2.4 psychiatrische patiënt les 2 PDF

Title 2.4 psychiatrische patiënt les 2
Author Masura Moro Baba
Course Geestelijke gezondheidszorg
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 9
File Size 107.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 37
Total Views 133

Summary

Download 2.4 psychiatrische patiënt les 2 PDF


Description

TAB 2.4 De psychiatrische patiënt

Eerste fase: beoordelen 1. Algemeen uitzicht en verzorging Kledij: - Manische patiënt  Verliezen zichzelf meestal in hun gedachte Meestal zweetplekken, gemorst, … -

Dwangneurotische patiënt  Heeft een enge manier van kijken naar iets, zien dingen vaak als probleem, vaak last van smetvrees, heel zorgzaam voor de kledij

-

Demente patiënt  Vaak kledij die niet makkelijk is om door de patiënt zelf uit te doen Depressieve patiënt  Reageert weinig over het bekommeren van de kledij, draagt vaak hetzelfde kledij (slaapkledij) Psychotische patiënt  Heeft waanbeelden, bevindt zich in een andere realiteit Kledij is meestal een uitdrukking van wat er in de geest van de patient afspeelt

-

-

Lichaamsverzorging: - Drugsgebruikers Heel mager, weinig verzorgd, abcessen door injecties, slechte tanden door cocaïne, neusholtes afwijkend door snuiven -

Depressieve patiënten Weinig aandacht en energie om iets aan het voorkomen te doen

-

Psychotische patiënten Afhankelijk van de psychose kan men afleiden bij het voorkomen

-

Mishandeling De wijze waarom men bepaalde delen verbergen, haren voor het gezicht

Mimiek - Manische patiënten (hypermimie) Overdreven mimiek -

Depressieve patiënt (amimie) Afwezigheid van gezichtsuitdrukking, afwezig

-

Schizofrenie (paramimie) Vervormde mimiek, klopt niet met de situatie  Door de stemmen in de hoofd kan men plots van mimiek veranderen

TAB 2.4 De psychiatrische patiënt -

Chronische patiënt (afgevlakt, affectvervlakking) Wordt veel minder uitgedrukt

-

Bucco-faciale bewegingen (tong- en mondbewegingen) Dit kan door bepaalde medicatie (bijwerkingen) of door de psychische aandoening  Men gaat kauwbewegingen maken

Blik - Psychotische patiënten Gevoelens komen heel sterk in de blik weer -

Angstige patiënten Idem

-

Depressieve patiënten Uitgedoofde, naar beneden gekeerd, gesloten blik

Spraak a) Manier van praten o Logorrhea: Woordenstroom, patiënt vertelt veel maar zegt niets  Voornamelijk bij patiënten met een psychose o Traag tot O Vertragen en stilvallen in de spraak o Mutisme Het niet spreken  kan door angst, trauma, cognitief o Semi-mutisme Vanuit de psychische stoornis niet spreken op bepaalde plekken of situaties  Bv spreekt niet buitenshuis b) Wijze van praten - Van de hak op de tak Springen van het ene onderwerp naar het andere -

Veel stiltes Laat veel stiltes in het gesprek

-

Fouten Foute woorden, slechte zinsbouw

TAB 2.4 De psychiatrische patiënt -

Onderbreken Het moeilijk maken van een gesprek te voeren

-

Wijd lopend Heel afwijkend van het onderwerp  Voornamelijk bij mensen met narcisme

-

Perseveratie Zinloos herhalen van bepaalde woorden en zinnen  Komt vaak voor bij autisme (zin van duidelijkheid voor zichzelf)

-

Echolalie Het herhalen van wat u zegt (eigen maken van zinconstructie)  Voornamelijk bij autisme

-

Klankassociaties (neologismen) Gaan spelen met taal, nieuwe woorden verzinnen Maakt het moeilijk om te communiceren omdat de woorden voor hen wel een betekenis heeft  Voornamelijk bij autisme

-

Wortsalat Verstoort taalbegrip, verhoogd tempo woorden mengen die geen verband maken met elkaar  voornamelijk bij ziekte van korsacoff (tekort aan vitamine D door alcoholmisbruik met als resultaat hersenschade)

