Tractus digestivus PDF

Title Tractus digestivus
Author aline van stallen
Course Klinische Anatomie
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 16
File Size 1.1 MB
File Type PDF
Total Downloads 67
Total Views 129

Summary

Tractus digestivus...


Description

KL I N I SC H E AN ATO M I E: TR AC TUS DI G ESTI VU S INLEIDING Tractus digestivus: • •

• • •

Endodermale oorsprong Structuren (aangepast aan de processen die er plaatsvinden) gericht op: o Transport o Secretie o Resorptie Elementen van oppervlaktevergroting (bv. darmvilli) Controle door het autonoom zenuwstelsel Overgangen tussen dwarsgestreept en glad spierweefsel

Voedingsstoornissen: Ondervoeding (eiwit-energie, vitaminen, of tekort van beide) Vooral bij kinderen en bejaarden

Verminderde afweer

Nodig voor ontwikkeling Kan leiden tot Marasmus = ernstige vermagering door katabolisme van spieren en vet. Groei vertraagd, huid wordt gerimpled door het verdwijnen van onderhuids vet + haarverlies. Malabsorptie Korte termijn problemen = spijsverteringsinfecties (dan wordt je gevoeliger voor ziekten) Chronisch = mucoviscidose Kan specifiek zijn voor één voedingsstof (vit B12) bij voedingsstoffen bij tropische spruw.

of voor een spectrum van

OPM: pernicieuze anemie (komt meer voor vrouwen tussen 45 en 65 jaar, auto-immuunziekte waarbij er een vernietiging is van de intrinsieke factor. De intrinsieke factor heb je nodig om je vitamines te beschermen. Veganisme kan ook een oorzaak zijn van een tekort aan vitamines omdat ze geen dierlijke producten eten en het duurt jaren alvorens de defficiëntie zich uit daar het lichaam een grote opslag-capaciteit heeft. Obesitas BMI?  Door Adolf Quetelet, Gentenaar in het leven geroepen. BMI = LG (kg) / LL (m)2 De index wordt veelal verkeerd geassocieerd met vet. De BMI meet geen vetmassa. De BMI is een gewicht-lengteverhouding en zegt eigenlijk niets over de inhoud. Het wordt echter wel gebruikt voor het bepalen van ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas.

Er moet een evenwicht zijn tussen wat je innemeent en wat eruit gaat van energie.

Iemand met obestas is voorbestemd voor galstenen, hart en vaataandoeningen, hernia, varices, artrose, diabetes, post op complicaties, … De activiteit van de spijsvertering kan in 5 hoofdgroepen worden geranschikt: 1. 2. 3. 4. 5.

Opname Peristaltiek (transport) Vertering: Mechanisch (door mengen en kauwen) en chemische afbraak Absorptie Uitscheiding

DELEN VAN DE TRACTUS DIGESTIVUS  Cavum oris (mondholte) Duodenum,jejunum & ileum = dunne darm Pharynx

Oesophagus  Gaster  Duodenum (twaalfvingerige darm): link met: o Pancreas o Hepar 

        

o Vesica fellea (galblaas) Jejunum (nuchtere darm) Ileum (kronkeldarm) Ileocaecale valvula verbindt de dunne en dikke darm Colon ascendens (met caecum) Colon transversum Colon descendens Colon sigmoïdeum Rectum Anus

De spijsvertering breekt het voedsel af tot het geschikt is voor absorptie. Vlees

chemisch te complex om te worden opgenomen.

De vertering geeft volgende bestanddelen vrij: aminozuren, zouten, vetten en vitaminen. Na opname worden de voedingsstoffen oa gebruikt voor opbouw van het lichaam. Ze leveren ruw materiaal voor het maken van nieuwe cellen, hormonen enzymen. HULPORGANEN Bepaalde klieren buiten de tractus digestivus spelen een belangrijke rol in de vertering: • • •

Speekselklieren Pancreas Lever en galwegen

De speekselkieren zijn een fase van de vertering. Van zodra men voedingsbestanddelen opneemt in de mond, treedt er al afbraak van het voedsel op. De pancreas bevat ook verteringssappen en dan heb je nog de galwegen. WAND VA N DE TRACTUS DIGESTIVUS INTERN • • • •

Mucosa = slijmvlies (bekleding) Submucosa (+ plexus van Meissner) Muscularis externa (spierlaag) Serosa (of adventia) = vlies errond

EXTERN •

Peritoneum (aan de buitenkant)

