Affectieve neurowetenschappen PDF

Title Affectieve neurowetenschappen
Course Biologie, hersenen en gedrag
Institution Universiteit Gent
Pages 10
File Size 167.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 37
Total Views 144

Summary

Les 11 van BHG...


Description

Affectieve neurowetenschappen Les 11

Depressie Grote kans op verval. Kwetsbaarheid, litteken bij mensen die depressie hebben gehad, waardoor ze sneller terug in depressie kunnen vallen en de therapie moeilijker wordy = Aanhoudende, negatieve gedachten en verminderde plezierbeleving. Ze willen geen leuke zaken meer doen. >< burnout: 1 specifiek domein waarvoor ze geen energie meer hebben. Hebben wel nog zin om die dingen te doen, maar hebben er de energie niet meer (willen maar niet kunnen). Behandeling: Mechanismen (cognitief, biologisch, psychologisch) detecteren om ze te beïnvloeden en dan het gedrag te beïnvloeden. Neuromodulatie = het stimuleren van de hersenen, neurale processen moduleren.

Waarom ontwikkelen sommige mensen depressie en anderen niet? Hoe kunnen sommigen bijv. een scheiding plaatsen en anderen niet? -

NURTURE: Gedrag komt tot stand door leerprocessen. Was dominant in de verklaring voor depressie NATURE: traditionele, biomedische visie. Gedrag verklaren vanuit de biologie (genen, hersenstructuren, …):

1 op 1 relatie: Lichamelijke problematiek (genetisch) heeft directe relatie met bepaalde klacht van persoon (probleem) dat directe invloed heeft op de ziekterol. Behandeling moet ingaan op de symptomen. KRITIEK: Geen plaats voor sociale processen + hoge pijndrempel of lage? => grote individuele verschillen. PROBLEMEN: Geen duidelijk biologische of psychische substraat. Complexe interactie die ertoe leidt dat iemand een depressie heeft en een andere persoon niet. -

SES Situationele factoren (bijv. kindermishandeling)

BEHANDELING: Als men ingaat op e klacht, negeert men alle andere factoren die ook een invloed hebben. Onderliggende mechanismen moeten behandeld worden.  Interactie tussen kwetsbaarheid en interactie met stress die voor iedereen anders is.  Diatheseis-stress model: Draagkracht van persoon: Grafiek D9: -

Hoe lager SES, hoe meer kwetsbaar voor het ontwikkelen van een depressie. Hoe hoger SES, hoe meer stressvolle gebeurtenissen nodig zijn om een depressie te ontwikkelen

Omgekeerde relatie tussen kwetsbaarheid (sociaal, SES / biologisch, genetisch / psychologisch, lage zelfwaarde) en de mate van stressvolle gebeurtenissen van een persoon.

Bijv. Tweeling -

Dezelfde genetische structuur Als 1 van de tweelingen gepest werd, is de kans groter dat zij gepest wordt en haar zus niet.

Neuronen communiceren met elkaar adhv neurotransmitters. Bijv. Serotonine (emoties) + eiwit dat ervoor zorgt dat serotonine terug opgenomen wordt in de oorspronkelijke neuron: -

2x lange versie (l/l) eiwit 2x korte versie (s/s); minder eiwit om serotonine terug op te nemen 1 korte en 1 lange versie (s/l)

Meer of minder kwetsbaar zijn voor depressie. s/s groep (meeste kwetsbaar): hebben meeste depressieve symptomen bij meer stressvolle gebeurtenissen.  Interactie tussen stress en kwetsbaarheid bekijken: -

Biologische component Psychologische component

Wat is stress? 3 zaken om stress te omschrijven: 1) Reacties: stressreactie = normale en belangrijke reactie. Energie geven aan lichaam om ons gedrag aan te passen, om te reageren op stressvolle situatie a. Fysiologisch: Hartslag verhoogt, Vlinders in de buik (minder energie aan spijsvertering, Zweetreactie, Huidgeleiding b. Psychologisch: Bijv. deadline nodig om goed te presteren 2) Bedreiging: Stress is een interpretatie. 3) Evenwicht: Evenwicht tussen draagkracht (controle kunnen uitoefenen over situatie) tov draaglast (last op schouder). We hebben mate van stress nodig om te functioneren (grafiek). Beste functioneren met een gemiddelde mate van stress (beste presenteren, creatiever, …). Als je dat maximale punt gaat overschrijden, verminderen de presentatie. Als stress te lang of te groot is, gaat men minder presenteren. Chronische stressoren: Stress kan komen door kleine stressbronnen (niet op de voorgrond, achterliggend) die op termijn een cumulatieve, grote invloed kunnen hebben op onze reactie (bijv. minder slaap, gevoel hebben dat je veel moet doen, maar weinig tijd hebt). Daily Hassles: Stress is relatie tussen acute processen, maar ook chronische, onderliggen factoren. Wat is de invloed van stress op ons functioneren? -

