Examenkennis handelingsvaardigheden PDF

Title Examenkennis handelingsvaardigheden
Course Handelingsvaardigheden A
Institution Hogeschool PXL
Pages 11
File Size 165.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 45
Total Views 153

Summary

Download Examenkennis handelingsvaardigheden PDF


Description

Ergovaardig Pagina 21-25 1.1 Basisstructuur van een ergotherapeutisch gesprek Soorten gesprekken: -

Vraag verhelderend Inzicht gevend Slecht-nieuwsgesprek …

1.2 de fasen van een basisstructuur in het ergotherapeutisch gesprek 1. 2. 3. 4. 5.

Bereid je voor Begroet en breng het contact tot stand Stel het doel en de procedure voor het gesprek vast Voer het gesprek dat past bij het vastgelegde doel Evalueer samen de resultaten van het gesprek en de werkwijze, en neem samen besluit(en) over het gevolg 6. Rond het gesprek af

1.3 Communicatieve vaardigheden tijdens een ergotherapeutisch gesprek Algemene communicatievaardigheden -

-

-

Aandacht gevend gedrag o Niet alleen aandacht geven aan wat de client zegt, maar ook op welke manier hij/zij het zegt Aanmoedigend reageren o Ondersteun de uitingen van de client Afstemmen o Stem je gedrag af op dat van de client Gevoelsreflectie o Empathie tonen Luisteren Parafraseren o Geef kort weer (in eigen woorden)wat de client heeft gezegd o Vertaling geven Samenvatten Signalen registeren en reflecteren o Opmerken van non-verbale, verbale, houding,… van de client Taalgebruik o Beknopte en goed begrijpende zinnen gebruiken Verhelderen en concretiseren o Vraag door Vragen stellen o Open en gesloten vraag technieken

Vaardigheden om de relatie op te bouwen -

-

Aantekeningen maken (notities) Erkennen o Accepteren van de denkbeelden en gevoelend van de cliënten, zonder oordelen of vooroordelen Gepast non-verbaal gedrag vertonen o Oogcontact, bewust zijn van je gelaatsuitdrukking, stemgebruik, houding, positie,… Gevoelig zijn o Respectvol en tactvol omgaan met lastige onderwerpen voor de cliënt Hardop denken o Denk met de client mee, betrokkenheid stimuleren Ondersteuning bieden Motieven noemen o Leg uit waarom je bepaalde vragen stelt Straal zelfvertrouwen uit

Vaardigheden om structuur in het gesprek aan te brengen (regulerende vaardigheden) -

Gesprek een logische structuur geven o Juiste volgorde Markeren o Aanhalen dat je naar een ander onderwerp/fase gaat Terugkoppelen naar de doelen Timing/ tijd o Niet te fel afdwalen Tussentijds samenvatten o Na elk onderdeel van het gesprek controleren of het besprokene duidelijk is

Pagina 90-106 Motorische vaardigheden -

-

-

Lichaamshouding o Stabiliseren o Oprichten o Positioneren Voorwerpen verwerven en vasthouden o Reiken o Buigen o Grijpen o Manipuleren o Coördineren Jezelf en voorwerpen bewegen o Bewegen o Tillen o Lopen o Transporteren o Doseren o Vloeiend bewegen

-

Het handelen volhouden o Uithoudingsvermogen o Tempo houden

Procesvaardigheden

-

-

-

-

o Aandacht schenken o Doelgericht zijn Kennis toepassen o Kiezen o Gebruiken o Hanteren o Informeren Tij organiseren o Initiatief nemen o Continueren o Volgorde aanbrengen o Beëindigen Ruimte en voorwerpen organiseren o Zoeken/ lokaliseren o Verzamelen o Organiseren o Opruimen o Navigeren Het handelen aanpassen o Opmerkingen/ reageren o Aanpassen van eigen werkmethode (accommoderen) o Aanpassen van de omgeving ( adjusteren) o Leren van fouten ( baat hebben)

Pagina 108-122 (zie boek – schema’s)