-

Confabuleren Het opvullen van een leegte met een meest logische verklaring  Beginnend proces van dementie (geen herinnering) dus gaat men een verhaal vertellen dat volgens hen klopt i.p.v. toe te geven dat men het niet meer weet Staat niet gelijk met liegen of verzinnen

c) Intonatie - Monotoon Woorden komen kunstmatig over -

Overdreven schommelend Veel hoogte en laagte in de intonatie  Voornamelijk bij mensen met manie

d) Woordkeuze en grammatica (IQ, sociaal midden, toestand)

TAB 2.4 De psychiatrische patiënt e) Articulatie - Dysarthtrie Slagen er niet in om de woorden op een goede manier te vormen, krijgen niet vervormd wat ze willen bedoelen - Neuroleptica Medicatie tegen psychose, men gaat binnensmonds spreken f) Motoriek - Neuroleptica -

Manische patient Loopt vaak door de gangen, gehaast, geen rust

-

Angstige patienten Gaan in een hoekje zitten, angstige indruk

-

Psychotische patienten Gaat af van hoe men zich op het moment voelt

-

Autisme (echopraxie) Gaan bepaalde gebaren nadoen, gaat een bepaalde houding aannemen en zo blijven staan

g) Contact 1) Familie en vrienden o Verslavingsproblematiek Neemt het hele ‘mens zijn’ van de mensen over, vermijden van contact met drugsomgeving, hebben vaak vrienden die ook met drugs bezig zijn o Familieproblemen 2) Hulpverleners De manier waarop men zich opstelt tegenover de hulpverleners om zo de problematiek te kunnen afwegen 3) Medepatiënten Hoe gaat men om met mensen die begrijpen waarmee men omgaat  in een groep met kwetsbare mensen (kunnen elkaar steunen en helpen maar ook neerhalen) h) Stoornis in het bewustzijn - Helder bewustzijn o Actief bezig o Oriëntatie o Opslaan van wat men hoort, verwerken

TAB 2.4 De psychiatrische patiënt -

Bewustzijnsvernauwing o Normaal (verstrooidheid) o Pathologisch (kokervormig denken)  Voelen dat de situatie heel spannend is, gaat in die mate gefocust zijn dat het punt een stukje verdwijnt

-

Verlaagde bewustzijn o Normaal (somnolentie)  Sufheid o Pathologisch (trance)  Staren voor zich uit, moeilijk terug naar realiteit te brengen

-

Verhoogd bewustzijn o Manische patiënt o Drugs o Angst  Meer alert

i) Dissociatie Gevoelloosheid, emotionele kilte  Posttraumatisch loszetten van de emoties en de gebeurtenis j) Derealisatie en depersonalisatie Het gevoel van een stukje vervreemd te zijn van jezelf, je staat buiten jezelf  Komt vaak door trauma als coping mechanisme Vervreemd zijn van de werkelijkheid  ervaar je de omgeving als een waas k) Stoornis in het orientatievermogen - In tijd Men weet niet welke dag het is - Ruimte Waar dat men is -

Persoon Zijn omgeving, wie hij is of de mensen in de omgeving

TAB 2.4 De psychiatrische patiënt l) Concentratie - Verhoogde aandacht Lichaam gaat meer alert zijn -

Verminderde aandacht o Hypovigiliteit: niet aandachtig op het thema, snel afgeleid o Hypotenaciteit: verminderd vermogen om de aandacht erbij te houden

-

Aantasting van mentale functie

m) Stoornis in het waarnemen - Buitenwereld – binnenwereld Verstoring in het waarnemen van wat er bij u is en wat er buitenaf staan  Bv het gevoel van beestjes onder het huid – patiënte krabt zich open -

Illusies – hallucinaties Denkbeeld dat verstoord is: bv een fata morgana/oase in de woestijn  Duurt niet per se lang Heel aanwezig beeld dat auditief, visueel, geur, gevoel opkomt  Waarnemingsstoornis van de zintuigen

n) Stoornis in het denken - Preservatie Het blijven herhalen van dingen, gedachtes in uw hoofd die zich blijven herhalen -

Inhibitie Weinig remming in het zeggen en denken van bepaalde dingen

-

Neologismen Door de patiënt bedachte onbestaande woorden die een eigen betekenis hebben

-

Tangentialiteit Gedachten lopen langs het thema, gaat niet mee in uw onderwerp in zijn manier van denken