Cognitief: Bijv. discussie met partner => cognitieve kwetsbaarheid? Reageren met negatieve gedachten. Schematen; gedachten die mensen hebben over hunzelf, de wereld of de toekomst; “Ik kan geen goede relatie aangaan / Hoe komt het dat ik altijd ruzie veroorzaak? => blijven daarover piekeren, rumination => negatieve stemming veroorzaken.

Negatieve spiraal doorbreken door aandachtsprocessen. Prefrontale hersenen staan in voor controle. Je moet bijv. route veranderen om naar de winkel te gaan. Als je geen cognitieve controle gebruikt ga je bijv. de normale route naar huis gebruiken en niet naar de winkel gaan.

-

Biologische component: o Sympathische zenuwstelsel = stress o Parasympathisch = als stress voorbij is

Is heel snel proces. Cortisol: Wanneer mensen met stressvolle situatie: HPA => hypothalamus => cortisol vrijgeven => signaal naar hypofyse => via bloedbaan het hormoon ACTH vrijgeven => in bijnierschors signaal geven van ontwikkelen van cortisol (om meer energie te geven) = trage stressrespons Teveel cortisol is maladaptief; kan leiden tot depressie. Cortisol heeft feedback loop => signaal sturen naar hypothalamus; er is genoeg cortisol. Bij depressieve patiënten is die loop afwezig. Blijven cortisol ontwikkelen => blijvende stresssituatie. Geen stress hebben is niet goed => je kan je gedrag niet aanpassen. Bijv. meer gedaan krijgen in examenperiode. Mensen die genezen zijn van depressie, maar als feedback loop nog niet hersteld is, hebben ze grotere kans op verval. Kindling effect?? D32: Biologische kwetsbaarheid en stress Mensen blootgesteld aan stressvolle situatie (TSST). Bijv. grootste ontwikkelaar voor stress = Jezelf verkopen bij jobinterview met publiek => hoge cortisol waarden. Mannen moesten de mate van mishandeling uit hun jeugd weergeven (3 groepen). Geeft aan dat mishandeling een grote kwetsbaarheid is voor het ontwikkelen van psychopathologie. D33: Wanneer is cortisol het hoogst? = Circadiaans ritme; altijd het hoogst bij ontwaken. Stresshormoon is omgekeerd van het slaaphormoon. Mensen zouden het meeste energie ’s ochtends moeten hebben. Serotonine: Positieve gevoelens, cognitie, goed voelen, aandacht hebben voor pos. zaken + lagere kans op depressie + prikkeling tussen neuronen Studie: Adolescente meisjes een aantal jaren opgevolgd. Wat zijn factoren die aanleiding geven tot depressie? + Meisjes met ouder met en zonder depressie. De mate met cortisol in stressvolle situatie: Geen effect obv familiale voorgeschiedenis. Obv bloedstaal ingedeeld volgens genetische kwetsbaarheid (s/s, s/l, l/l). L/l hebben minder kans op depressie als ze geconfronteerd worden met stress. Meeste mensen hebben s/l (10% l/l en 10% s/s). Als we acute stress hebben, is er kortdurende verhoging van serotonine. Als stress chronisch aanwezig blijft, heeft het maladaptief effect op onze hersenen. (PFC = Prefrontale cortex). Antidepressiva gaat inwerken op serotonine maar heeft ook effect op HPA. HPA heeft ook invloed op hersenfunctioneren. D43 niet kennen.

D46: Amygdala (oranje activatie). Amygdala gaat meer geactiveerd zijn bij mensen die genetisch kwetsbaar zijn. -

Staat in voor opmerking gevaar en …

Bijv. een autoweg oversteken: auto stopt net op tijd => de komende uren ga je sterk alert zijn voor soortgelijke gevaren. Mensen in rustfase hebben inactieve amygdala, maar mensen met genetische kwetsbaarheid hebben wel al een lichte activatie van de amygdala => kunnen moeilijk hun rust vinden. D49: Hoe hersenen met elkaar communiceren. Als men 1 regio gaat beïnvloeden (bijv. amygdala), worden andere regio’s en systemen ook geactiveerd. Bijv. Emoties: negatieve emotie => amygdala actief (bedreiging) -