Ergotherapie en ontwikkelingsproblemen Pagina 103-110 6 Basaal leren en toepassen van kennis Hoe de ergotherapeut het best de spelontwikkeling kan stimuleren, is het noodzakelijk het juiste spelniveau van het kind te bepalen. (Spelniveaus van Vermeer) 









Spelend bewegen o 0-2 jaar perspectieven o Bewegingen die gemaakt worden met de handen en de voeten o Kind gaat manipulerend en experimenterend spelen met vormloos materiaal (water, zand, modder, klei, verf,..) o Begeleiding bestaat uit voordoen, het kind uitdagen om actief om te gaan met materiaal en het kind geruststellen Spelend omgaan met voorwerpen o 2 à 3 jaar o Functies ontdekken van speelgoed o Kind is motorisch herhalend actief o Omgang met speelgoed  Een bal kan rollen, een blok niet o Begeleiding: stimulerend, observerend, bevestigend o Speelgoed: emmers, schep, zandvormpjes, gieter, kwast, bal, muziekinstrumenten,… Spelend construeren o Vanaf 3 jaar o Van onderdelen een geheel maken o Betekenis geven aan spelhandelingen die voorheen op zichzelf stonden en leidde tot ontdekkingen en ervaringen o Assimilatie: beperkt tot het niveau dat het kind al heeft  De individu past zich aan de omgeving, en de omgeving aan het individu o Begeleiding: uitlokken tot zelfontdekking o Speelgoed: tekenen, plakken, knippen , verven, lego, poppenspel/huis,.. Fantasiespel o 3 à 4 jaar o Komt spel ten volle tot ontplooiing o In deze spelwereld kan het kind de wereld veranderen zoals hij/zij het wil o Imitatiespel o Begeleiding: samenspel, suggesties, het aanreiken van verkleedmateriaal en het meespelen van een rollenspel o Speelgoed: lappen, verkleedkleren, keukentje, doktertje, poppenhuis,… Succes-gezelschapspelen o 5 à 6 jaar o Toenemend begrip voor spelletjes die aan regels gebonden zijn  Beurt wachten en geduld oefenen o Begeleiding: bestaande gezelschapspelen aanpassen (regels, moeilijkheidsgraad) o Speelgoed: kaarten, werpspelen, gezelschapsspelletjes,.. o Samenspel kan begeleid worden door in het begin kleine groepjes te vormen van 2 of 3 kinderen

o

Ergotherapeut biedt eenvoudige spelletjes aan (die niet te lang duren)  Autootjes naar elkaar toe rijden, waarbij kinderen elkaar nodig hebben om tot spel te komen in functie van samenhorigheid en gezamenlijke plezierervaring

Spelbegeleiding (Hoe kan een ergotherapeut spel aanbieden?): Spelbegeleiding (als ergotherapeut/ergotherapeutische interventies): Hoe wordt een jong kind echter het beste uitgedaagd om tot spel te komen. 2 zaken van belang  kind moet zich veilig voelen en de houding van ergotherapeut/ouder ten opzichte van het spel en van het kind is voor de persoonlijkheidsontplooiing van belang . Aanbieden van spelvrijheid  noodzakelijk voor een veilige context 3 niveaus van spel worden bepaald door 2 factoren ( intensiteit van de begeleiding en begeleidingstechnieken) 3 niveaus van spel: 

 

Het voorbereidde spel o Ergotherapeut probeert door materialen en eenvoudige suggesties het kind aan te zetten tot spel Het aansluitend spel o Begeleidt de ergotherapeut het kind tijdens het spel Het begeleide spel o Meest intensieve, gestructureerde vorm van spelbegeleiding o Ergotherapeut blijft gedurende de hele speeltijd bij het kind o Ergotherapeut bepaald het spelverloop en brengt zowel het hoofthema als de deelthema’s aan

Pagina 111-123 6.3 Fijne motoriek Pas wanneer de primitieve reflexen verdwenen en vervangen worden door posturale mechanismen, kan en kind zich ontwikkelen tot een rechtopstaand, bewegend individu. -

