Knaagdieren PDF

Title Knaagdieren
Author Sara Pipeleers
Course Knaagdieren
Institution Thomas More
Pages 93
File Size 3.5 MB
File Type PDF
Total Downloads 12
Total Views 125

Summary

samenvatting knaagdieren thomas more dierenzorg...


Description

KNAAGDIEREN Het konijn Biologie » » » » »

» » » » »

Stam: chordata of gewervelden Klasse: mammalia of zoogdieren Orde: lagomorpha of haasachtigen Soort: oryctolagus cuniculus Een konijn is geen knaagdier! Het belangrijkste verschil is de aanwezigheid van 2 paar snijtanden in de bovenkaak. o 2 snijtanden met 2 stiftanden Een konijn heeft 2n=44 chromosomen en is de enige vertegenwoordiger in zijn soort Kan niet gehybridiseerd worden met andere lagomorphen zoals bv de haas. o Een konijn kan niet met een haas kweken Rammelaar: man Voedster: vrouw Lampreien: jongen (maar wordt weinig gebruikt)

Konijn

Haas Groter, slanker, langere oren Ondergrondse holen Legers Nestblijvers: naakt, kunnen zelf nog Nestvlieders: geboren met haren zijn al niets meer volwassen Grote verschil zit in de plaats waar ze verblijven

Herkomst en geschiedenis » Afkomstig van het iberische schiereiland. Enkele honderduizend jaar oud soort. Ontdekt door de feniciërs, verspreid door de romeinen. Eerste geschriften over het fokken van konijnen in gevangenschap (leporaria) dateren van ongeveer 100vC. » Leporaria: ommuurde terreinen waarin wilde konijnen werden gekweekt » Laurices: romeinse delicatesse, konijnenfoeti- of -neonati » Middeleeuwen: laurices werden gegeten in kloosters, ook toegelaten tijdens de vasten, hier ook de overgang naar kweek in afzonderlijke hokken » Vanaf de 15e eeuw: definitief gedomesticeerd » Vanaf 19e eeuw: intensieve kweek voor vleesconsumptie.

Rassen » Er zijn veel rassen, het verschil is tussen huisdier en economisch gebruik » Indeling volgens gewichtsklasse: o Zware rassen  Een volwassen gewicht boven de 6kg  Vlugge groei  Relatief lage vruchtbaarheid  Laag slachtrendement op jonge leeftijd  Niet geschikt voor batterijen door het gewicht. Samen op een draadkooi is niet geschikt

Rassen:  Vlaamse reus  Reuzenvlinder  Franse hangoor  Deze rassen zetten veel vlees aan maar pas op latere leeftijd. Middenrassen  Volwassen gewicht van 3,5 à 4,5 kg  Goede vruchtbaarheid, groei, voederconversie (in staat om voer in vlees om te zetten)  Typische vleesrassen  Vaak gebruikt voor kruisingen  Zijn interessant voor de voedingsindustrie  Rassen:  Wit van dendermonde  Belgisch zilver  Van beveren  Belgische haas  Witte nieuw-zeelander  Vaal van bourgondië  Japanner  Wener  Engelse hangoren Kleine rassen  Volwassen gewicht 2 à 3 kg  Goede vruchtbaarheid  Laag voedergebruik  Minder goede groei  Soms gekruist met rammen van vleesrassen voor productie van slachtkonijnen  Rassen:  Hollander  Tan  Russ Dwergrassen  Geen enkele economische betekenis  Volwassen gewicht tussen 1 en 2 kg  Weinig vruchtbaar – kleinere nesten  Gekweekt als tentoonstellingsdier door hobbykwekers en vaak gehouden als gezelschapskonijn  Pittige, actieve dieren  Rassen:  Kleurdwerg  Pooltje  Nederlandse hangoordwerg Hangoren  Afhangende ipv rechtopstaande oren  Engelse hangoor (gehooropening naar voren)  Deze rassen worden veel gebruikt op tentoonstellingen Rassen met bijzondere haarstructuur  Angora  Enorm ontwikkelde onderwol  Onderwol komt boven de dekharen 

o

o

o

o

o

 Men moet veel kammen, scheren  veel zorg Rex  Zeer korte pels, haren rechtop ingeplant  Haarsoorten even lang  Werden vroeger gebruikt voor pels » Er is een aparte indeling voor hangoren en rassen met een afwijkende pelsstructuur 