Blauwe pijltjes: Amygdala naar andere delen in de hersenen. Dorsaal, lateraal, ventraal en … (hersenregio’s)

Bijv. Rekenkundige taken zorgen voor stress, vooral als er time limiet is. Niet iedereen heeft cortisol respons (minder stresshormonen). 40% gaat stress ervaren bij rekenkundige taken. Wat gebeurt er in de hersenen? Hoe minder amygdala, hoe actiever de prefrontale gebieden.  Stress => cortisol => serotonine => prefrontale minder activiteit => hogere activiteit in amygdala => negatieve stemmingen Prefrontale gebieden staan voor controle van het onderdrukken van bepaalde gedachten.

Emotieregulatie = Emoties beïnvloeden, veranderen en minder intens maken. Bedreigende beelden lokken activatie van amygdala uit (bijv. D54). We kunnen intensiteit van beelden onderdrukken => niet in aanhoudende amygdala activiteit blijven: “Het meisje is gered, ze zal herenigd worden met haar ouders, …” Die interpretaties (cognitief) zijn gerelateerd aan frontale cortex. Dorsolaterale prefrontale cortex om emoties te reguleren => andere interpretatie geven die het minder intens maakt. D56: -

Snelle route: Bijv. bij angst voor spin => fear respons => geen cognitie aan te pas gekomen. Als je bedreigende zaken ziet, wil je zo snel mogelijk reageren. Lange route: (meestal) via prefrontale cortex (controle) die dan invloed heeft op amygdala activiteit (verminderen)

Hoe actiever amygdala, hoe inactiever de prefrontale cortex, hoe minder / minder cortisol?? Prefrontale gebieden zijn dus heel belangrijk om stress te onderdrukken. Hoe meer rode activiteit, hoe meer glucose, hoe meer activiteit in die regio’s (D66). Meer activiteit in prefrontale cortex bij ‘normale’ mensen. Relatie amygdala en prefrontale cortex is omgekeerd:

-

Meer amygdala = minder prefrontale cortex bij depressieve mensen Minder amygdala = meer prefr cortex bij gewone mensen

Ruminatie = piekeren -

psychologische kwetsbaarheidsfactor fysiologische kwetsbaarheid: hartslag meten => hoe meer variabiliteit tussen hartslagen, hoe adaptiever mensen zijn voor stress (beter met stress omgaan)

Hoe kunnen we die processen gebruiken om ons gedrag aan te passen?  Als we die prefrontale controle gaan vergroten, kunnen mensen meer controle uitoefenen op negatieve gedachten? 2 manieren om prefron controle te verhogen: -

Neuromodulatie: prefront activiteit moduleren

Mensen horen bepaalde cijfers => optelsom maken van laatste 2 cijfers => cognitieve controle, heel geconcentreerd blijven luisteren => specifiek gericht aan prefront cortex => prefr. Verhoogt Trainen? Als klinisch depressieve mensen die taak 3 keer per week deden, verlaagt de amygdala en verhoogt de activatie in prefr. Cortex. -

Hersenstimulatie: Bep regio verhogen in activiteit door elektrische golven.

Prefrontale cortex stimuleren: niet alleen cortex wordt gestimuleerd, maar amygdala en dieper liggende zaken ook?? Neurostimulatie: Na neurostimulatie negatieve zaken vertellen aan persoon -

Echte stimulatie: prefrontaal limbisch systeem was beïnvloed na de kritiek die ze gekregen hadden => minder amygdala activiteit Valse stimulatie

Hoe werkt hersentimulaite? -

HPA (cortisol) activiteit Serotonine transporter Amygdala – prefront cortex

Stressgerelateerde problemen

Les 12: Pijn en pijngedrag Indelingen pijn: Acute pijn: Heeft signaalgevende functie -

Zinvol / soms levensreddend Duidelijke oorzaak Relatief eenvoudige psychologische begeleiding Gemakkelijk aanvaard door omgeving

Chronische pijn: negatieve invloed op ons functioneren: > 3 maanden. Bijv. na revalidatie zou pijn moeten over zijn. -

Geen waarschuwende, beschermende functie Niet altijd duidelijke oorzaak; biodychosociaal model speelt belangrijke rol Fysieke, psychologische en sociale uitputting Moeilijk aanvaar door omgeving Complexe behandeling

Descartes: Signaal gegeven aan hersenen over pijn; directe link tussen weefselbeschadeging en pijnervaring in hersenen  Onbegrepen pijn; behandeling kon pijn niet verhelpen Biopsychosociaalmodel pijn: -

