Naamloos document - Lecture notes 5 PDF

Title Naamloos document - Lecture notes 5
Course seksuele psychologie
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 4
File Size 92.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 5
Total Views 140

Summary

Samenvatting: notities van de les bij de powerpoint...


Description

les 5 Dia 71 Het onderzoek van lisa diamond is een illustratie van hoe zit het met de seksuele orientaties/identiteiten van biseksualiteit. Dit onderzoek dat als achtergrond aansluit bij de vraag hoe zit het met biseksualiteit als je kijkt naar de vraag is dat een tijdelijke of geen tijdelijke fase, is dat een seksuele oriëntatie of identiteit. Diamond heeft baanbrekend werk verricht om dat thema in de ontwikkelingspsychologisch aan de orde te brengen. Als je nadenkt hoe kan je informatie vergaren binnen die ontwikkeling seksuologische benadering dan is het werk van DIamond een goed voorbeeld dat empirisch onderzoek nuttig kan zijn. Ze startte met een groep van 89 mensen en gaandeweg werd die kleiner en stopte met 79. Ze deed van T1 tot T5 elke 2 jaar deed ze interviews over hun ontwikkeling in termen van identiteit en seksuele oriëntatie. Het was een jonge groep 19 gemiddeld in het begin en 29 aan het eind en de mensen die aan het onderzoek deelnamen waren geen heteroseksuele vrouwen. De uitgangsvraag van Diamond was is biseksualiteit een fase in die ontwikkeling of is dat niet zo. Die vraag moet je goed kaderen dat wilt zeggen haar vraag is niet zijn er individuele mensen waarbij biseksualiteit een fase zou kunnen zijn want dan moet je individueel kijken, maar haar vraag is op groepsniveau dus als je naar het geheel kijkt van mensen is biseksualiteit dan een fase of niet. Haar belangrijkste bevindingen waren dat mensen van deze groep veranderde van identiteit. Van T1 naar T2 is zo bijvoorbeeld 32 procent veranderd van identiteit. Er is ongeveer van meetmoment naar meetmoment altijd 1/3de ongeveer veranderd. De groep van personen die minstens eenmaal veranderd veel groter namelijk 2/3de en ⅓ verandert meerdere malen. Samenvattend kan je zeggen dat er heel wat mensen in deze periode in hun leven op deze meetmomenten tussen 19 en 29 van identiteit veranderen. Dia 72 Je moet je ook realiseren dat Diamond meerdere variabelen heeft gemeten zoals identiteit en seksuele gedrag en attractie omdat die niet altijd perfect overeenkomen. Wat zijn haar conclusies. Als je zegt kijk er is sprake van een fase is de redenering dat er minder mensen naarmate de mensen van de groep ouder worden zich als biseksueel labelen en waarom zou dat moeten zijn. Omdat de aanname is dat de seksuele oriëntatie identiteit zal differentiëren in de