Psychomotorische-revalidatie PDF

Title Psychomotorische-revalidatie
Course revalidatie bij psychopathologische aandoeningen
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 31
File Size 316.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 52
Total Views 123

Summary

Download Psychomotorische-revalidatie PDF


Description

Psychomotorische revalidatie Deel 1: Situering van de cursus Somatische geneeskunde = objectieve lichamelijke klachten als diagnose Psychiatrie = subjectieve aspecten zoals beleving en gedragingen De klacht over het motorische functioneren is niet altijd de hoofdklacht. Achter deze klacht ligt soms onderliggend een psychische klacht verscholen. Deel 2: Introductie in geestelijke gezondheidszorg Hoofdstuk 1: De geestelijke gezondheidszorg, psychiatrie en de maatschappij Associatie (John Locke) = staat in nauw verband met herinneren of het geheugen  als men zich een gebeurtenis of ervaring uit het verleden herinnert, wordt er een verband gelegd met andere soortgelijke gebeurtenissen en ervaringen  associatie maken van inktvlek (Rorschach) Geestelijke gezondheid = zich goed voelen  veel vrienden hebben, doelen bereiken, gezond eten, hobby’s hebben, bewegen… Metafoor van de boomerang = je kan gevoelens verdringen, maar ze komen toch terug  moeilijk verwerken van de gevoelens  daarom: gevoelens delen en als kinesitherapeut een luisterend oor hebben Cyclus van geestelijke gezondheid = gedachten hebben een invloed op gevoelens (emoties), die hebben een invloed op gedrag, wat een invloed heeft op het sociaal leven, wat op zijn beurt weer de gedachten gaat beïnvloeden Lichaam (somatische ziekten) beïnvloedt de geest (angstgevoelens, pijn) en de geest (mentale problemen) beïnvloedt het lichaam (gezondheidsgerelateerde problemen door inactiviteit) Psychomotorische dimensie: bewegen helpt het lichaam te leren, te ontwikkelen van psychomotorische en sensomotorische vaardigheden, cognitieve, sociale en emotionele vaardigheden Gesprek met psychiatrische patiënt: open vragen en veel herhalen + samenvatten  weerstand tegen bepaalde dingen + levensgebeurtenissen => stress (gedachten, emoties, gedrag, sociaal leven) Bewegen gevoelens (sociale affectie) emoties (cognitie)  mensen met mentale problemen bewegen minder  lichaam heeft invloed op geest en geest op lichaam => werken op bewegen en cognitie: functietraining => werken op bewegen en sociale affectie: psychomotorische psychotherapie (1) Motorische componenten: Handvaardigheid, schrijfmotoriek, lichaamscoördinatie, balvaardigheden, evenwicht, fysieke fitheid, etc. (2) Cognitieve componenten: aandacht, impulsiviteit, taal en communicatie, geheugen, spelregels (3) Sociaal-affectieve componenten: samenspel, sociale interactie, sociaal gedrag, zelfbeeld, weerbaarheid, etc.

Waarden = idealen die nagestreefd (moeten) worden door de mens Normen = gedragsregels Rosenhan-experiment: vrijwilligers, die zeggen dat ze stemmen horen, melden zich aan bij psychiatrische instellingen  opgenomen  waren eigenlijk gezond en gingen zich dan ook terug zo gedragen maar geraakten niet uit instelling Wanneer normaal en wanneer abnormaal? Abnormaal betekent weg van de normen en standaarden in de samenleving. Als gedrag afwijkt van statistische normen? Niet voldoende want iemand heel intelligent is dan abnormaal. Afwijkend gedrag van de normen en waarden is abnormaal maar verschilt per cultuur en verandert in de loop der tijd. Een ander beoordelingspunt is de mate waarin het gedrag aangepast is aan de eisen van de samenleving, dus hoe storend is het voor iemand zelf of voor de samenleving. Syndroom = een verzameling van steeds samen voorkomende klinische symptomen die kenmerkend zijn voor een bepaalde ziektetoestand Biomedisch model = symptomen en pathologisch substraat Psychiatrie: door objectieve criteria is een lichamelijke afwijking vast te stellen  kritiek: gebrek aan biomedische basis Verlies van betekenis: symptomen van mentale stoornissen in het dagelijkse leven die haar zin of betekenis verliest vb.: waarom was ik 50 keer per dag mijn handen terwijl ik weet dat het nergens goed voor is?  primaire ervaring van de onbegrijpelijkheid van het gedrag = rationalisatie  subjectiviteit is een probleem

