Title | Antwoordenboek management accounting docentenhandleiding |
---|---|
Author | Revano Persaud |
Course | Management Accounting 2 |
Institution | Anton de Kom Universiteit van Suriname |
Pages | 90 |
File Size | 1.4 MB |
File Type | |
Total Downloads | 88 |
Total Views | 144 |
management accounting antwoorden...
drs. Wim Koetzier drs. Peter Epe RA
Management accounting Docentenhandleiding
Derde druk Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten
Inhoud
1 Management accounting: plaatsbepaling en ontwikkeling 3 Deel 1
Kostprijs- en winstbepaling 5 2 3 4 5 6 7 8
Deel 2
Beslissingscalculaties 51 9 10 11 12 13
Deel 3
Kostenbegrippen 6 Constante en variabele kosten 10 Kostenfuncties 17 Het verband tussen volume en resultaat 23 De invloed van voorraadmutaties op de winst 29 Kostenverbijzondering (I) 38 Kostenverbijzondering (II) 46
Het besluitvormingsproces 52 Investeringsselectie 54 Voorraadpolitiek 58 Verkoopprijsvaststelling 62 Knelpuntscalculaties 66
Beheersing van bedrijfsprocessen 71 14 15 16 17
Planning en control 72 Budgettering (I) 74 Budgettering (II) 83 Divisiestructuren 87
1
Management accounting: plaatsbepaling en ontwikkeling Vraagstuk 1.1 a
Dat wordt de contingency-benadering genoemd.
b
Een verschil in de aard van de ondernemingsactiviteiten; Tuincentrum: handel, eenvoudig productieproces – Fabriek: industrie, ingewikkeld productieproces. Een verschil in de grootte van de onderneming; Tuincentrum: klein – Fabriek: groot. Een verschil in de mate van onzekerheid; Tuincentrum: stabiele omgeving vanwege vaste klanten en weinig concurrentie – Fabriek: grote en moeilijk voorspelbare schommelingen in de vraag en veel concurrentie. Een verschil in de ondernemingscultuur; Tuincentrum: informele taakcultuur – Fabriek: rolcultuur, met duidelijke omschrijvingen van taken en bevoegdheden.
Vraagstuk 1.2 a Fietsen Liquide middelen
Oprichtingsbalans per 1 januari € 300.000 Eigen vermogen 50.000 Lening €
350.000
€ -
150.000 200.000
€
350.000
€
150.000
-
148.000
b Resultatenrekening Opbrengsten Kosten: · Afschrijvingen · Interest · Overige kosten · Huur loods · Schade klant
€ 300.000 / 3 = € 200.000 6% =
€ -
Winst
100.000 12.000 20.000 15.000 1.000
€
2.000
€ -
112.000 1.000 180.000
€
293.000
c Fietsen Debiteuren Vooruitbetaalde huur Liquide middelen
Balans per 31 december € 200.000 Eigen vermogen (saldo) 5.000 Voorziening 15.000 Lening 73.000 €
293.000
© 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands 3
Toelichting: · Fietsen: € 300.000 2/3 = € 200.000 · Liquide middelen: Saldo 1 januari Ontvangsten verhuur Interest Aflossing Overige kosten Huur loods Privé-opnamen Saldo 31 december d
€ 50.000 - 145.000 12.000 20.000 20.000 30.000 40.000 €
73.000
Eigen vermogen 31 december Eigen vermogen 1 januari
€ 112.000 - 150.000
Vermogenstoename Privé-onttrekking
€ -
38.000 40.000
Winst
€
2.000
4 © 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands
+ – – – – –
– +
Deel 1
KOSTPRIJS- EN WINSTBEPALING
© 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands 5
Hoofdstuk 2 Kostenbegrippen
Vraagstuk 2.1 a1 Afschrijving productielijn Loonkosten Materiaalverbruik
€ 1.000.000 / 500.000 = € 495.600 / 60.000 = € 580.800 / 60.000 =
a2 Omzet Kostprijs omzet
50.000 € 22 = 50.000 € 19,94 =
€ -
2,00 8,26 9,68
€
19,94
€ 1.100.000 - 997.000 € 103.000
a3 Productielijn Voorraad Liquide middelen
Balans per 31 december 2008 € 880.000 Begin eigen vermogen 199.400 Winst 523.600
€ 1.500.000 103.000
€ 1.603.000 · · ·
€ 1.603.000
