel de neurofibrilaire tangles of knopen.  Net als plaques zijn ook deze structuren alleen na het overlijden onder de microscoop waarneembaar. Nieuwe dingen aanleren  Geen wetenschappelijke verklaring waarom bij sommige personen het wel gaat en bij sommige niet  Bv.: rollator gebruik bij video o Kan zijn dat ze er in het verleden wel al mee in contact gekomen is bv.: dat moeder dit al eens gebruikt heeft… Reminiscentie  Gaat meer om de beleving o Niet vragen “welk liedje is het?” “wie heeft het gezongen?” o Het is plezant omdat het vaak rust brengt bij de persoon met dementie Hoe ontstaan geheugenstoornissen  Probleem kan optreden bij elk onderdeel van het geheugen; o Opnemen o Opslaan o Ophalen  Dit doordat de hersenen bestaan uit verschillende onderdelen die elk een bepaalde functie hebben o Hersenziekten beginnen op een bepaalde plaats in de hersenen en verstoren zo de geheugenactiviteiten waar dat deel van de hersenen voor instaat Wat is dementie?  Biologie o We verliezen iedere 10 jaar weer iets meer van onze geheugenfunctie.  Deze veranderingen in de geheugenfunctie zijn te verklaren uit de werking van de hersenen  Gedurende de kindertijd worden de hersenen steeds groter en neemt ook het aantal zenuwcellen in de hersenen toe  De zenuwcellen en de verbindingen daartussen zorgen voor de verwerking van alle indrukken die we opdoen. o Bij dementie is er sprake van ernstige stoornissen in meerdere denkfuncties  Deze stoornissen moeten zo erg zijn, dat iemand zichzelf niet meer in het dagelijks leven kan redden.  Oorzaken

o Dementie wordt veroorzaakt door een hersenziekte. o Dementie is dus zelf geen ziekte maar het gevolg van een ziekte. o De bekendste ziekte die dementie veroorzaakt is de ziekte van Alzheimer.  Signalen van dementie o Vergeetachtigheid o Problemen met dagelijkse handelingen o Vergissingen met tijd en plaats o Taalproblemen o Kwijtraken van spullen o Slecht beoordelingsvermogen o Terugtrekken uit sociale activiteiten o Veranderingen in gedrag en karakter o Onrust o Visuele problemen  DSM 5 o Klinisch syndroom, met volgende kenmerken:  Geheugenstoornissen  Verminderd vermogen om nieuwe info te leren of zich eerder geleerde info te herinneren  1 of meer van volgende cognitieve stoornissen:  Taalstoornis (afasie)  Verminderd vermogen motorische handelingen uit te voeren ondanks intacte motorische functies (apraxie)  Onvermogen objecten te herkennen of thuis te brengen ondanks intacte sensorische functies (agnosie)  Stoornis in uitvoerende functies (executieve functies)  Plannen maken, organiseren, logische gevolgtrekkingen maken, abstraheren  Bovengenoemde cognitieve stoornissen hebben een duidelijke negatieve invloed op dagelijks functioneren, werk, sociale activiteiten en relaties  Stoornissen komen niet uitsluitend voor tijdens het beloop van een delirium  Achteruitgang in verstandelijk functioneren o Hangt nauw samen met lichamelijke gevolgen  Invloed op handelen: o Beginnende dementie  Oudere heeft moeite met  Het inprenten en ophalen van info uit het episodische geheugen  Hogere executieve functies  Overzicht houden, abstraheren en anticiperen  Tempo complexe handelingen = vertraagd  Moeite met multitasking  In de loop van de activiteiten kan de oudere wel nog:

3

 