Weefselbeschadeging is er, maar hersenen hebben de prikkel nog niet ontvangen Geen lichamelijke verklaring voor de pijn, maar door een bepaalde context waar persoon zich in bevind gaat pijn vergroten

Definitie: Enerzijds emotioneel en weefselletsel is geen noodzaak meer voor pijn. Iedereen heeft eigen, subjectieve interpretatie voor pijn (ook al is het lichamelijk onverklaarbaar). Ui-Model van Loeser: -

Nociceptie: diepste in ui, maar speelt kleine rol (weefselbeschadiging) Pijngewaarwording Pijnbeleving: emotionele waarde die aan pijn wordt gegeven Pijngedrag ervaren? Bijv. hulp zoeken om te gaan met pijn

Poorttheorie door Melzack en Wall Weefselbeschadiging  via afferente zenuwbanen, via ruggenmerg  signalen naar regio’s in hersenen  waarneming, interpretatie en … van pijn Efferente banen: pijnprikkels van hersenen naar lichaam Bijv. Als je bepaalde druk voelt op duimnagel  als je ergens zit en je kijkt naar duim  pijn >< Aandacht niet naar pijnlijke duim  minder pijn ervaren  Pijnsensaties (afferente banen) worden onderdrukt door bijv. zenuwbanen die tast overbrengen

 Lichaam, psycho en sociaal werken samen ivm pijn. - Pijnbeleving: emotionele beleving - Tolerantie: tot waar kan ik het aan? Wanneer ga ik signaalfunctie van pijn gebruiken? Pijn bij kinderen: pijn zoveel mogelijk verminderen “Hand in koudwaterbak, temperatuur verlaagt in tijd.” -

Pijngrens (pijngevoel) is gelijk in geslacht, leeftijd, … Pijnbeleving verschilt van persoon tot persoon obv je denken:

Bijv. obv humoristische video: -

Pijntolerantie (tijd in waterbak): significant langer tijdens aanbieden van video  aandacht verleggen

 Aanbevelingen voor praktijk: proberen humor te gebruiken in medische instellingen. Om aandacht weg te houden van hun pijn.  Psychologische processen om acute pijn te verlichten Traits and pain: -

Alledaagse leven, gewoonten Positieve in de verf zetten

In optimistische conditie, ervaren ze pijn minder intens dan mensen in typical day.  Causaal invloed hebben op pijnintensiteit  In praktijk: als mensen geloven in bepaalde behandeling, zal behandeling beter werken (placebo) Fear vs anxiety: Hoelang houdt rat zijn staart op een warme plaat -

In stresssituaties lieten ze staart liggen  Pijnreducerend effect van stress

Vrees vs angst: (niet teveel aandacht geven aan benaming) -

Aanwezigheid van bedreiging (schokken)  activiteit om met … om te gaan Anticipatie van bedreiging ‘Het kan zijn dat jullie een schok krijgen’ (maar schok komt nooit)  anticiperen een stresssituatie  hyperopmerkzaam  negatieve emotie (angst)

Resultaten: -

Neutral: baseline, geen verschillen Anxiety: anticipatie  aandacht gaat helemaal gericht naar sensatie in staart  sneller staart terugtrekken Fear: schok  lieten staart het langst op plaat liggen  kunnen meer acute pijn aan (hogere pijntolerantie)

 Mentale toestand is van belang

Chronische pijn: Psychologische factoren: Mensen kunnen hetzelfde hebben meegemaakt (bijv. open been wonde) en toch kan pijnsensatie volledig anders zijn. -