adolescentie naar hetzij heteroseksualiteit of homoseksualiteit maar niet biseksualiteit. Dus het aantal dat zich definieert als biseksueel zou moeten dalen. Dat is niet het geval dus dat betekent dat er geen sprake is van dat je op deze data zou kunnen concluderen dat biseksualiteit een fase is. ook valt het op dat de data in zekere zin zich zo verhouden dat ze vergelijkbaar en congruent zijn met steun voor een stabiele seksuele oriëntatie maar ook voor de capaciteit voor seksuele flexibiliteit. Hoe zijn de data in overeenstemming met stabiele seksuele oriëntatie. Omdat een niet gering aantal mensen stabiliteit van aantrekking rapporteert en de verhouding tussen aangetrokken zijn tussen mannen en vrouwen dat die niet gelijk is voor verschillende groepen. je kan zeggen iedere groep heeft een specifiek patroon van aantrekking en dat patroon is bij een groot aantal mensen stabiel. Gelet op het feit dat veel mensen van identiteit veranderen is op het niveau van identiteit van biseksualiteit ook congruent zijn met flexibiliteit. De kern is aangezien zij over een periode van tien jaar geen vermindering is van biseksualiteit wat je zou verwachten of voorspellen op basis van het feit dat het een fase zou zijn zijn er data in strijd met het idee dat het een fase is en zijn er data wel in overeenstemming met het idee dat het een seksuele oriëntatie of identiteit kan zijn. methodologisch is het belangrijk om te zien dat het niet voor de hand ligt om haar vraag te beantwoorden als je geen longitudinaal onderzoek zou gedaan hebben. Dia 73 Hoe zou je nu seksuele orientaties moeten bestuderen en dit is niet bedoeld met moet je dan interviews of breinscans doen maar wel vanuit de vraag wat zou de fundamentele uitgangsvraag zijn als je seksuele orientaties vanuit ontwikkelingspsychologisch seksuologisch oogpunt wilt bekijken. Zou dat moeten zijn vanwaar komt homo of bi en heteroseksualiteit en of vanwaar komen seksuele orientaties? Het probleem in zekere zin is als je onderzoek wilt doen en theorie wilt vormen dat je moet starten en je kan niet zeggen ik begin blanco en zie wel. Een andere vraag is neem eens aan dat je overeen zou komen van de indeling die je maakt en de vraag die gesteld moet worden is vanwaar komen seksuele orientaties (hetzij homo hetzij biseksualiteit) en je gaat ervanuit dat heteroseksualiteit normaal, typisch is en daar wil je geen verklaring voor hebben want dat is de normale stand? Als je historisch kijkt dan zie je dat heteroseksualiteit vaak gezien wordt als een vanzelfsprekendheid waar geen verklaring voor nodig is. De vraag zou eigenlijk moeten zijn bij onderzoek de uitgangsvraag zou moeten zijn vanwaar komen seksuele orientaties en niet