Initiatief nemen (hoewel vertraagd of mogelijk inefficiënt) Plannen maken (hoewel reductie van prikkels belangrijk is + mantelzorger houdt overzicht)  Geen praxisproblemen  Kenmerken:  Vergeten afspraken  Raken vaak voorwerpen kwijt (boodschappenlijstjes; sleutels…)  Hebben moeite met onder druk te presteren (bv.: betalen in een supermarkt terwijl er een lange rij staat)  Hoog intelligentieniveau  Ouderen met dementie en een hoog intelligentieniveau kunnen in het algemeen hun geheugenverlies makkelijker en voor langere tijd compenseren o Matige dementie  Komt niet meer tot doelgericht handelen zonder hulp  Heeft duidelijke geheugenproblemen zowel in het episodisch als semantisch geheugen  Taalbegrip = intact  Gedesoriënteerd in tijd en plaats  Duidelijke stoornissen in de executieve functies  Snel afgeleid  Opdiepen van info kan alleen met herkenbare cues  Hulp nodig met complexe taken  Ook routinematige activiteiten als ADL-taken verloopt moeizamer  Enige mate van apathisch gedrag  Baat bij activiteiten  Die zoveel mogelijk spontaan handelen uitlokken  Die zijn aangepast aan zijn mogelijkheden  In een stimulerende omgeving  Waarbij mantelzorger ondersteunend is  Belangrijke taken  Kunnen worden geleerd middels inslijpen  Kost veel tijd en motivatie van de mantelzorger  De gemeenschappelijke kenmerken zijn: o Geheugenverlies o Oriëntatieverlies o Moeilijkheden met het denken o Veranderingen van het gedrag  Oorzaak = onbekend o Duidelijk is een specifiek pathologisch substraat  Plaques van amyloïd in hersenweefsel o Verlies van hersencellen  Te zien op scan, in vorm van atrofie f.

4

Fasen van dementie

 Bedreigde ik o Grote onzekerheid Gevoel van bedreiging Angst voor verlies Gespannen houding en mimiek Veel behoefte aan houvast, regels en structuur Zoeken veiligheid bij iemand die zeker lijkt van zichzelf Hebben behoefte aan info gebaseerd op feiten Verliezen wordt vaak nog ontkend Gaten in geheugen worden verbloemd door confabuleren  Confabuleren= stoornis in het geheugen waarbij iemand overdreven, gefantaseerde of onware verhalen verteld. o Emoties zoveel mogelijk beheerst o Oogbewegingen en handelingen = doelgericht  Vasthouden aan oude gewoonten en rollen = belangrijk o Structuur = houvast  Duidelijke dagindeling, vaste plek in woonkamer  Verdwaalde ik o Onderscheid tussen verleden, heden en toekomst vervaagd, net zoals het verschil tussen “de werkelijkheid” en “de innerlijke belevingswereld” o Raken verdwaald in hun eigen innerlijke werkelijkheid o Willen gevoelsmatig begrepen worden, hebben behoeften aan contact, nabijheid en samenhorigheid o Nog zo goed mogelijk met ouderen met dementie van gedachten te wisselen, maar de gesprekspartner moet de lijn van het gesprek vasthouden, woorden aanreiken en conclusies trekken o Nemen graag passief deel aan activiteiten  Voelen zich fijn in een groep zonder dat ze veel hoeven te presteren  Genieten van het bezig zijn van anderen  Verborgen ik o Oudere met dementie lijken in deze fase in zichzelf verzonken o Staan niet meer open voor contact  Wie probeert zal merken dat dit nog mogelijk is o Contact moet afgestemd worden op de behoefte  Spiegelen van lichaamshouding en beweging, oogcontact, aanraken  Contact maken = sterk gericht op lichamelijk en zintuigelijk ervaren o Veel mensen staan in deze fase nog open voor vrolijkheid, muziek, beweging en levendigheid o Belangrijk: wisselwerking en wederkerigheid  Verzonken ik o Als geen wederkerigheid meer mogelijk is o Lijken nog wel te kunnen genieten van passief samenzijn, koestering en zintuiglijke prikkeling o o o o o o o o