Anatomische en fysiologische kenmerken Secundaire geslachtskenmerken Ram Kop: dikker Lichaam: korter Sterker ontwikkelde thorax Strakker aanliggende huid Stevigere kop, minder los vel

Voedster Kop: fijner Langere lichaamsbouw Sterker ontwikkeld achterlijf Losser in huid (wam)  ‘dubbele kin’

Skelet » Bekken staat vrij vertikaal » Achterpoot is veel groter dan de voorpoot. Radius en ulna zijn versmolten disaal van de tarsus » Alles plat op de grond » Spieren zijn bleker, botten zijn brozer  bij een fractuur vaak versplintering » Achterhand is enorm ontwikkeld » Ze hebben een zeer licht skelet, 7% van het LG » Korte, fijne voorste ledematen » Lange, krachtige achterste ledematen » Kunnen makkelijk wervelfracturen kijken door veel te stampen  correct hanteren! Achterhand altijd goed ondersteunen » Sterke achterhand is belangrijk voor de snelheid

Spijsvertering (!!!) » 2 paar snijtanden in de bovenkaak: dit onderscheid met echte knaagdieren waar dat deze ontbreken. » Het 2e paar is ingeplant juist achter het eerste paar, ook stiftanden genoemd. » Tanden zijn elodont (worteloos) en groeien continue (2mm/week bovenkaak, onderkaak nog meer) » Er is een evenwicht tussen aangroei en afslijten o Maloclusie: het niet passen van de tanden » Tanden gaan bijtelvormig afslijten » Voorzijde van de tanden zijn geglazuurd, de achterzijde niet. » Perfecte positie van de onder en boventanden tgo elkaar vereist of tandafwijkingen (olifantentanden, klemgebit) ontstaan met spijsverteringsstoornissen tot gevolg o Ze gaan minder voedsel opnemen waardoor ze minder gaan knabbelen » Tandformule: I2/1,C0/0,PM3/2, M3/3 o In total 28 tanden

» Diastema: opening tussen de snijtanden en de kiezen » Premolaren en molaren werken samen als 1 unit: cheek theet: de wang tanden

Spijsverteringsstelsel is zeer sterk ontwikkeld, tot 20% LG 70 à 80% SVS= maag + caecum Vertering is enzymatische vertering + bacteriële fermentatie Vertering: konijn is anatomisch een eenmagige zoals het paard maar vertoont een fysiologie die gebaseerd is op de vertering bij herkauwers » Konijn is een pseudo-herkauwer » SVS fysiologie o Mondholte: opname van voedsel + verkleinen door kauwen. Vermening speeksel (bevat weinig amylase) o Maag: secretie HCL + pepsine hydrolyse macromoleculen, vnl eiwitten o Dunne darm: toevoegen verteringssappen die afkomstig zijn van de lever, pancreas en dunne darm. Enzymatische vertering + resorptie glucose, vetzuren, aminozuren, mineralen, wateroplosbare vitaminen o Oneconomische --- bacteriële fermentatie thv caecum o Caecum: bacteriën die door vergisting onverteerbare voedingscomponenten afbreken o Colon: onverteerde fractie gescheiden in vezelrijke fractie dewelke ontwaterd wordt en als harde mestballetjes (keutels) via het rectum het lichaam verlaat. o Vezelarme waterrijke restfractie naar ceacum waar verder voedingsstoffen bacterieel gefermenteerd worden met productie van VVZ (vnl boterzuur) o VVZ:resorptie  nuttig voor het lichaam o Caecuminhoud (rijk aan vocht, bacteriën en wateroplosbare vitaminen) naar colon en daar omgeven door mucuslaag (slijmlaag) = caecotrofen  Voornamelijk smorgens uitscheiding van caecotrofen + reflectorisch rechtstreeks opzuigen aan anus  Caecotrofie= recuperatie hoogwaardig bacterieel eiwit, vitaminen, mineralen en vocht  Caecotrofen worden enzymatisch verteerd thv maag en dunne darm