PERITONEUM Grootste sereuze vlies van het lichaam. Gesloten zak in de buikholte  Rijkelijk voorzien van bloed, lymfe en lymfeklieren  Fysische barrière voor infecties (kan infectiehaard isoleren)  Bestaat uit 2 delen:  

9 9

Peritoneum pariëtale = tegen de buikwand Peritoneum viscerale = tegen de organen

De plooi van het peritoneum die de maag omhult = omentum majus. Hangt als een schort voor de buikorganen, Slaat vet op (isolatie + energie op lange termijn). Het zorgt voor mechanische bescherming, is ook een isolator en zorgt tot slot voor beweeglijkheid. Het omentum majus kan een infectiehaard van bv. een appendicitis isoleren. De schort gaat migreren richting de appendicitis, wikkelt zich errond zodat de infectie zich niet verder kan verspreiden.

ZENUWVOORZIENING Autonoom zenuwstelsel: • • •

Sympatisch Parasympatisch Werken antagonistisch

Parasympatisch: • •

N. Vagus (voornamelijk) = 10de hersenzenuw Sacrale zenuwen S2-4 (distale delen)

Effect: • •

Verhoogde spieractiviteit (peristaltiek door verhoogde activiteit plexus van Auerbach) Verhoogde kliersecretie (door verhoogde activiteit van de plexus van Meissner)

Sympatisch: • •

Talrijke zenuwen in thoracaal en lumbaal gebied die uit het ruggenmerg ontspringen Vormen ganglia in de thorax, abdomen en lumbaal

Effect: • •

Verminderde spieractiviteit (peristaltiek door verlaagde activiteit plexus van Auerbach) Verminderde kliersecretie (door verminderde activiteit van de plexus van Meissner)

Hier zie je beiden op één teken. -

Een deel van de organen wordt parasympatisch door de N. Vagus bezenuwd. Een deel van de organen wordt parasympatisch door S2-4 bezenuwd. Het orthosympatisch gedeelte thoracaal tot lumbaal bezenuwd.

OESOPHAGUS ® ® ® ® ® ® ®

Aansluitend op de pharynx Ligging achter de trachea Meerlagig epitheel Loopt doorheen de hiatus oesophageus van het diafragma (+/- Th10) Accent op transportfunctie Overgang naar de maag: cardia +/- 25cm lang met een doorsnede van 2cm (bij gem. volwassen persoon)

Drie vernauwingen in de slokdarm: Thv cartilago cricoidea (adamsappel) = constrictio pharyngo oesophagalis,  Thv arcus aortae (boog aorta indalen in thoraxwand) = constrictio partis thoracicae,  Thv diafragma (opening) = constrictio phrenica



Waar? ® ®

Voor de WK Achter de Trachea en het hart

Craniale (thv de epiglottis) en caudale deel voorzien van een sfincter (afsluiten) = pharyngooesophagale sfincter. Craniaal gedeelte: Voorkomt dat er lucht in de oesophagus komt of voeding in de trachea  Caudale gedeelte: Voorkomt oprispingen van maagzuur in de oesophagus 

FUNCTIE • • • •

Spijsbrok komt eerst in de pharynx => stimuleert peristaltiek Wand oesophagus wordt gesmeerd door slijm Onderste sfinter ontspant => toegang maag Sfincter sluit => vermijden reflux (voorkomen dat maagsap in de oesophagus komt)

MAAG OMENTA: 1. Omentum minus 2. Omentus majus

Omentum minus

Omentum major

DELEN ® ® ® ® ® ® ®

Cardia = ingang van de maag Fundus Corpus Antrum Pilorus Curvatura maior (grote bocht aan buitenzijde) Curvatura minor (kleine bocht aan binnenzijde)

Als de maag leeg is, bestaat het uit veel rimpels : RUGAE. Ze kunnen uitgerokken worden waardoor de oppervlakte vergroot als er voedsel in de maag komt. Wanneer de maag leeg is, is het slijmvlies in de lengte geplooid (RUGAE) en als de maag vol is, wordt hij weer glad getrokken : oppervlak heeft een glad fluweelig uiterlijk. Onder het slijmvlies bevinden zich talrijke maagklieren die maagsap uitscheiden.