-

Eerste 2 levensjaren  basale vaardigheden o Verdwijnen van reflexen, leert grijpen, reiken, dragen en loslaten o Al spelend in zijn eigen tempo verder oefenen Peuters  verkennen en ervaring opdoen o Er wordt gespeeld met grote vlakken en grove materialen 2 à 3 jaar  complexe vaardigheden o In -handmanipulaties, bilaterale handgebruik en gebruik van speelgoed gereedschap o Belangrijk voor het handelen (activiteit en participatie) van het kind in spel, zelfredzaamheid en school

Ergotherapeutische interventies -

-

-

Ergotherapeuten proberen zoveel mogelijk samen met het kind de therapie en de therapiedoelen uit te stippelen. Die visie op handeling sluit nauw aan bij de visie om meer en meer taakgerichte interventies uit te voeren. Het hoofddoel van de therapie is de fijn motorische vaardigheden op een functioneler en/of hoger peil te brengen zodat de participatie in spel, zelfredzaamheid en school haalbaar wordt. Wanneer dat niet haalbaar lijkt, kan er gecompenseerd worden met hulpmiddelen in te voeren, te visualiseren of de omgeving aan te passen. Dit is allemaal afhankelijk van de leeftijd en de hulpvraag.

Benaderingswijzen Ontwikkeling neurologische benaderingswijze -

Gebaseerd op neurologische principes en de normale ontwikkeling van het kind. Een goede wisselwerking tussen stabiliteit en mobiliteit, een goede houdingstonus en controle, en een goede dissociatie van de bewegingen staan hier centraal.

Benaderingswijze gericht op het verwerven van vaardigheden -

Richt zich op het aanleren van deelvaardigheden voor het optimaal functioneren in de omgeving. Er moeten 3 fasen doorlopen worden bij het aanleren van nieuwe motorische vaardigheden o Cognitieve fase  nieuwe vaardigheden begrijpen en ontwikkelen van cognitieve strategie: visuele controle en feedbackmechanisme belangrijk o associatieve fase  kind kent de grondregels van de vaardigheid en gaat door met het aanpassen en verfijnen: proprioceptieve feedback belangrijk o autonome fase  kind kan de vaardigheid automatisch met minimale bewuste aandacht. Het kind kan zich nu richten op andere zaken

Sensorische benadering -

baseert zich op het geven van gecontroleerde sensorische input om de integratie op subcorticaal niveau te vergroten.

Biomechanische benaderingswijze -

richt zich op ergonomische factoren die een invloed hebben op de kwaliteit van de uitvoering bij complexere fijn motorische zaken (BV.: zithouding kind aan tafel of aangepast meubilair…)

Psychosociale benaderingswijze -

wordt gebruikt als het kind tijdens de therapie gestuurd moet worden op vlak van zelfbeheersing, gerichtheid, coping vaardigheden en sociaalgedrag.

6.4 Visuele en visueel-ruimtelijke vaardigheden Visuele perceptie -

-

het totale proces dat verantwoordelijk is voor het opnemen van info uit de omgeving (sensorische receptieve functie) en voor het organiseren, structureren en interpreteren van visuele stimuli (cognitie). Een dynamische integratie van sensorische info waarbij nieuwe visuele en motorische info gecombineerd wordt met eerder opgeslagen gegevens. o Deze beide componenten zijn nodig voor het begrijpen van wat het kind ziet en om tot functioneel zien te komen.  De visueel-perceptieve functies kunnen optimaal ontwikkeld zijn en toch kan het kind problemen hebben met de verwerking van de info die het waargenomen heeft. o Tekorten in de visuele perceptie en in de ontwikkeling van visueel-ruimtelijke vaardigheden zijn vaak de oorzaak van functionele problemen bij het bewegen, de organisatie van tijd en ruimte, zich aankleden, eten, lezen, schrijven…

Ergotherapeutische interventies -

-

-

De basisvoorwaarden om tot een optimale visuele informatiewerking te komen zijn, naast de anatomie en fysiologie van de ogen, goed ontwikkelde visueel-receptieve functies, een goede uitgangshouding en een stabiele posturale basis om toe te laten dat de ogen samenwerken. Bij het handelen van een specifiek visueel-perceptueel probleem is het noodzakelijk om in veel verschillende materialen en activiteiten te voorzien waarmee de ergotherapeut op dit probleem kan inwerken. Warren ontwikkelde een hiërarchisch model van de ontwikkeling van visueel-perceptuele vaardigheden in het centraal zenuwstelsel.  laagste niveau, volgend niveau, voorlaatste niveau, hoogste niveau (zie p117, figuur 6.1)