» » » »

o SVS caecotrofie  Levert tot 25% van de dagelijkse proteïneopname en totale behoefte aan vit B en C  Goede werking van het systeem vereist voldoende structuurwaarde aan het dieet. Afwezigheid van structuur vertraagt de darmpassage, vnl in het caecum  Vant aan rond leeftijd van ongeveer drie weken.  Voordeel bacteriële fermentatie en caecotrofie:  Onverteerbaar voedsel wordt omgezet in verteerbare afbraakproducten  Hoogwaardig eiwitbron in de vorm van bacteriël  om een maximaal rendement uit de voeding te halen

Ademhalingsstelsel » Enkel ademhaling door de neus o Als een konijn ademt door de mond is er een probleem » Hebben een gevoelig ademhalingsstelsel » Thermoregulatie via AH o Ze hebben geen zweetklieren, kunnen via oren warmte verliezen maar vooral via de ademhaling. o Hierdoor is er in de winter geen probleem, maar hebben ze het moeilijker in de zomer » Bij stijging van de NH3 concentratie is er een daling van de AH frequentie en minder afvoer van CO2. o Ze zijn gevoelig voor ammoniak

Urinair stelsel » Minder goed in staat om urine te concentreren: grote urineoutput o Ze nemen heel veel vocht op  veel drinken  urineren ook veel op een dag » Calcium wordt via de nieren in de urine uitgescheiden o Door ca is de urine troebel » Ca rijk dieet: verhoogd risico op urolithiasis (blaasstenen) » Kleur urine: troebel (ca), wit, oranje/bruin geel of rood » Urine pH: 7,5-8,8 (alkalisch) » Urinedichtheid: 1,003 – 1,036  vrij laag » Urineoutput: 20-350 ml/kg/dag  varieert veel

Zintuigen » » » » » » »

Hebben een goed ontwikkeld zicht Ruim gezichtsveld Verziend: zien goed van ver niet van dichtbij Binoculair: is maar een klein gebied waar ze met beide ogen hetzelfde zien Blinde punt: vlak voor snuit / juist achter kop Tastharen die de sensorische zenuwen helpen Hebben een goed ontwikkeld gehoor o In de oren zitten veel bloedvaten

Lichaamsbedekking » De pels bestaat uit drie soorten haren: wolharen, dekharen en grannenharen o Wolharen: isolatie en thermoregulatie o Dekharen: beschermen de wolharen tegen uitwendige invloeden o Grannenharen: lange dikke haren die de richting van de pelsinplanting bepalen » 1 à 2 keer per jaar een rui » Angora » Rex

» Satijnbeharing » » » » »

Hebben talrijke tastharen op kop en flanken. Geen zweetklieren, wel talgklieren, oa onder de kin, liesplooi, anus 5 nagels aan voorpoten, 4 aan achterpoten 4 tot 6 tepels per lichaamshelft (meestal 4 of 5) Met kin wrijven  secretie verspreiden

Gedrag » » » » » » »

»

»

’s avonds en vroege ochtend actief Overdag veel rustmomenten Actieve en nieuwschierige dieren Markeren via talgklieren kin of sproeien urine (ram) (intacte voedsters kunnen dit ook doen) In natuur: leven in familiegroepen Stille dieren Niet solitair houden o Combi: gecastreerde ram en gestereliseerde voedster: beste combi o Combi: 2 voedsters: redelijke slaagkans o Combi: 2 rammen: meest moeilijke Koppelen: indirect of direct o Van enkele uren tot enkele maaden (gemiddeld 3 dagen) o Neutrale ruimte o Te verwachten gedrag: achter elkaar rennen, rijden, soms bijten (zonder bloed), over de schouder hangen, veel sproeien en keutelen, negeren… gaat zelden meteen goed o Agressie (niet oke): oren naar achteren, staart hoog, rijden op voorkant Combinatie konijn – cavia is niet ideaal o Pestgedrag (konijn achter cavia aan rennen) o Verschillende nutritionele behoeften (verschillen in voeding) o Verschillend dag en nacht ritme o Verschillende interactieve gedragingen kunnen niet uitgevoerd worden o Verschillende manier van communicatie, begrijpen elkaar niet