5



Laten dit zien door een glimlach, ontspannen lichaamshouding of oogcontact o Nog steeds behoefte aan veiligheid en liefde  Ergotherapie o Bij begeleiding van ouderen met dementie en mantelzorgers = de beleving van de oudere centraal  Voor de ene oudere is (het gevoel van) zelfstandigheid belangrijk, voor de andere niet of minder o De uitdaging = de activiteit laten aansluiten op de beleving van de oudere, zodat zijn gevoel van eigenwaarde behouden blijft, en de mantelzorger deelgenoot te maken van deze positieve ervaringen g. Soorten dementie  Ziekte van Alzheimer o Bekendste en meest voorkomende vorm  Meest voorkomend = 60 tot 70%  Ziekte met ongunstig verloop: geen geneesmiddel dat de oorzaak van de ziekte van Alzheimer (de eiwitophopingen in de hersenen) kan stoppen of afremmen o = aftakeling van de hersenen, hersencellen sterven versneld af. o Treedt op tussen de 40 en 90 jaar o Hippocampus wordt kleiner; hippocampus is een schakel tussen het tijdelijke werkgeheugen en het permanente langetermijngeheugen.  Geen nieuwe herinneringen opslaan o Hersencellen functioneren steeds minder goed door eiwitophopingen in de hersenen. o Ontstaat meestal op hoge leeftijd (na 75e levensjaar).  Een begin voor het 65e levensjaar is uitzonderlijk  Vanaf 85e levensjaar neemt de ziekte epidemische vormen aan: 1/3 tot ½ van de 85-plussers lijdt aan de aandoening  Door stijging van levensverwachting en toenemende vergrijzing zullen er dus ook steeds meer mensen met de ziekte van Alzheimer komen o Een corticale dementie  Begint in het deel van de hersenen waar de hippocampus zit (recente geheugen)  Geen nieuwe informatie meer kunnen opslaan o Begint met subtiele veranderingen in het psychisch functioneren  Lichte concentratieproblemen, lichte vergeetachtigheid o Kenmerkt zich door een inprentingsstoornis  De oudere kan de info niet opslaan in zijn geheugen  Hierdoor: reproductie van de informatie is niet mogelijk en herkenning kan achteraf niet plaatsvinden (info is afwezig in het geheugen) o Denktempo is NIET vertraagd

6

o

o

o

o

o

7

Kenmerken:  Opeenhoping van amyloïde plaques tussen de zenuwcellen in de hersenen  Normaal wordt dit lichaamseigen eiwitfragment afgebroken  Bij alzheimer: afbraak verstoord – opeenstapeling van de eiwitfragmenten  Gevolg:  Gestoorde informatieverwerking tussen zenuwcellen in de hersenen  Begin: Cognitieve problemen op voorgrond  Ook motorische problemen uiten zich op vaardigheidsniveau met name plannen van activiteiten of lichte vorm van apraxie  Progressieve ziekte: de gevolgen worden steeds erger Klinische criteria voor alzheimer  De diagnose dementie voor de ziekte van Alzheimer is waarschijnlijk als een persoon voldoet aan alle 4 criteria;  Achteruitgang in ten minste 2 van de 5 cognitieve domeinen (geheugen, uitvoerende functies, visuoruimtelijke functies, taal, gedrag)  Problemen met activiteiten in het dagelijkse leven  Achteruitgang ten opzichte van eerder niveau van functioneren  De problemen kunnen niet verklaard worden door een delier of psychiatrische aandoening Begin  Dementie begint soms alleen met vage angstklachten, achterdocht, depressie, suïcidale gedachten of lichamelijke klachten waar geen oorzaak voor te vinden is  Soms façadegedrag  Ontkennen van problemen met het geheugen en praat er overheen (nee, ik weet niet welk jaar het is, maar wat wilt u op mijn leeftijd!) Behandelmogelijkheden  Geen geneesmiddel dat de oorzaak kan stoppen of afremmen  Medicijnen die zorgen dat het ziekteproces enigszins wordt afgeremd  Kunnen bijwerkingen optreden  Mantelzorgondersteuning  Activiteiten en geheugentraining Verloop  1. Persoon kan heel moeilijk aangeven wat er precies gaande is  Kenmerkend: vergeetachtigheid  2. Taal geeft problemen aan, woorden die niet gevonden kunnen worden  Soms weer façadegedrag (proberen te maskeren met uitvluchten)  3. Persoon raakt de regie over het eigen leven kwijt