INTERN

MAAGWAND:

® ® ® ® ® ®

Maagepitheel Submucosa Schuine vezels Circulaire vezels Longitudinale vezels Serosa

EXTERN De maag heeft drie spierlagen ipv twee (schuine vezels zijn niet aanwezig in andere organen van de tractus digestivus). Door deze spierstructuur ontstaan de knedende bewegingen alsook peristaltische bewegingen. De ringvormige spieren zijn het sterkst in het antrum pyloricum en de pylorus. Volume van de maag = 1,5 L (volw). MAAGSAP Functie maagsap = dagelijks 2L maagsap. Waaruit bestaat maagsap? Water, mineraalzouten, slijm, zoutzuur en interactieve enzymen voorlopers. Productie maagsappen 3 fasen: 1) Cephalische fase: zicht, geur, smaak, gedachte voedsel (N. Vagus stimuleert productie maagsappen) 2) Gastrische fase: Voedsel in de maag stimuleert de secretie van hormoon Gastrine. Gastrine in het bloed stimuleert de secretie van maagsappen

3) Intestinale fase: Voedsel in het duodenum stimuleert hormoon secretin en cholecystokinin => in bloed = verminderen van maag activiteit en secretie van maagsappen. Afb. Je ziet hier voedsel. Men gaat door geur, tactiele sensatie van de voedselbrok in de mond of als men denkt aan eten, dan wordt er een mechanisme in gang gezet in de hypothalamus en de amygdala (centrum van de eetlust). Parasympatische actiepotentialen worden door de N. Vagus naar de maag gedragen. Ter hoogte van de maag stimuleren ze de enterische plexus van de maag. Er gaan post-gangleonaire neuronen gestimuleerd worden, ze gaan zeggen dat Gastrine moet vrijgegeven worden door de endocriene cellen. In de 3de fase zal het voedsel in het duodenum de secretie van het hormoon Secretine stimuleren. Secretine gaat ervoor zorgen dat de Gastrine productie gereduceerd wordt.

Functies maagsappen 1) Water: maakt het voedsel vloeibaar. 2) Zoutzuur: stopt de werking van de amylase; vernietigd ingeslikte micro-organismen; biedt de zure omgeving die nodig is voor de effectieve vertering door pepsinen. 3) Pepsinogenen: deze enzymen zetten de vertering van eiwitten in gang. 4) I.F. (intrinsic factor): eiwit is nodig voor het absorberen van vit B12 in ileum. 9 De I.F. zet zich op Vit B12. 9 Het gaat deze vitamine beschermen tot in het ileum, waar het geabsorbeerd kan worden. 5) Slijm: voorkomt mechanische en chemische beschadiging van de maagwand. DUODENU M DELEN

® ® ® ®

Pars superior Pars descendens Pars horizontalis Pars ascendens

L1 (ongv. thv lumbaal 1) L3 L2-L1

Duodenum heeft een soort C vorm met binnenin je pancreas. Duodenum is ongeveer 25cm lang en buigt rond de kop van de pancreas.

Papilla duodenalis maior: 9 9

Ductus pancreaticus maior (van de pancreas) Ductus choledocus (van de gal)

Papilla duodenalis minor

9

Ductus pancreaticus minor

Uitscheidingssappen van de galblaas en de pancreas worden in het duodenum geloodsd via de ampulla hepaticus pancreatica, waarvan de opening naar het duodenum wordt bewaakt door de shpincter van Oddi. In het duodenum zullen een aantal organen hun excrementen uitscheiden, oa de pancreas. We zoeken de pancreas als een verlengstuk van het duodenum. De pancreas bestaat uit een cauda, corpus en een caput. In de pancreas zitten 2 ducti, die apart gaan uitmonden in het duodenum: ductus pancreaticus accessorius en de ductus pancreaticus. Aan de binnenkant van het duodenum: papilla minor en major (daar waar de ducti uitmonden). In de papilla major mondt nog een ductus uit die komt vanuit de lever. De lever wordt vaak beschreven als hebbende twee kwabben: een linker kleine kwab (lobus sinister) en een rechter grote

kwab (lobus dexter). Maar caudaal heeft het nog twee kleinere kwabben: lobus quadratus en lobus quadratus. Aan de lever hangt de galblaas/ vesica biliaris. De vesica biliaris heeft een ductus cysticus als afvoer. Deze gaan samen met de twee afvoerkanalen van de lever die vooral vanuit de grote lobi van de lever komen. Ze vormen de ductus choledocus. De ductus choledocus gaat samen met ductus pancreaticus over in het duodenum.

JEJENU M – ILEUM Het jejunum is het middendeel van de dunne darm en is ongeveer 2 meter lang. Het ileum, het laatste deel is ongeveer 3 m lang en eindigt in de ICV (ileocaecale valvula).