Aanschaf » » » »

Geschikte huisdieren Grote keuze rassen en kleurslagen Fokker-dierenwinkel Minstens 6 weken oud

Huisvesting » Lucht: meestal juiste temperatuur » Bodembedekking er uit? » Plastiek: temperatuur kan warmer worden, zeker wanneer het hok niet reegelmatig schoon wordt gemaakt » Enkel langs boven konijn er uit tillen (minder goed) » Kooien zijn vrij klein (in rustmomenten er in, maar hebben meer ruimte nodig op momenten dat ze meer actiever zijn)  niet bedoeling dat ze 24/24 hier in zitten » Rekening houden met de situatie: buiserd? Kan konijn er over springen?

» Met hoogtes werken is heel interessant: geeft hun meer ruimtelijk gevoel

Hanteren en fixeren » Niet bij de oren oppakken » Steeds achterhand ondersteunen o Door te trappen kunnen ze rugfracturen krijgen » Op rug draaien – controversieel » Konijnen willen met 4 poten op de grond blijven!  vinden het niet leuk om opgepakt te worden

Verzorging » » » » » »

Dagelijks: voederbak proper maken en al het vervuilde hooi verwijderen Wekelijks: grondig reinigen kooi, drinkbak of fles uitwassen Buiten huisvesting: potstal systeem Vacht: weinig verzorging nodig Gebit: normaal geen verzorging nodig (normake occlusie) Nagels: regelmatig knippen (konijn in neutrale houding)

Voeding 100% herbivoor Hoge structuurbehoefte: darmflora en motiliteit Hoofdbestanddeel dieet = goede ruwvezelbron (ad libitum) Korrels? o Eigenlijk geen korrels nodig, goede ruwvezelbron met groenvoer is voldoende. Kan wel gebruikt worden als snoepjes. » Groenvoer o Als ze nooit groenten hebben gehad niet in een keer veel vochtrijk voedsel geven » » » »

» Water: in stevige kom » Laag vezelgehalte: inhibitie normale peristaltiek » Hoog vezelgehalte: o Stimuleert darmmotiliteit door vrijstelling van enzyme motiline in de darm o Stimuleert de eetlust o Stimuleert caecotrofie » Hoog ew-gehalte: stijging pH in het caecum: overgroei patgogene ba » Granen en zacht fruit: negatieve invloed op fermentatie, overproductie gassen » Argumenten om hooi te geven: o In zwitserland bij wet verplicht voor het houden van konijnen o Nutriëntensamenstelling is ideaal voor konijnen o Inname is arbeidsintensief  Verrijking (minder verveling)  Vermidneren overdreven wassen (haarballen)  Risico op obesitas vermindert  Goed voor tanden  Tanden hebben de structuur nodig zodat de tanden blijven afslijten  Hooi eten verhoogt de wateropname- minder geconcentreerde urine – minder risico urolithiasis o Opletten met groenten met een hoog calciumgehalte in voeding en groeten

Voortplanting Geslachtsonderscheid en geslachtsrijpheid RAM Kop: dikker Lichaam: korter Sterker ontwikkelde thorax Strakker aanliggende huid » » » »

VOEDSTER Kop: fijner Langere lichaamsbouw Sterker ontwikkeld achterlijf Losser in huid (warm)

Twee goed ontwikkelde langwerpige testes in scrotum Breed open lieskanaal Sterk ontwikkelde M. cremaster Testes kunnen compleet teruggetrokken worden in abdomen