Hoofdstuk 2: De ontwikkeling van de geestelijke gezondheidszorg in een historisch perspectief Prehistorie: magisch mythologisch wereldbeeld  ziektes toegeschreven aan oergeesten, demonen  geneeskunde om de boze geesten te verjagen Oude Griekse en Romeinse meesters: Hippocrates als vader van de westerse geneeskunde  onevenwicht van 4 lichaamsvochten: bloed, slijm, gele en zwarte gal  krankzinnigheid als hersenziekte, te behandelen met koude en warme baden, rust, afleiding Romeinen: Repressieve visie (geestelijke aandoening als simulatie van een ziekte om sociale of economische verplichtingen te ontkomen  opsluiten of lichamelijke pijniging als straf) vs therapeutische visie (spanningen door de omgeving  rust, muziek en aangenaam gezelschap  verzorging) Galenus: verband tussen psychische persoonlijkheid en lichamelijke gesteldheid  4 types: sanguinisch (meer bloed, levendig van aard met rijk gevoelsleven), cholerisch (meer gele gal, impulsief en opvliegend), flegmatisch (meer slijm, kalm en berustend) en melancholisch (meer zwarte gal, droefgeestig van aard)  therapie: baden, lichaamsoefeningen, rustkuren, muziek en aderlatingen)

Middeleeuwen: volksgeneeskunde en religie  therapie: uitdrijven van de duivel door gebed en vasten  verzorging vanaf 1200 door gasthuizen  opsluiting in gestichten  daarna verzorging door kloosterordes  hagiotherapie = bijstand vragen van heiligen Nieuwe tijd: Franse Revolutie (1794: meer geesteszieken, meer humane omstandigheden, eerste aanzet tot biomedische benadering)  Pinel en Esquirol  bevrijden van boeien van patiënten Diagnose bestond enkel uit manie (waanzin, stoornis van verstand) of dementie (afwezigheid van verstandelijk vermogen) => meer morele begeleiding van krankzinnigen Griesinger: positieve effecten van landarbeid, sociale activiteiten (ontstaan uit voedselschaarste in WO 1) Guislain: Belgische wet op krankzinnigenzorg  menswaardige opvang, hygiënische opvang en verzorging door gekwalificeerd personeel  collocatiewet: mensen konden opgesloten worden als ze storend gedrag vertoonden 1850: opkomst medisch model  bedverpleging, badtherapie, hydrotherapie  relaxering  Charcot: hypnose voor hysterie  zowel psychische als fysische processen Lobotomie of leucotomie = een aantal verbindingsbanen in de witte stof van de voorhoofdskwabben werden onderbroken Electroconvulsietherapie (ECT): indicaties zijn: - depressie, geen eetlust, moeheid, doodsgedachten, schuldgevoelens - manie, opgewonden, onvermoeibaar, zelfverzekerd - psychose, verward, angstig, wanen en hallucinaties Nevenwerkingen: geheugenverlies, hoofdpijn, spierpijn maar deze gaan over 20e eeuw: aanwenden van activiteiten als therapie want er is een eenheid tussen lichaam en geest  door beweging wordt het evenwicht bewaard tussen zijn, denken en doen  na behandeling terug naar maatschappij keren Wereldoorlog 1: gevolgen van oorlog: Shell shock  actieve therapie Na 2e wereldoorlog: invloed van filosofen  psychoanalyse door Freud  psychofarmaca (medicijnen) Ook opkomst psychotherapie = psychologische middelen worden gebruikt als behandelingen bij klachten op psychologische, somatische en sociale facetten van het functioneren Ook gedragstherapie en interactietherapie Jaren ’60: psychomotorische therapie (vooral voor chronische patiënten zoals schizofrenie)  maar ook ontstaan van antipsychiatrie  desinstitutionalisering  eerste keer dat term psychiatrie opduikt is in de nieuwe tijd