Predispositie

Neuroticisme: depressief reageren  catastroferen  Kenmerken die mensen hebben bij het ervaren van chronische pijn Chronic tension-type: Grotere waardes van neuroticisme en het reageren met negatieve emoties wanneer ze met stress te maken krijgen  Mensen uit het dagelijks leven  grote voorspelling maken van wie neiging heeft om chronische pijn te ontwikkelen (door reactie op stress) Chronische pijn en depressie hangen vaak samen. Moeizame behandeling  wederzijdse relatie  Chronische pijn = grotere kans op depressie  Depressie = grotere kans op chronische pijn Vlaeyen: Baanbrekend model: Een kwetsbaarheidsmodel at verklaar waarom mensen tot chronische pijn komen Letsel  pijnervaring  als er reële inschatting wordt gemaakt (objectieve inschatting) van pijn en bedreiging en ze gaan afwisselend normale belasting en ontspanning  herstel. Geen reële inschatting  minder kans tot herstel Centrale idee: Wanneer mensen pijnervaring hebben en gevolgen gaan catastroferen (kan op verschillende niveaus)  bepaalde emotie (vrees  betere, juistere benaming dan hierboven) Bepaald gedrag vermijden omdat ze schrik hebben voor de gevolgen  Onderbelasting van die spieren  als ze dan spieren wel zullen gebruiken, zullen ze pijn ervaren  definitie van catastroferen versterken >< minimaliseren kan ook leiden tot chronische pijn Bijv. beenbreuk Behandeling: Bijv. Filmpje vrouw die schrik heeft dat bepaalde spier zal scheuren als ze bak met water zou opheffen  catastrofeert dat als ze er extrad druk op zet, dat het zal springen  Hiërarchie: Van dingen waarvoor je minste schrik hebt naar meeste schrik Deze activiteiten (volgens hiërarchie) uitvoeren: Catastrofale gedachten die je hebt, komen niet uit  met de neus op de feiten drukken (Tekst Lauwerier) -

Wat heeft het uitgelokt? Zijn ze blij dat ze er heelhuids uitkomen?

Uitlokkende factoren = Factoren die grotere kans om chronische pijn te ontwikkelen?? o o

Stress, angst Trauma: situatie waarbij je je bedreigt voelde.

-

Onderhoudende factoren: wat doen ze op het moment van de pijnervaring?

Welke factoren zorgen ervoor dat chronische pijn blijft? 1. Aandacht en interpretatie: Bijv. pijn aan vinger; minder voelen als aandacht er niet op gericht is. Bijv. pijn bijhouden door dagboek  ervaren pijn intenser o Bottom-up: vanuit feature  (onderbreekt doelgericht gedrag) interruptie met hogere prioriteit, hoger gevaar obv kenmerken van de pijn. Bijv. teen stoten  aandacht automatisch naar pijnsensatie, pijnlocatie o Top-down: aandachtscontrole; vanuit eigen instructies (doelgerichte instructies)  kenmerken actief opsporen  Faciliteren van informatie in lijn met onze doelen (bijv. dagboek over pijn)  Inhibitie van doel-irrelevante info; niet in lijn met onze instructies, waar we aandacht aan willen spenderen (bijv. pijn aan vinger is minder intens als je op feestje bent  aandacht naar interessantere zaken) Vooral top-down processen (BO en TD gestuurd door prefrontale cortex) Bijv. lichamelijke signalen die kunnen verklaard worden door BU of TD: 1) BU 2) BU: Obv kenmerken van stimulus  kenmerken zijn nieuw  krijgt meer aandacht 3) TD: wanneer mensen pijnlijke ervaring hebben dat blijft aanslepen, gaan mensen er meer aandacht aan spenderen  vicieuze cirkel 4) Wanneer mensen pijn ervaring hebben, heeft dit grotere invloed op pijnervaring in de toekomst  TD 5) TD: Wanneer geneeskunde studenten een bepaalde ziekte bestudeert hebben, hebben ze de neiging om te denken dat ze die ziekte ook hebben  aandacht geven, sneller opmerken  Op examen verschil uitleggen adhv voorbeelden  Examen: Onderzoeksvragen interpreteren en toepassen  voorbeelden Aanwezigheid van mensen gaat mensen beter doen omgaan met pijn Sociale activiteiten beïnvloeden pijn.  Herhaalde prikkelaanbieding Mensen hebben bepaalde reflex (bijv. luid lawaai  aandacht richten naar geluid): automatische reacties. Lang werd gedacht dat die altijd hetzelfde zijn, altijd automatisch. Maar intensiteit van reflexen kan beïnvloedt worden: -

-

Habituatie: Rat loopt over roosters (verbonden met elektrische shock). In het begin zal het reflex hebben. Als dezelfde shock herhaaldelijk aangeboden wordt, zal intensiteit van reflex minder intens worden  habitueren. Bijv. storende geur gewoon worden. Kane enkel als prikkel niet storend is!! Sensitisatie (>< klassieke conditionering) Bestraffing / beloning voor gedrag  gedrag bewust aanpassen Moet gerelateerd zijn aan elkaar  logische en temporale relatie Controleerbaarheid leren (bewust van gedrag).

Bijv. bijgeloof

Voorbeeld: Psychologische inzichten krijgen over fenomenen om chronische pijn te behandelen. Bijv. chronische nekpijn: Obv valse fe...


Similar Free PDFs