Binnenin het jejunum en ileum zijn darmvlokken aanwezig. Darmvlokken zijn vingerachtige uitsteeksels van de mucosa in het darmlumen. Hun wand bestaat uit cilindrisch epitheelcellen of enterocyten die kleine micorvilli op de celwand bezitten.

PANCREAS (INGEBED IN HET DU ODENUM)

Ductus pancreaticus maior en minor: -

Exocriene functie: en cellen van de eilandjes van Langerhans (Wirsung)

-

Endocriene functie: glucagon () en insuline () afst

Functie: Exocrien = produceren van pancreassap vertering koolhydraten, eiwitten en vetten. Indien de functie niet goed werkt, kan men dit waarnemen in de stoelgang: de vetten zijn niet verteerd en men krijgt een vettige, wit-achtige stoelgang 9

Parasympatische stimuli = verhoogde secretie

9

Sympatische stimuli = verlaagde secretie

Endocrien (hormonale functie pancreas) = scheidt de hormonen insuline en glucagon uit.

9

Betrokken bij de regeling van glycemie.

Pancreassap is basisch (pH = 8) doordat het een grote hoeveelheid waterstofcarbonaationen bevat. COLON •



Colon is ongeveer 1,5m lang. Doorsnede 6,5 cm

De verschillende delen hebben we reeds besproken: Ileum met de iliocaecale vavula als overgang zien we niet, want deze zit aan de achterzijde. Het caecum met de appendix. De appendix kan op verschillende plaatsen vasthangen. Dan hebben we het colon ascendens, colon transversum (lever duwt dit wat naar beneden), het colon descendens en het colon sigmoideum. Tot slot hebben we nog het rectum en de anus.

FUNCTIES • •



Absorptie van water tot halfvaste consistentie is bereikt Zouten, vitaminen en sommige medicatie worden opgenomen in de haarvaten Activiteit van Micro-organismen: produceren vitDarmgassen K en foliumzuur ontstaan hier. Dit ontstaat deels uit lucht, ingeslikt met voedsel en drank. Of als men zenuwachtig is. Er wordt methaan geproduceerd door bacteriële fermentatie van niet geabsorbeerde voedingsstoffen, vooral KH. Kan tot catastrofes leiden: verschillende koeien door de gassen die ze produceren hebben tot een ontploffing gezorgd in een boerderij in Duitsland

HAUSTRA: zakjes gevormd, gaan colon segmenteren. TAENIA: loopt over de lengte vd darm, iets korter dan darm, waardoor die wat wordt samengedrukt. De appendix vermiformis, goede doorbloeding, is +/- 8cm lang en heeft dezelfde structuur als de darm maar bevat meer lymfatisch weefsel. Afb. -

Opening – appendix vermiformis Valva iliocaecale (overgang ileum naar caecum) Belangrijke regio voor absorptie van voedingsstoffen

Smith van de Midwestern University in Arizona zou de appendix dienen als een opslagplaats voor goede darmbacteriën. Dat zijn bacteriën die de spijsvertering bevorderen en de balans in de darmen in evenwicht houden door slechte bacteriën te weren.10 jan. 2017 Verschillende variaties van oriëntatie: -

In 64% van de gevallen achter het caecum. In 32% lager naar beneden toe gelegen. Meer zeldzaam boven rechts of links.

ARTERIES Arteriële bevloeiïng van de darmen. We zien rechts de aorta abdominalis. Er zijn verschillende aftakkingen aan de aorta abdominalis die verschillende delen van de darm gaan bevloeien. De truncus coeliacus gaat vnl de maag, milt en een stukje van de twaaflvingerige darm bevloeien. De A. mesenterica superior gaat de volledige dunne darm en een stukje van de dikke darm (vooral het colon ascendens en deel transversus) bevloeien. De A. mesenterica inferior gaat het ander deel van het colon transversum bevloeien, alsook het colon descendens en sigmoideum.

Ø Truncus coeliacus Ø A. mesenterica superior Ø A. mesenterica inferior

TRUNCUS COELIACUS Bloed voorzien naar:

• • • • •

maag milt lever pancreas duodenum (gedeeltelijk)

A. MESENTERICA SUP Bloed voorzien naar: • • • • •

pancreas en duodenum (gedeeltelijk) jejunum ileum caecum colon ascendens

A. MESENTERICA INF Bloed voorzien naar: • • • •

colon transversum colon descendens colon sigmoideum rectum

Colon: Goede doorbloeding belangrijk: doorsnede van de darm, we zien dat deze rijkelijk doorbloed is. Zodra er een obstructie is, krijg je ischemie van de darm. Een stuk van de darm zal afsterven, urgentie! Als symptoom krijg je een harde buik.