Ontstaan van desoriëntatie in tijd, ruimte en persoon => kan leiden tot onrust  4. Voorlaatste fase:  Persoon wordt stijver, ontstaan van foetale houding  Volledige afhankelijkheid voor eten en drinken  Urine en ontlasting niet meer kunnen ophouden  5. Uiteindelijk zien we dermate verzwakking dat de persoon komt te overlijden o Zeldzame vormen van alzheimer  Posterieure corticale atrofie  Moeite met voorwerpen die ze zien te herkennen. Ze kijken er overheen  Het kan lijken alsof er een probleem met de ogen is maar de oogarts vindt geen afwijkingen  Het probleem zit in de achterste delen van de hersenen waar visuele informatie verwerkt wordt  Taalvariant – logopene afasie  Begint met taalproblemen, moeite met het goede woord te vinden en moeite met het nazeggen van een zin  In de loop van het ziekteproces gaan andere cognitieve domeinen ook steeds verder achteruit  Begint in de temporele kwabben aan de linkerzijde  Frontale variant  Hersenschade is het nadrukkelijkst aanwezig in de voorste delen van de hersenen  Gedragsveranderingen, problemen met uitvoerende functies (plannen en monitoren van gedrag en overzicht houden) o Typische en atypische alzheimer Typische alzheimer Atypische alzheimer Ziekteverloop Geleidelijk Sneller Beginleeftijd Ouder Jonger Duidelijk vertraagd, Hersenactiviteit Mild vertraagd, meest meest afwijkend achterin opvallend in slaapkwabben  Vasculaire dementie o Gevolg van verstopte bloedvaten (aderverkalking), bloedingen in de hersenen of een gebrekkig zuurstoftoevoer  Binnenkomende gebeurtenissen kunnen niet meer goed worden opgeslagen  Het opnemen en ophalen van gebeurtenissen is verstoord maar met het vermogen om herinneringen op te slaan is niets mis o Treedt op tussen 60 en 80 jaar o Persoon is meer bewust van het falen op cognitief en motorisch niveau o Verloop:  Grillig en stapsgewijs met perioden van verslechtering en verbetering

8

 Bij Alzheimer geleidelijke achteruitgang Worden zwakker → vaak sneller opgenomen in verzorgingsinstelling Verwijst naar iedere vorm van dementie die kan worden toegeschreven aan bloedvatproblemen en doorbloedingsstoornissen van de hersenen  Multi-infarctdementie, aderverkalking, arteriosclerose Een corticale dementie  +/- dezelfde kenmerken als Alzheimer  Eerste symptomen zijn anders  Kunnen ook moeite hebben met lang opgeslagen info te recupereren Kenmerkt zich door schoksgewijs verloop  Afsluitingen van bloedvaten in de hersenen kunnen zich van het ene op het andere moment voordoen  De al bestaande achteruitgang in psychisch functioneren kan plotsklaps overgaan in een veel grotere achteruitgang, waarbij niveau van functioneren vaak enige tijd stabiel blijft, maar ook plots opnieuw kan verslechteren Oudere met vasculaire dementie heeft lange tijd een goed besef van het verlies van bepaalde hersenfuncties  Is voor hemzelf, maar ook voor de omgeving emotioneel zwaar Wisselend functioneren  