Voortplantingscyclus » » » » »

Geslachtsrijpheid is variabel 5 à 8 maand: zware rassen 4 à 6 maand: kleine + lichte rassen Moeilijk waar te nemen gezien geen duidelijke uitwendige bronstsymptomen Op 10 weken vaak al paringsbereid maar geen ovulatie

» Meestal wanneer 70 à 75% LG bereikt » Konijn heeft geen bronstcyclus zoals overige huisdieren » In principe is de voedster continu vruchtbaar omdat de ovulatie geïnduceerd is door de paring » Voedster is echter niet continu paringsgebied. Afhankelijk van concentratie oestrogeen » De dekking: o Gemiddeld 20sec na introductie voedster o Duurt 2 à 4 sec o Na ejaculatie laat ram zich vallen, soms met een schreeuw o Indien voedster ter plaatse blijft, binnen enkele minuten opnieuw (tot 20 dekkingen binnen 30 min vastgesteld)

Dracht en geboorte » Ovulatie: 10 – 12 u na dekking » Dracht: 31 à 32 dagen » Schijndracht: na steriele dekking wel ovulatie + progesteronproductie door de corpora lutea op de ovaria waardoor een tijdelijke periode van onvruchtbaarheid 18-20dagen » Schijndracht korter dan dracht door regressie CL (dat minder ontwikkeld is en minder progesteron produceert dan tijdens de dracht) oiv PGF2a. » 2 ovaria » 2 volledig gescheiden uteri (ong 7 cm lang) » 2 aparte cervices die uitmonden in de vagina

» » » » » » » »

Eigenlijk 2 baarmoeders (R&L), ook 2 BMhalzen die uitmonden In de vulva. Voedster vertoont frequent paringsbereidheid tijdens de dracht, vnl in de tweede helft Dekking tijdens de dracht veroorzaakt geen ovulatie en heeft geen invloed op het verdere verloop van de dracht Superfoetatie komt normaal niet voor bij het konijn, wel bij de hazin. Nestbouw: stro+ wol die de voedster plukt van haar abdomen en zo ook de tepels vrijmaakt Nestgrootte: 8 -12 (1-20) Placenta wordt opgegeten door de voedster Nestblijvers Voedster is onmiddellijk terug vruchtbaar

Opfok van de jongen » In utero: voeding via placenta en opname amnionvocht » Via amnionvocht reeds immunoglobulines voor de geboorte. Bijkomende antistoffen via colostrum maar colostrum toch voornamelijk een nutritioneel effect » Sterk geconcentreerde melk » 1x per 24u gezoogd » Na tiental dagen: ogen open en ontwikkeling pels » Nadien stilaan nest verlaten » Pas na 3 weken doen ze aan caecotrofie. (ph is ook anders dan wanneer ze volwassen zijn) » Spenen best op6 à 8 weken (ten vroegste 4 weken)

Konijnen in de dierenartsenpraktijk » » » » »

Problemen vaak tgv slecht management Vnl spijsverteringsproblemen Behandeling (risico dysbacteriose) Bloedname: v. cephalica, v. saphena lateralis IV therapie: oorvene

o Anesthesie  Zijn speciale procedures voor Follikels produceren oestrogeen, hoeveelheid oestrogeen heel groot  paringsbereidheid. Wanneer ze gepaard hebben: ovulatie  geinduceerde ovulator

Aandoeningen van het konijn Aandoeningen van het ademhalingsstelsel » Predisponerend: stressfactoren en andere aandoeningen » Symptomen: o Waterige of plakkerige neusvloei o Zware ah-arbeid o Verhoogde ah-frequentie » Klinisch onderzoek: o Observatie ah-frequentie, type ah o Inspectie neusopening, voorpoten, ogen o Palpatie kop en schedel o Auscultatei en/of medische beeldvorming o Normale AH frequentie: 30-60/min » Pasteurellose