Hoofdstuk 3: Voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg Ambulante zorg: zorg niet in een instelling (extramuraal)  mensen wonen zelfstandig maar hebben wel een bepaalde manier van zorg nodig * Centra voor geestelijke gezondheidszorg: advies, diagnose en behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen  individuele psychotherapie, echtpaar- en gezinstherapie (meestal verwezen door huisarts of CLB) * psychiatrische thuiszorg Semimurale zorg: niet zelfstandig wonen, maar hoeven niet opgenomen te worden in een ziekenhuis of verzorgingstehuis * beschermd wonen: hulp krijgen waar nodig, maar zo zelfstandig mogelijk wonen  onderdak en beperkte begeleiding * deeltijdse behandeling in een psychiatrische instelling, dus maar 1 dag * dagbesteding voor verstandelijk gehandicapte- of lichamelijke gehandicapte mensen: zinvolle activiteiten om tijd zinvol in te vullen  ondersteuning in voorbereiding naar normale arbeidscircuit * beschutte werkplaatsen: personen met een arbeidshandicap toch tewerk stellen + ook revalidatie  handicap = elke langdurige en belangrijke beperking van de kansen tot sociale integratie van een persoon ten gevolge van een aantasting van de mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden Intramurale zorg: klinische zorg, zorg in een instelling waarbij mensen opgenomen worden * PAAZ: psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis  opname-eenheid in een algemeen ziekenhuis  opname is niet langer dan 3 maand * PZ: psychiatrische ziekenhuizen  mensen met psychiatrische problemen  intensieve en gespecialiseerde behandeling nodig, kan kort of langdurig zijn * PVT: psychiatrische verzorgingstehuizen  mensen met psychiatrische problemen die nog permanent behoefte aan zorg hebben * Instelling voor verstandelijk gehandicapten Ijsbergmetafoor: mensen zien maar een bepaald deel van anderen, wat er echt met die mensen aan de hand is zie je niet, je kan niet in hun gevoelens kijken

Hoofdstuk 4: Actoren in de geestelijke gezondheidszorg Psychiater: eindverantwoordelijke van het diagnostische, farmacologische en therapeutische beleid Psycholoog: diagnostiek en psychotherapie Psychotherapeut: psychotherapie Verpleegkundige: crisisinterventie, begeleiding, ondersteuning in dagdagelijkse en sociale context Maatschappelijk werker: ondersteunt en bemiddelt aangaande werk, wonen, vrije tijd en financiële zaken Vrijetijdstherapeut: begeleiding bij een zinvolle dagbesteding

Creatief therapeut: behandeling aan de hand van creatieve opdrachten zoals schilderen, tekenen Ergotherapeut: zelfredzaamheid van de patiënt verhogen met betrekking tot wonen, werken en vrije tijd Muziektherapeut: muziek, het maken van geluiden en bespelen van instrumenten Psychomotorisch therapeut: lichaamsexpressie en bewegen  stimuleren van fysieke, cognitieve, affectieve en sociale dimensies Similes: vereniging voor gezinsleden met psychiatrische problemen Psylos: Vlaamse federatie voor sport en recreatie in de geestelijke gezondheidszorg VVGG: Vlaamse vereniging voor geestelijke gezondheidszorg  zet zich in om kwaliteit zorg te verbeteren en anderen een duidelijk beeld te geven van geestelijke gezondheidsproblemen

Hoofdstuk 5: Geestelijke gezondheidszorg en stigma Stigma = eigenschap of label waardoor personen verbonden worden met negatieve stereotypes en daardoor gediscrimineerd of ondergewaardeerd worden Stigma gaat ook over wat personen met psychische problemen zelf denken, voelen en doen Labelingsperspectief van Scheff: negatieve opvatting  label van psychische ziek  gedwongen om rol van psychiatrisch patiënt aan te nemen en uitgesloten te worden van andere rollen  het label zorgt er net voor dat iemand een psychiatrische patiënt wordt vb.: depressie wordt geassocieerd met een gebrek aan wilskracht en inzet  nog zwaardere stempel  gedrag wordt steeds vanuit de invalshoek depressie geïnterpreteerd met de gevolgen ervan Labelingsperspectief van Link: Personen met psychische problemen kennen de negatieve houdingen en zijn bang voor discriminatie en onderwaardering  patiënt labelt zichzelf en schaamt zich  verliest gevoel van zelfwaardering, pessimisme, sociaal disfunctioneren  men is angstig, depressief en kwetsbaarder  men probeert niet meer te integreren  verlies steun Gevolgen van stigma: - in gevaar brengen van de eigen gezondheid - beperken van sociaal netwerk - gevoelens van minderwaardigheid en machteloosheid - vermijden, uitstellen, vroegtijdig afbreken van de behandeling