o

o

o

o

Mengdementie:  Zowel sprake van vasculaire problemen als amyloïde plaques aanwezig  Lewy body dementie o Begint tussen 50 en 80 jaar  Met aandachtsproblemen, vertraagd denken en handelen o Onregelmatig verloop met momenten van herstel o Abnormale eiwitneerslagen over gehele hersenen  Gevolg: wisselende verwardheid, hallucinaties, loopstoornissen  Eerst motorische problemen, later cognitieve problemen  Vrij snel verloop van ongeveer 1 jaar  In die tijd verslechtert het algemeen functioneren in een rap tempo  Cognitieve toestand wisselt van dag tot dag, van uur tot uur, van minuut tot minuut o Lewy lichaampjes:  Bepaalde eiwitdeeltjes die verspreid in de hersenen voorkomen o Typerend:  Nauw gerelateerd met de ziekte van Parkinson  Visuele hallucinaties (dingen zien die er niet zijn)  Visuele illusies (dingen voor aders zien dan ze werkelijk zijn) o Periodes van redelijk functioneren kunnen afgewisseld worden met periodes van forse verwardheid (lijkt dat oudere delirant is) o Uitgesproken geheugenstoornissen kunnen in het begin ontbreken o



9

Indien aanwezig, karakter van:  Stoornissen in leervermogen (zoals bij corticale dementie)



Subcorticale dementie (vergeetachtigheid met relatief intacte recognitie) o Kenmerken  Slecht concentreren  Moeilijk aandacht richten  Diverse spierproblemen  Verhoogde spierspanning staat voorop  Valneiging, neiging tot flauwvallen, herhaaldelijk vallen  Niet noodzakelijk aanwezig voor diagnose o Verschil alzheimer en Lewy Body  Alzheimer meer cognitie, lewy body ook op handelen  Fronto-temporale dementie o Eerst frontaal- of voorhoofdkwab en temporaal- of slaapkwab aangetast o Progressieve dementie o Begint meestal op leeftijd van 50-60 jaar en vroeger o Kenmerken:  Geleidelijk ontstane gedrags- en persoonlijkheidsverandering  Stoornissen in executieve functies  Remmingen vallen weg  Persoon kan zeer extrovert worden  Gesprekken met wildvreemde mensen en opmerkingen die nergens op slaan  Soms agressief gedrag  Soms obsessief gedrag  Steeds dezelfde handelingen worden uitgevoerd  Persoon begint te overeten (geen verzadigingsgevoel) o Symptomen kunnen sterk verschillen afhankelijk van de delen van de frontale kwab die worden aangetast o Pas later in het beloop:  Geheugenstoornissen  Vrij lang bewust van plaats en ruimte, pas in een later stadium verdwijnt dit ook o Gedragsstoornissen op de voorgrond  Op het begin wordt er vaak gedacht aan een psychiatrische aandoening o Ook soms sprake van  Apathiesyndroom  Initiatiefverlies, desinteresse, emotionele vervlakking  Ontremd gedrag  Ontremd koopgedrag, eetgedrag, seksueel gedrag  Stereotiep dwangmatig gedrag  Uitvoeren van ritualistische handelingen, dwangmatigheid met etenstijden o Vroeg in verloop  Verlies van empathie of emotionele betrokkenheid

10

 

Persoon heeft geen of verminderd zicht op zijn toestand Reductie van spontane spraak  Gepaard met woordvindingsstoornissen  Kan uiteindelijk leiden tot mutisme o Uitingsvormen  Veranderingen in gedrag, persoonlijkheid en emoties  Je naaste reageert onvoorspelbaar, ongeremd of juist dwangmatig  Moeite situatie te beoordelen  Dit is gedragsvariant van FTD  Artsen noemen deze variant nog vaak de ziekte van Pick  Vroeger werd fronto-temporale dementie de ziekte van pick genoemd  Opgezwollen en ballonvormige cellen in voorste hersenkwabben werden de pickcellen genoemd  Inmiddels ontdekt dat deze pickcellen niet altijd voorkomen bij frontotemporale dementie  Ziekte van pick = gedragsvariant van FTD en dus geen andere naam voor FTD  Veranderingen in taalvaardigheid zoals spreken, begrijpen, lezen en schrijven.  = primair progressieve afasie (PPA)  Voorbeeld hiervan is semantische dementi...


Similar Free PDFs