HEPAR Grootste klier van het lichaam, weegt 1 tot 2,3 kg. Ligt in het bovenste deel van de buikholte.

Bezet rechter EN linker hypochondriale gebied.

® ® ® ®

Ligging en fixatie Lobi Afferente en efferente circulatie Galwegen

LIGGING EN FIXATIE Ophanging aan het diafragma, erachter ligt een deeltje van de maag, duodenum ligt eronder, flexura coli dextra, rechter nier en rechter bijnier. Achter de lever in het midden heb je nog een stukje van de slokdarm. De vena cava inferior komt uit de lever, de galblaas. De lever is gedeeltelijk bedekt met het peritoneum. • • • • • • • •

Diaphragma (aanhechting aan diafragma) Gaster & duodenum Pancreas Vesica fellea V. cava inferior Lig. coronarium o Ophanging van de hepar aan diafragma. Lig. falciforme o Ophanging van de hepar aan diafragma. Lig. teres o Klein overblijfsel van de verbinding met de placenta. o Verbinding gebeurt via het lig. Teres. o Lig. Teres overblijfsel van de verbinding van de foetus met de moeder.

LOBI Lobus dexter Lobus sinister Lobus quadratus Lobus caudatus

AFFERENTE EN EFFERENTE CIRCULATIE Afferent: A. hepatica (propria) & V. porta Efferent: V. hepatica naar V. cava inferior A. hepatica (propria) om de lever te voorzien van zuurstofrijk bloed. Men heeft de V. porta, organen darm en buik komen binnen in de lever. Dan hebben we een afvoer van V. hepatica naar V. cava inferior. Portaalsysteem: We zien de V. Porta en al het bloed dat deze ontvangt om daar gefilterd te worden.

Vena porta systeem: Diverse venen van de verschillende viscera

V. Porta Hepar V. Hepatica V. Cava inferior V. Porta voert bloed uit maag, milt, pancreas en dikke darm aan. Dit komt in de lever, wordt vandaaruit gefilterd. Vandaaruit naar de V. Hepatica naar de V. Cava inferior naar je hart. Wat als er een obstructie is, een te groot volume dat naar de lever stroomt, defecit van de lever, …? Dan krijgt men een portale hypertensie. Dit zorgt voor een drukverhoging, stuwing van veneus bloed. Dit kan leiden tot enerzijds oesophagale varices, spataders op de oesophagus. Anderzijds kan dit leiden tot caput medusa (Lig. Teres richting buikwand). Men kan hemorrhoids hebben of ascites (opgezete buik met vochttoename).

Filterstation in de lever – kleine functionele eenheid. De kleine eenheden zijn zeshoekig, bestaan uit hepatocyten gerangschikt in één of twee lagen met tussenin sinusoïden (bloedvaten). In de bloedvaten zitten er Kupffer cellen lever die de versleten bloedlichaampjes en lichaamsvreemde delen vernietigen. Ze voeren af naar het midden = vena centralis. Vanuit de vena centralis wordt alles doorgevoerd naar de V. Hepatica en V. Cava inferior.

De V. Porta levert bloed met afvalstoffen aan. Loopt door een functionele eenheid van de lever. Daar zitten Kupffer cellen en lymfevaten in. Al het bloed datr gefilterd wordt, komt in de vena centralis en gaat dan verder door richting V. Hepatica en V. Cava inferior. GALWEGEN Stokkageplaats. Gal wordt aangemaakt in de lever. Dit gebeurt vooral ‘savonds. Daarom dat men zegt dat je ’s morgens veel moet eten, ’s middags een beetje en ’s avonds het minste. Productie galsappen gebeurt ’s avonds en wordt opgeslagen in je galblaas. Galsappen zijn nodig voor de vertering. Deze galsappen komen vrij in duodenum via ductus choledocus. De gal gaat zich ledigen als het volledig vol zit en ook bij de herkenning van voedsel in de darmen. Ductus hepaticus sinister et dexter

 Ductus hepaticus communis  Ductus cysticus: verbinding met vesica fellea  Ductus choledocus: verbinding met de papilla duodenalis maior...


Similar Free PDFs