vanwaar komen niet-hetero seksuele orientaties. Is het überhaupt ethisch om onderzoek te doen naar de oorsprong, de determinanten van seksuele orientaties. Of zouden we dat vanuit ethisch oogpunt helemaal niet mogen doen. De doelstellingen van onderzoeken moet daarvoor altijd geëxpliciteerd worden. In de seksuologie zijn dit soort kwesties controversiële en lastige kwesties omwille van de maatschappelijke terechte gevoeligheid. Dia 74 hoe wordt nu de seksuele oriëntatie en of identiteit gemeten? Historisch werd vaak gedacht in twee aparte categorieën heteroseksualiteit en homoseksualiteit los van elkaar. Kinsey heeft een andere conceptualisatie in de vorige eeuw op basis van onderzoek voorgesteld. Dat is een conceptualisatie als een dimensie waarbij je zegt als je wilt weten dat iemand meer heteroseksueel of meer homoseksueel is moet je kijken naar alle mogelijke tussenliggende posities en de dimensie met de ander uitrekenen. In se ga je er niet meer vanuit dat je twee categorieën hebt maar dat je een dimensie, een spectrum hebt en je van 0 tot en met 6 kunt gaan waarbij 6 exclusief homoseksueel is. Hier zie je die schaal en moet nog een categorie buiten de schaal aan toegevoegd worden. Kinsey Schaal gebruikte een x categorie en die was voor aseksuele mensen (zonder seksuele aantrekking enzovoort). In deze schaal kan je ook aseksueel zijn. Kinsey gaf geen namen verder Is dit zelfrapportage? Ja in principe dat wilt zeggen kinsey gebruikte twee groepen van indicatoren om die positie te bepalen in de oorspronkelijke kinsey schaal namelijk wat beleefd iemand en wat doet iemand. maar het is zelfrapportage in de zin van kinsey gebruikte interviews. het zijn de mensen die rapporteren wat ze gedaan hebben en voelen. theoretisch zou het denkbaar zijn als je mensen in hun levensloop levenslang kan lopen zou je dan kunnen zeggen ik kan het gedrag van mensen observeren en vragen wat ze beleven. Het is dus zelfrapportage en daarbinnen met beleving en gedrag als categorieën die gecombineerd worden. In zekere zin kan je daar niet meedoen want het is een beschrijvende categorisering. Wat is het idee het idee is dat je beschrijvend kan vaststellen waar mensen op die schaal zitten en dan komen andere vragen in het geding zoals als je tien jaar later die schaal weer afmeet is er dan wel of geen stabiliteit en dus in welke mate is een seksuele oriëntatie wanneer zij tot stand is gekomen bijvoorbeeld in de adolescentie predictief of niet predictief voor later, hangen er andere variabelen mee samen, ... Dia 75 Hoe plaats je nu iemand op de schaal van 0 tot 6. De positie op de schaal is de functie van de verhouding … het gedrag is doen en de psychologische reacties is beleven en kan je denken aan aantrekking, opwinding en dergelijke. Dia 76 Als we kijken naar de ontwikkeling na kinsey zien we dat het principe van een bipolaire schaal in belangrijke mate door de meeste onderzoekers wordt overgenomen maar dat men een splitsing gemaakt tussen gedrag en attractie en dan krijg je altijd met dezelfde systematiek 0 tot en met 6 eventueel met een x categorie dezelfde vraag van waar plaats je iemand in termen van gedrag en iemand attractie vanuit de uitdrukkelijke overweging dat gedrag en attractie aparte dimensies zijn en niet zoals bij kinsey geïntegreerd worden in één schaal maar dat het twee schalen zijn vanuit het achterliggend idee dat attractie en gedrag verschillend waren. Dus we behouden idee dat er een dimensie is maar splitsen de kinsey schaal in een voor gedrag en een voor attractie vanuit het idee dat het verschillende aspecten zijn van seksualiteit en ook vanuit het idee dat ze mogelijk verschillende determinanten hebben. De venndiagrammen van laumann engangon waar zij een onderscheid maken tussen gedrag, identiteit en verlangen een duidelijk voorbeeld zijn van het gebruik maken van kinsey achtige schalen maar wel met gesplitste variabelen. Dia 77 Na de kinsey schaal kan je zeggen dat er een paar alternatieven zijn geformuleerd om duidelijk te maken dat het niet beter is om ingewikkelder te meten dus om de complexiteit van die seksuele identiteit en of oriëntatie beter in kaart te brengen. We gaan drie alternatieven doornemen. Wat is de idee hier. het idee is dat bij de klein sexual orientation grid het idee is dat seksuele oriëntatie/identiteit een complexer gegeven is en met meer facetten dan de kinsey schaal en niet alleen met deze variabelen moet doen. Dat je dat ook moet doen voor het verleden, heden en het ideaal. Dat zou je telkens moeten doen van 0 tot 6 eventueel met een extra x categorie erbij en zou je de homoseksuele oriëntatie kunnen krijgen en dan krijg je een matrix waarbij je op een variabele allemaal posities krijgt en dan krijg je zo een globaal beeld. Emotionele en sociale preferentie zijn belangrijke variabelen daarbuiten en horen niet per se tot seksuele oriëntatie maar zijn wel belangrijk daarbuiten. Dia 78 Nog ingewikkelder heeft colemans dat proberen te doen door drie dimensies en twee