Visuele aandacht -

de mate van alertheid, waarbij onderscheidt gemaakt wordt tussen gerichte, selectieve, volgehouden en verdeelde aandacht o Problemen met visuele aandacht belemmeren de automatische waarneming. De verwerking van de visuele info moet steeds bewust gebeuren, waardoor dit meer energie en aandacht vraagt.

Visueel scannen -

Hier wordt visuele info onderzocht. Aanvankelijk verloopt dat heel globaal en totaal ongestructureerd, mar ontwikkelt zich tot een doelgerichte, ordelijke en sequentiële handeling. o nodig om tot efficiënt visueel zoekgedrag te komen en belangrijk voor patroonherkenning

Patroonherkenning -

Worden de meeste opvallende kenmerken van een voorwerp of afbeelding geïdentificeerd. Daarvoor moet het kind de eigenschappen van een object kunnen identificeren o.b.v. verschillende figuurkenmerken. o kinderen met een beperkte discriminatievaardigheden vertonen een beperkt vermogen om te herkennen, te matchen en te categoriseren. o tijdens de therapie moet de info op een eenvoudige, georganiseerde manier aangeboden worden, met verduidelijking van wat echt ter zake doet. o Zoekstrategieën:  De waarnemer gaat op zoek naar specifieke visuele informatie en maakt een ruw onderscheid tussen figuur en achtergrond door de ene figuur afgezonderde van de andere  De waarnemer bepaalt welke figuren het meest betekenisvol zijn  Wanneer er geen onmiddellijke herkenning is maakte waarnemer een hypothese over de wagen onder visuele informatie en richt hij zijn aandacht op het selecteren van elementen om zijn hypothese te testen

Visueel geheugen -

Kinderen met problemen op vlak van visueel geheugen zullen moeilijkheden hebben met onthouden van letters, woorden en cijfers. o Geheugenstrategieën die aangeleerd kunnen worden:  Informatie groeperen  informatie over delen en organiseren een kleinere delen  bv. blaadjes verknippen  steeds herhalen kan invloed hebben op het kortetermijngeheugen, maar niet op het langetermijngeheugen  nieuwe informatie bewust koppelen aan reeds opgeslagen kennis in het langetermijngeheugen  gebruik maken van compensatie strategie zoals; noteren, een herinnering in de gsm,…

Visuele cognitie = de hoogste en meest complexe visuele perceptuele vaardigheid = het vermogen om visuele info mentaal te manipuleren en te integreren met andere sensorische info om problemen op te lossen, een plan uit te werken en beslissingen te nemen  om tot mentaal manipuleren te komen met het kind een visuele voorstelling kunnen maken.  een goed visueel voorstellingsvermogen is belangrijk om tot spontane vormgeving te komen.  Binnen de kinderergotherapie komen de cognitieve aspecten steeds meer aan bod wanneer gewerkt wordt op visuoconstructieve en visuomotorische vaardigheden.  Bij de visuoconstructieve vaardigheden zijn naast de visuele perceptie ook de fijn motorische beheersing, het organiseren en redeneren betrokken.  Bij het uitvoeren van visuoconstructieve taken met het kind visueel kunnen analyseren en synthetiseren.

Ook bij de visuomotorische vaardigheden wordt er beroep gedaan op visuele perceptie, fijn motorische beheersing, organiseren en redeneren. Er wordt vaak met potlood en papier gewerkt.  Een jong kind kan vormen veel vroeger visueel discrimineren dan kopiëren. Naarmate het kind eigenschappen van de figuur kan waarnemen, zal het tot meer inzicht in de figuur komen, leert het om die figuur op te roepen en uiteindelijk te reproduceren.  Het natekenen van geometrische figuren evolueert in alle culturen in ongeveer dezelfde volgorde.  In therapie kunnen de visuomotorische basisvaardigheden die nodig zijn voor het natekenen van figuren aangeleerd en ingeoefend worden.