Productielijn € 1.000.000 – 60.000 € 2 = € 880.000 Voorraad 10.000 € 19,94 = € 199.400 Liquide middelen: Saldo 1/1 Verkopen Arbeid Materiaal
€ 500.000 - 1.100.000 - 495.600 - 580.800
+ – –
€ 523.600 b1 Afschrijving productielijn Loonkosten Materiaalverbruik
€ 1.000.000 / 500.000 = € 42 / 6 = 5€2=
b2 Omzet Kostprijs omzet
50.000 € 22 = 50.000 € 19 =
€ -
2 7 10
€
19
€ 1.100.000 - 950.000 € 150.000
Verschil lonen Verschil materialen
€ 420.000 – € 495.600 = € 600.000 – € 580.800 =
€ -
Winst
6 © 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands
75.600 19.200
– + -
56.400
€
93.600
–
·
Verschil lonen: Toegestaan Werkelijk
60.000 / 6 € 420 =
€ 420.000 - 495.600 €
·
Verschil materialen: Toegestaan Werkelijk
60.000 5 € 2 =
75.600
–
€ 600.000 - 580.800 €
19.200
b3 Productielijn Voorraad Liquide middelen
Balans per 31 december 2008 € 880.000 Begin eigen vermogen 190.000 Winst 523.600 € 1.593.600
·
€ 1.500.000 93.600
€ 1.593.600
Voorraad 10.000 € 19 = € 190.000
Vraagstuk 2.2 a
Het ter beschikking stellen van eigen vermogen is risicovoller dan het verschaffen van een lening. Op een lening wordt een vast percentage aan rente betaald dat onafhankelijk is van het presteren van de onderneming. De beloning van de eigenvermogenverschaffers daarentegen wordt (bij een NV en een BV) gevormd door het jaarlijks uit te keren dividend; de hoogte van het dividend is niet van tevoren vastgelegd maar is afhankelijk van de ondernemingsprestaties. Bovendien worden vreemdvermogenverschaffers bij faillissement als eerste uit de liquidatieopbrengst terugbetaald, terwijl de aandeelhouders ‘achter in de rij staan’ en moeten afwachten of er voor hen nog wat overschiet. Dit extra risico verdisconteren de eigenvermogenverschaffers in hun rendementseis.
b
Dividenduitkeringen worden fiscaal beschouwd als ‘uitdeling van de winst’; zij komen dan ook niet in het kader van de winstbepaling in mindering op de fiscale winst, maar worden beschouwd als onderdeel van de winstverdeling. Interestkosten op vreemd vermogen zijn wél fiscaal aftrekbaar.
c1 11%. c2 11% 30% + (1 – 0,25) 8% 45% + (1 – 0,25) 13% 25% = 8,4375%.
Vraagstuk 2.3 a
Bij de keuze zijn alleen die kosten en opbrengsten relevant die voortvloeien uit de te nemen beslissing. De afschrijvingskosten van de huidige machine zijn niet relevant; deze kosten vloeien voort uit in het verleden genomen beslissingen en worden niet beïnvloed door de beslissing (al of niet vervangen) waar de ondernemingsleiding nu voor staat. Het zijn ‘sunk costs’. Vervanging heeft het volgende effect op de kosten:
© 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands 7
· · ·
Afschrijving nieuwe machine Besparing loonkosten Extra overige kosten
(€ 150.000 – € 30.000) / 5 = 40% van € 140.000 = 25% van € 20.000 =
Jaarlijkse besparing
€ -
24.000 56.000 5.000
€
27.000
– + –
De demontagekosten dienen uiteindelijk ook te worden gemaakt als de huidige machine in gebruik blijft. Ze moeten bij vervanging wel eerder worden gemaakt, maar vermogenskosten blijven hier buiten beschouwing. b
Bij het maken van keuzes spelen vaak ook emotionele factoren een rol: daar bij vervanging de oude machine niets meer oplevert, kan dit worden ervaren als ‘kapitaalvernietiging’; uiteraard zou deze gedachte geen rol mogen spelen omdat de destijds gedane uitgaven niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Beslissingen worden dus niet louter op rationele gronden genomen, ook psychologische factoren kunnen een belangrijke rol spelen.