tijdsmomenten te zien en dan een 7 puntsschaal te vervangen door cirkels dat je zelf als het ware de taartpunten aanduidt. Wat is het verschil tussen seksuele oriëntatie en identiteit. oriëntatie wordt kort gezegd gedefinieerd als mannen en vrouwen, diegene waartoe je opwinding ervaart, waartoe je verlangt dat is een beleving variabele en seksuele identiteit is een zelfrepresentatie. Als iemand zich alleen aangetrokken voelt tot mannen en seksuele lust ervaren naar mannen toe enzovoort dan zullen andere snel zeggen dat is een homoseksueel. Toch zijn er mensen (herinner je de afbeelding/venndiagram van Laumann en co) ook al stellen zo een gedrag en hebben ze zulke attractie dat ze van zichzelf zeggen dat ze heteroseksueel zijn en hun zelfbeeld is kort door de bocht hun seksuele identiteit. En seksuele oriëntatie is waardoor je opgewonden door wordt enzovoort. Om de genderidentiteit en seksuele oriëntatie beter te verstaan moet je eens de “gender unicorn” opzoeken. Om in categorie X te komen moet je geen seksueel verlangen/attractie ervaren. De schaal is wel oorspronkelijk non binair gedacht maar als iemand non binair is kan je nog dezelfde redenering maken vanuit de persoon zelf dat wilt zeggen ik ben non binair, ervaar mij als en ben aangetrokken tot en hoe ga je dat dan labelen. Daar is geen goede oplossing voor en sommige onderzoekers gebruiken als uitgangspunt de anatomische sekse. Daar zijn natuurlijk ook moeilijkheden want hoe moet je dat toepassen op mensen met niet typische differentiatie van genetalia. Eigenlijk kunnen we dat op dit moment niet goed oplossen want mensen zijn of man of vrouw maar als mensen zich zowel man als vrouw voelen of niet dan is dat geen goed systeem om mensen te categoriseren. klinisch is dat geen probleem omdat je met mensen kunt praten en vragen tot wie voel je je aangetrokken enzovoort. Dia 79 De laatste variant van hoe kan je seksuele orientaties meten. Bij de al besproken schalen is er een bipolaire schaal (twee posities aan het einde: hetero en homoseksualiteit) de verhoudingen daarbinnen wilt zeggen betekent altijd dat je minder of meer op het andere bent omdat de verhouding bepaalt hoe je op die positie scoort. Storms heeft daarentegen voorgesteld door te werken met een orthogonale schaal. Je hebt een schaal voor homoseksualiteit en onderscheiden daarvan een schaal voor heteroseksualiteit. Dat geeft meer differentiatie. In tegenstelling tot de kinsey schaal kan je hier hoog scoren op homoseksualiteit en heteroseksualiteit. Waarom ik deze meetinstrumenten naar voren breng is niet dat je die moet beheersen maar wel om er u attent op te maken als je praat over hoe ontwikkelt .. zich dat het belangrijk is na te denken van wat verstaat er onder een variabele, hoe wordt het concept gedefinieerd, hoe wordt het gemeten en wat zijn de consequenties daarvan. Een ander belangrijk punt is hoe ontwikkelen seksuele orientaties zich en hoe kan je dat in kaart brengen en wat is de link met gedrag en andere psychologische variabelen. Dia 80 Herinner dat hiervoor de meta posities zitten van wat is kenmerkend voor ontwikkeling en voor een empirische benadering en welke meta perspectieven zijn er. Nu gaan we kijken hoe werkt het voor zover we het weten hoe komen gender posities tot stand. Wat betekent het als iemand zegt ik ben een man of vrouw en wat heeft dat voor implicaties in termen van gender gelijkenissen of verschillen. Dia 82 Op seksueel gebied wat zijn verschillen/gelijkenissen tussen mannen en vrouwen. Op seksueel gebied dus zijn er naar jouw oordeel verschillen en gelijkenissen tussen mannen en vrouwen wat betreft seksualiteit. Hoe zou je een man respectievelijk een vrouw definiëren. Het afschaffen van gender labels is niet realistisch. Op het paspoort staat een gender aanduiding vanuit een dubbele overweging. De eerste overweging is dat men jaren dacht en nog altijd denkt er zijn mannen en vrouwen en dat is nog altijd een belangrijk biologisch gegeven. Een tweede belangrijk gegeven is dat in verband met de sociale juridische effecten van sekse registraties zoals ouderschap en adoptie en erfenissen daarvoor heb je dat systeem nodig. Hoe zou dat ideaal typisch moeten? in sommige landen wordt geredeneerd van moeten we niet gewoon af van gender en sekse registraties. Anderen zeggen dan van ja maar wat moet je dan doen in de zorg en medische wereld als iemand een hartinfarct heeft enzovoort. Dia 83 Wat wordt er in de literatuur gemiddeld gerapporteerd over de verschillen en gelijkenissen tussen mannen en vrouwen. De verschillen eerst. Dit gaat altijd om groepsgemiddelden niet over spreiding enzovoort.Belangrijker en aantrekkelijk moet je altijd zien als verhouding. Je moet niet zien als het is niet of wel belangrijk maar het is meer of minder verhoudingsgewijze belangrijk. Dia 85 De dubbele standaard betekent een impliciete norm veelal waarbij verschillende