Grondslagen van de ergotherapie Pagina 53 tabel 2 Taxonomie van het handelen en het rol gebonden handelen Niveau van complexiteit Handelen

Activiteit

Taak

Basisvaardigheid

Definitie een activiteit of een verzameling activiteiten die op een bepaald moment, in een bepaalde rol, in een bepaalde context plaatsvindt Verzameling van taken

Verzameling van basisvaardigheden

Verzamelen van functies en mentale processen

Voorbeeld op basis van rollen voetballen als ‘voetballer’ in een voetbalteam voetballen als ‘vader’ met zijn zoontje de voetballer traint wekelijks, speelt een wedstrijd en schrijft maandelijks voor het verenigingsblad de vader voetbalt af en toe met zijn zoontje; soms met zijn tweeën, soms met de buurkinderen erbij de voetballer fietst naar het voetbalveld, kleedt zich om, voetbalt op het veld, douchet en gaat na afloop wat drinken met de teamleden in de kantine de vader pakt de bal uit de garage, loopt met zijn zoontje naar het pleintje tegenover het huis en schiet de bal vele malen over en weer met zijn zoontje de voetballer zoekt en vindt zijn voetbalschoenen, strikt de schoenveters en loopt het veld op de vader zoekt en vindt de bal

Functies en mentale processen

Een simpele en willekeurige spier- of mentale actie

in de garage, beoordeelt het weer en besluit om zijn zoontje een jas aan te trekken en draagt de bal als ze naar het pleintje lopen flexie van de vingers, het verschil zien tussen een voetbalschoen en een sandaal, het tellen van het aantal doelpunten

Pagina 497-514 Wat is het belang van analyse van het handelen? -

Handelen is een complex begrip Grote variëteit in de uitvoering o Verschillen in beleving van activiteiten

Hoe definiëren we analyse van het handelen? -

Analyse van interactie tussen de aspecten van het handelen van een persoon, geobserveerd in een betekenisvolle activiteit binnen een relevante context. Doel is om inzicht te krijgen in de belangrijkste bevorderende en belemmerende factoren in het handelen. Analyse geeft inzicht in de wensen, behoeften en unieke waarden van het betekenisvol handelen voor een cliënt.

Hoe leer je het handelen te analyseren? -

Belangrijke essentiële vaardigheid van een ergotherapeut Systematische aanpak & methodische aanpak Alvorens te analyseren -> eerst een abstract beeld van de activiteit krijgen o Activiteitenanalyse o Stappenplan

Wat valt er te analyseren aan handelen? -

Onderscheidt maken tussen het uitvoeren van handelen én het ervaren/betrokken zijn bij het handelen

Hoe kan handelen geanalyseerd worden? -

Het is een methode om inzicht te krijgen in alle dimensies en aspecten van een betekenisvolle activiteit binnen het handelen van een persoon Inzicht in de kwaliteit Welke bevorderende en belemmerende factoren

Wat is de focus binnen de ‘analyse van het handelen’? -

Motorische vaardigheden Biomechanische referentie kader o Motorische functies  Bewegingsrange  Kracht  Uithoudingsvermogen

Processtappen: -

Een individu met zijn betekenisvolle activiteit in zijn relevante context De interactie tussen aspecten van het handelen Observatie Inzicht in de belangrijke factoren die bevorderend en belemmerend zijn

Stap 1: Selectie 

Bespreken van het dagelijks handelen en selecteren van één betekenisvolle activiteit binnen het handelen

Stap 2: Inzicht 

Inzicht krijgen door het bespreken en beredeneren met de client van alle aspecten en kenmerken van de betekenisvolle activiteit

Stap 3: Observatie 

Observeren van de daadwerkelijke uitvoering van de activiteit door de client (bij voorkeur) in zijn eigen context

Stap 4: Analyseren 

Analyseren van bevorderende en belemmerende aspecten in het handelen en gezamenlijk aannames voorstellen

Stap 5: Vervolg  

Gezamenlijk doelen opstellen Eventueel nog meer informatie aanzien...


Similar Free PDFs