o Etiologie:  Veroorzaakt door gram-negatieve bacterie pasteurella multocida o Belang en voorkomen:  Hyperacute ziekte of chronische ah-infectie o Pathogenese en verspreiding  Jonge konijntjes door moeder besmet voor het spenen  Rechtstreeks contact of via de lucht  Latente dragers o Symptomen: afh van de aard infecterende pasteurelle stam  Acute pasteurellose:  Hoog pathogene bacteriestammen  Sterfte na 2 à 3 dg ah-moeilijkheden (plotse sterfte kan)  Donker verkleurde slijmvliezen + snot  Chronisch snot:  Initieel niezen, later etterige neusvloei en korsten  Soms bemoeilijkte ah  Complicaties en verdere uitzaaiing mogelijk (onderhuidse abcessen) o Behandeling en bestrijding:  Acute pasteurellose: behandeling komt meestal te laat  Snot:  Antibiotica  Aangetaste dieren verwijderen  Medicatie om snot te verlichten  Stalmanagement  Stress vermijden » Rabbit hemorrhagic disease (RHD) o Ethiologie:  Veroorzaakt door calicivirus (enkel konijnen!)  Sinds 2016 in belgië een 2 e variant (RHD-2) o Belang en voorkomen:  China 1984  Zeer besmettelijk (wilde en tamme konijnen)  Sinds 1990 in belgiË  Opzettelijk uitgezet voor populatie beperking  Hoge sterftecijfers (90-100%)  Vnl volwassen konijnen  Aangifteplicht o Pathogenese en verspreiding:  Rechtstreeks of onrechtstreeks contact met virusbesmet materiaal (mest, urine, speeksel)  Vers groenvoer  Na intrede verspreidt virus naar verschillende organen  RHD-2: iets tragere verspreiding en sterfte o Symptomen:  Hyperacuut verloop: plotse sterfte, bloederig schuim thv neusopening  Acuut verloop: erg zieke dieren, hoge koorts, erge ahmoeilijkheden, soms stuiptrekkingen (sterfte binnen 3 dg) o Symptomen RHD-2:

 Omwille van trager verloop soms ook andere sn zichtbaar (icterus) o Behandeling en bestrijding:  Geen behandeling  Wel vaccins  Combi RHD-1 / myxomatose (jaarlijks herhalen)  RHD-2 (evt in combi met RHD-1/myxo)  Cocktail RHD-1 en RHD-2 (jaarlijks herhalen)

Therapie respiratoire aandoeningen algemeen: o o o o o o o

O2 terapie Vloeistoftherapie Neus proper houden (flushen) Slijmoplossers Antibiotica NSAID’s (ontstekingsremmers, pijnstillers) Dwangvoeding indien nodig

Aandoeningen van het spijsverteringsstelsel » Uiting spijsverteringsstoornissen: o Anorexie o Diarree o Obstipatie o Meteorisme o … » Therapie o Oorzaak behandelen (tandproblemen..) o Dwangvoeding o Vloeistoftherapie o Medicatie (pijnstilling) o Prokinetica o Rust, warmte, TLC

» Anorexie leidt tot ileus en omgekeerd o Anorexie: niet willen eten  Oorzaken: stress, pijn, tandproblemen, obstructie, enteritis…  Gevolg: leidt tot ileus, negatieve E balans, hepatiche lipidose, ketoacidose…  Behandeling: oorzaak zoeken, dwangvoeding, pijnmedicatie, vloeistof, bloedonderzoek (elektrolyten, glucose..), stressreductie,…  Spoed! o Ileus: hypomotiliteit van het GI stelsel  Symptomen: vermindering of stop van de productie van faeces en anorexie, minder alert, minder activiteit (ongemak), sterfte binnen enkele dagen



  

Oorzaken: pijn, stress, anorexie, gebrek aan vezels (alles paseert snel maar kan de peristaltische bewegingen niet goed doen), infecties… Gevolg: leidt tot anorexie  kan leiden tot dysbracteriose Behandeling: oorzaak zoeken, dwangvoeding, pijnmedica...


Similar Free PDFs
Knaagdieren
  • 93 Pages