standaarden voor mannen en vrouwen op seksueel gebied gebruikt worden zoals mannen mogen/moeten veel seks hebben en vrouwen hebben als positie bij de dubbele standaard zijn terughoudender, eerst liefde dan seks et cetera. Opmerkelijk is dat vrouwen sterker dan mannen de dubbele standaard onderschrijven. Als ik een relatie heb zal ik niet vrijen met andere mensen dat is de attitude. Als je kijkt naar hoe vaak hoe weinig vrijt men met andere mensen dan zie je de overeenkomst tussen de attitudes die mannen hebben lager is dan de overeenkomsten correlatie bij vrouwen. Dia 86 Zijn er nog verschillen in gedrag. Ja er zijn nog uitgesproken verschillen. Daar zijn een aantal verschillen die beschreven worden. hoe zou je deze verschillen verklaren? De andere vraag is zijn dit universele of cultureel gebonden verschillen? Deze verschillen kunnen het gevolg zijn van een verschillende evolutionaire achtergrond van mannen en vrouwen bij de diersoort mens. Ze zijn een product van onze evolutionaire geschiedenis. hoe zou je daar tegenover staan? Er zijn twee fundamentele achtergronden bij. De ouderlijke investering van vrouwen is groter dan mannen en twee als je kijkt naar de vruchtbaarheidscapaciteit van vrouwen versus mannen is die van vrouwen kleiner want die kunnen een beperkt aantal keren zwanger worden in hun leven en die van mannen is relatief onbeperkt. Zowel de ouderlijke investering dat verschil als het verschil in vruchtbaarheidscapaciteit leidt tot een selectiedruk dat mannen minder kieskeurig zijn in seksueel gedrag om genetisch reproductiesucces te bevorderen en vrouwen meer kieskeurig omwille van het feit dat zij er belang bij hebben een goede, gezonde, .. partner te hebben die goed kan zorgen en de jongen kan beschermen. Evolutionair psychologen geven als verklaring van dat fundamentele patroon van deze verschillen verklaart wordt door het gender sekseverschil in ouderlijke investering en vruchtbaarheidscapaciteit. Denk je dat die beschreven verschillen westers zijn of de facto overal teruggevonden worden? Veel van de onderzoeken zijn gedaan bij een westerse steekproef. Daar moet je aandachtig voor zijn en ze generaliseren makkelijk. De onderzoeken waarop deze verschillen bijvoorbeeld gebaseerd zijn dat het duidelijk is dat er vaak onterecht en gemakkelijk gegeneraliseerd wordt van een steekproef naar de gehele bevolking. WEIRD is een psychologisch afkorting. Het is een afkorting als je kijkt naar psychologische en seksuologische theorieën hebben het doel kennis te genereren voor alle mensen en WEIRD wijst erop dat heel veel van de theorievorming en nog meer van het onderzoek binnen de seksuologie en binnen de psychologie zich beperkt heeft zonder het vaak te weten tot WEIRD steekproeven en dat zijn steekproeven die westers, hoogopgeleid (educated), geïndustrialiseerd, rich en democratic zijn. Dus let op veel van het werk dat wordt gedaan daar worden conclusies aan verbonden maar het is goed om de beperkingen in de gaten te houden....


Similar Free PDFs