Deel 3: Modellen in de geestelijke gezondheidszorg Hoofdstuk 6: Wat is de oorzaak van een psychiatrische aandoening? Biomedisch model: patiënt is een object  voelen, kijken en luisteren naar symptomen  oorzaak hiervan in lichaam zoeken  de patiënt als persoon is ondergeschikt  aandoening is niet uniek, aandoeningen zijn classificeerbaar  sociale en emotionele aspecten zijn niet relevant  patiënt volgt richtlijnen op, anders onwil of onvermogen van de patiënt  vooral kinesitherapeuten gebruiken dit model omdat ze moeten genezen (weinig interactie tussen therapeut en patiënt)  therapeut is afstandelijke observator, rol van patiënt is beperkt tot passieve ontvanger Biopsychosociale model: elementen van biomedische model aangevuld met psychosociale elementen  rekening houden met somatische, psychische en sociale factoren  individuele werkelijkheid van elke mens  beperkingen in het dagelijks leven  van genezen naar verzorgen (van cure naar care)  patiënt moet actief participeren aan de behandeling  behandeling om lichamelijke, psychische en maatschappelijke aspecten te veranderen  het gaat niet alleen om ziekte, maar ook over het ziek-zijn  begrijpen van de klacht (hoe patiënt ziekte beleeft en hoe hij er mee omgaat)  luisteren naar de patiënt  onbewuste mentale processen kunnen bepaalde fysische stoornissen veroorzaken - Biologische factoren: genetica, organische stoornissen, temperament, hormonen…  psychofarmaca - Socio-culturele factoren: werk, gezin, omgeving, vrienden, socio-economisch, normen en waarden, opleidingsniveau… - Psychologische factoren: intelligentie, sociaal inzicht, motivatie, relaties, copingsmechanismen…  psychomotorische therapie en kinesitherapie => verschil tussen biomedisch en biopsychosociaal zit hem in ziekte vs ziek zijn  ziekte is objectief lichamelijke oorzaak, ziek zijn is subjectieve ervaring en ziektebeleving Meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel (MDBB-model): biopsychosociaal model  ziekte is een onevenwicht tussen belasting en belastbaarheid Problemen horen bij het leven en kunnen opgelost worden door erover te praten, als problemen blijven bestaan en doorwegen op het eigen welbevinden, persoonlijke relaties dan kan professionele hulp aangewezen zijn  hulp door arts die doorverwijst, of Centrum voor Geestelijke Gezondheid, privé-psychiaters  intake en onderzoek (probleemanalyse)  behandeling (medicatie, psychotherapie, psychomotorische therapie)  afsluiting (evaluatiegesprek) Voorbeschikkende factoren cultuur, gezin persoonlijkheid fysieke toestand

   

uitlokkende factoren sociaal psychisch histologisch

zwarte jongen



He neger!

   

onderhoudende factoren sociale interacties overtuigingen, gedachten lichamelijke toestand, milieu, leef- en eetgewoonten

Liaisonpsychiatrie = De specifieke doelstelling van de liaisonpsychiatrie is de scheiding tussen de psychiatrie en de rest van de geneeskunde in het algemeen ziekenhuis te verkleinen en de zorg voor

patiënten met psychische én lichamelijke aandoeningen te verbeteren  brug tussen geest en lichaam Sociale psychiatrie = Sociale psychiatrie is het onderdeel van de geestelijke gezondheidszorg dat zich richt op de cliënt in zijn maatschappelijke en sociaal-culturele context. Dit vanuit de gedachte dat geestelijke gezondheidsproblemen ontstaan in interactie tussen individu en omgeving (familie, werk, sociaal netwerk etc.). Dit uit zich in een praktische behandeling die is gericht op het kweken van weerstandsvermogen bij cliënt en omgeving.  voorkomen van marginalisering, aandacht voor sociale context van psychiatrische problemen, aandacht voor praktische problemen, flexibel aanbod van behandeling, beschouwing van patiënt in maatschappelijke en sociaal-culturele context => werken aan weerstand  copingsmechanismen zoals sporten, ontspanningsoefeningen, sociaal actief zijn, kunst maken