-

Overwaardig denkbeeld Denken gaat een grote plek nemen, niet meer rationeel (doordacht denken en handelen)  Is raar voor buitenstaanders, maar niet voor de patiënt  Hypochondrie: grote angst om ziek te zijn  Depressie: overmatige schuldgevoel

-

Ontsporing Manier van denken verandert plots van thema dat geen verband heeft met elkaar

TAB 2.4 De psychiatrische patiënt -

Incoherentie Geen samenhang van het denken en spreken van de patiënt

-

Gedachtevlucht Oppervlakkige verwisselen van gedachte, maar thema blijft hetzelfde

-

Verhoogd associatief Springen van het een naar het andere, elk woord brengt nieuwe associaties

-

Waan Persoonlijke, fundamentele overtuiging die in strijd is met de werkelijkheid en oncorrigeerbaar is, ondanks afdoende bewijs van tegendeel.  Valt niet te overtuigen ondanks het bewijs, gaat sterk het gevoel, denken en gedrag beïnvloeden Betrekkingswaan: verbanden maken die er niet zijn Paranoïde wanen: moeilijk te geruststellen, leeft in de waan, waarheid wordt omgedraaid zodat de waan voor de patiënt klopt Depressieve waan: suïcide gedachtes, negatief Somatische wanen: eigen beleving van het lichaam, dingen die in het lichaam gebeuren en aanwezig zijn  Bv lichaam vernietigd zichzelf – patiënt gaat weigeren te eten omdat hij bang is dat dit zijn lichaam vernietigd Beïnvloeding wanen: waan dat men anderen kan beïnvloeden of controleren

-

Dwanggedachten (obsessies) Gedachten die de patiënt obsessief bezighoudt, zijn agressieve gedachtes (kan seksueel zijn) OCD: compulsies nodig om de dwang te verlichten

o) Stoornis in het geheugen Pathologie: - Inprentingsstoornis: kan geen beelden meer opnemen -

Dissociatieve amnesie: psychotraumatische ervaringen niet kunnen herinneren

-

Retrograde amnesie: niet in staat om bepaalde gebeurtenissen op te roepen

-

Anterograde amnesie: stoornis om nieuwe informatie op te nemen en reproduceren

TAB 2.4 De psychiatrische patiënt p) Stoornissen in de stemming (affectieve functies) Omschrijving van stemming o Blij, opgewekt, droevig, somber, … Omschrijving van affect Stemmingsstoornissen Stemming - Euforie (overdreven opgewekt) -

Depressieve stemming

-

Dysfore stemming Niet depressief, slecht gehumeurd, …

-

Angstige stemming

-

Paniekaanvallen

-

Fobische symptomen Weglopen van bepaalde situaties

Affect - Labiel Wankel gevoel bij de situatie - Afgevlakt Moeilijk te uiten welke gevoelens men ervaart

TAB 2.4 De psychiatrische patiënt

1. Het bio-psycho-sociale perspectief Er zijn meerdere factoren die een rol spelen in het ‘mentaal ziek’ worden. Men kijkt naar de sociale, biologische en psychologische factoren. Sommigen zijn heel biologisch van aard, anderen niet.  Hoe spelen de factoren op elkaar in Het bps-model geeft een verklaring voor… Het gedrag, beperking of handicap Holistische visie: bekijken naar de persoon en wat hij ook meemaakt Systemische kijk; wordt gezien als onderdeel van waar de mens zich bevindt Bv. Depressie - Biologisch Aanleg, erfelijkheid, stress bij moeder in zwangerschap, … - Psychologisch -

Sociaal

 Sterke wisselwerking in gevoelens en gedachte Implicaties voor het werken met dit model Samenwerken = meer dan informatie delen  Kijken naar andere domeinen bij de patiënt BPS-model heeft een sterk team nodig dat op elkaar inspeelt Alle aspecten moeten aandacht krijgen om een evenwichtige behandeling te krijgen Model binnen het perspectief: diathese-stress model - Denkkader waarbij men vertrekt vanuit de visie dat PBS factoren interageren met elkaar en samen invloed op elkaar hebben in het ontstaan van mentale stoornissen - Ontwikkeling van stoornissen hangen af van de soort en ernst van de stressoren in het leven  Iedereen ervaart stress anders...


Similar Free PDFs