Hoofdstuk 7: Biologische verklaringsmodellen Samenhang tussen lichaam en geest  relatie tussen somatische aandoeningen (oorzaak) en psychische symptomen (gevolg): - somatische aandoening staat in direct verband met psychische symptomen  psycho-organische stoornissen vb. dementie => biologische psychiatrie - somatische aandoening vermindert weerstand en belastbaarheid en draagkracht van persoon  sneller problemen in het zich aanpassen aan wisselende omstandigheden  stress  verergeren of ontstaan van psychische symptomen => biologische psychiatrie - somatische aandoening kan zulke aanpassingsproblemen met zich meebrengen dat de persoon hierop reageert met psychische symptomen  depressie Centraal zenuwstelsel beïnvloedt ons gedrag (zoals stress of beschadigingen of afwijkingen in hersenen)  storingen in het CZS heeft gevolgen voor ons psychologisch functioneren vb.: agressief gedrag door beschadigingen in frontale hersenen  gebrek aan moreel besef vb.: depressieve mensen door afwijking in frontale hersenen  rechts meer, links minder activiteit vb.: gebreken in spraak, geheugen of aandacht door ongeval of bloeding in hersenen vb.: dementie door ouder worden  vermindering van intellectuele vermogens Neurotransmitters (informatieoverdracht tussen zenuwcellen) beïnvloeden ook ons gedrag vb.: agressieve mensen hebben een te trage terugvoer van serotine van ontvangende naar zendende zenuwcel vb.: depressieve mensen hebben een verstoorde overdracht van serotine vb.: schizofrene mensen hebben een verstoorde overdracht van dopamine Erfelijkheidsfactoren  genen spelen een rol in de kwetsbaarheid voor een aantal psychiatrische stoornissen  samenspel tussen genetische achtergrond en wat iemand meemaakt  genen kunnen actiever of minder actief gemaakt worden door stress

Biologische behandeling: - medicatie  psychofarmaca door psychiaters zoals kalmeermiddelen en slaapmiddelen (Valium,

ook spierontspannend en werkt ook angstwerende effecten tegen), antidepressiva (selectieve serotonine heropname remmers, SSRI’s zoals prozac, positief effect op depressie, angst, boulimie, maar nevenwerkingen zoals slapeloosheid, misselijkheid, verminderde eetlust), antipsychotica (tegen hallucinaties, waanideeën, chaos, angst  positieve symptomen van psychose maar ook negatieve symptomen zoals tekort aan initiatief, ’s ochtends niet op gang kunnen komen  werken op dopamine en serotonine maar bijwerkingen zoals gewichtstoename, meer kans op suikerziekte, verhoogd cholesterolgehalte) en pijnstillende middelen - ECT of electroconvulsietherapie  kunstmatig epileptische aanval opwekken  onder narcose brengen en spierverslappende medicijnen toedienen - beweging  preventief effect maar ook positief effect op het verloop van een aantal psychiatrische en somatische aandoeningen  verbetering van stemming *endorfine hypothese: endorfine neemt toe bij fysieke activiteit  analgetisch en euforisch voelen  runners high * monoamine hypothese: depressie hangt samen met een functioneel tekort aan monoamine neurotransmitters in het CZS  door fysieke activiteit wordt het tekort teniet gedaan * thermogene hypothese: hypothalamus is betrokken bij regulatie van lichaamstemperatuur en emoties  verhoging temperatuur  affectieve processen beïnvloeden Psychosociale verklaringen: - time out hypothese: fysieke activiteit onderbreekt disfunctionele gedachten  afleiding van negatieve gevoelens - sociale interactie hypothese: plezier en persoonlijke aandacht van de therapeut wordt als aangenaam ervaren  vermindering depressieve gevoelens - opponent-proces theorie: emoties zijn gepaard  ene emotie voelen, tegenovergestelde onderdrukt - competentieverbetering hypothese: opdoen van succeservaring

Hoofdstuk 8: psychologische verklaringsmodellen Psychodynamische verklaring: Freud  gedrag bepaald door innerlijke driften  persoonlijkheid bestaat uit 3 componenten: - het es: onbewuste, lustprincipe - het ich: neemt beslissingen, bemiddelt tussen wat het es wil en wat überich toelaat - het überich: geweten, waarden en normen => verdedigingsmechanismen: beschermen ons tegen de psychische spanningen die uit conflicten hiertussen kunnen voortkomen Behandeling: wat iemand onbewust voelt en denkt  drijfveren en verlangens komen naar boven als we ontspannen zijn - objectrelatiemodel: belang van relaties in het begin van het leven  waarop een jong kind zijn omgeving beleefd, wordt weerspiegeld in wat hij later van relaties verwacht - interactioneel model: problematisc...


Similar Free PDFs