Vraagstuk 2.4 a
Bij de productie en afzet van P respectievelijk W spelen alleen de extra opbrengsten en extra kosten een rol die uit de productie en afzet voortvloeien; dit betreffen de verkoopprijzen en de variabele kosten. De constante kosten zijn een gegeven en liggen toch al ‘vast’, zij kunnen niet meer ongedaan gemaakt worden (het zijn ‘sunk costs’). Aangezien bij zowel P als W de verkoopprijs hoger ligt dan de variabele kosten, leidt productie en afzet van beide tot een hoger resultaat.
b
Er is sprake van een knelpuntsbeslissing omdat het gaat om een of/of-keuze: zowel productie en verkoop van P als van W leidt tot verbetering van het resultaat. Er moet echter een keuze worden gemaakt omdat er een knelpunt is, namelijk de beschikbare machineuren.
c
Het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten bedraagt voor P € 30 (€ 130 – € 100) en voor W € 20 (€ 90 – € 70). P vergt echter meer machinetijd dan W, per machine-uur bedraagt het verschil: P: € 30 2 = € 60 W: € 20 4 = € 80 W heeft de voorkeur.
d
De maximaal mogelijke productie van W is 1.500 4 = 6.000 eenheden. Resultatenrekening bij een afzet van 6.000 eenheden W Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen
e
6.000 € 90 = 6.000 € 70 =
€ -
540.000 420.000
Constante kosten
€ -
120.000 25.000
Winst
€
95.000
Opportunity costs zijn de misgelopen netto-opbrengsten van een alternatieve keuze. Door de keuze van W is er aan netto-opbrengst misgelopen het verschil tussen de opbrengst van de verkopen en de variabele kosten van P: 3.000 (2 1.500) € 30 = € 90.000.
8 © 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands
f
Als een bepaalde keuze is gemaakt en die keuze levert winst op, dan wil dit nog niet zeggen dat het de juiste keuze is geweest. Mogelijk waren er alternatieven die een hogere winst zouden hebben opgeleverd. Berekening van de opportunity costs kan dan ook tot heroverweging van de keuze leiden. Bij vraag e kan de conclusie worden getrokken dat de keuze voor W juist was: het verschil tussen de opbrengst van de verkopen en de variabele kosten van P (€ 90.000) bleek minder te zijn dan die van W (€ 120.000).
© 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands 9
Hoofdstuk 3
Constante en variabele kosten
Vraagstuk 3.1 a
Constante kosten in het eerste jaar: · Afschrijving ·
Interest
· ·
Overige constante machinekosten Constante arbeidskosten
€ 250.000 / 5 =
€
50.000
8% € 250.000 + € 200.000 =
-
18.000
€ 30.000 / 2 =
-
5.000 15.000
€
88.000
2
In de volgende jaren worden de constante kosten lager vanwege de afnemende interestkosten: Interestkosten 2e jaar 3e jaar 4e jaar 5e jaar b
Variabele kosten per eenheid Z: · Arbeidskosten · Grondstoffen
€ € € €
14.000 10.000 6.000 2.000
Overige constante kosten € 70.000 € 70.000 € 70.000 € 70.000
(€ 30.000 / 2) / (2.000 50) = € 40.000 / (2.000 50) =
Totale constante kosten € 84.000 € 80.000 € 76.000 € 72.000
€ -
0,15 0,40
€
0,55
c1 c2 c3 c4
TO = € 1,20 q GO = € 1,20 TK = € 88.000 + € 0,55 q (voor het eerste jaar) GK = € 88.000 / q + € 0,55 (voor het eerste jaar) Gemiddeld over de jaren geldt: c3 TK = € 80.000 + € 0,55 q c4 GK = € 80.000 / q + € 0,55 d
Zie figuur op pagina 11, uitgaande van het gemiddelde over de jaren.
e
De break-evenafzet geeft de bedrijfsdrukte aan waar de totale opbrengsten gelijk zijn aan de totale kosten.
f
Bij de break-evenafzet geldt TO = TK, op basis van het gemiddelde over de jaren: € 1,20 q = € 0,55 q + € 80.000 € 0,65 q = € 80.000 q = 123.077
g
Men kan berekenen welke bedrijfsdrukte men minimaal moet halen om geen verlies te lijden.
10 © 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands
( 1.000)
TO
200
180
TK
160
140
120
100
80
60
40
20
20
40
60
80
100
120
140
160 q ( 1.000)
5
4
3
2 GO GK
1
20
40
60
80
100
120
140
160 q ( 1.000)
© 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands 11
Vraagstuk 3.2 a
De afschrijvingskosten van de houtbewerkingsmachine en de loonkosten van de productiechef (die in vaste dienst is) zijn constant; deze kosten zijn onafhankelijk van de bedrijfsdrukte. De kosten van het hout en de loonkosten van het productiepersoneel (zij worden alleen opgeroepen als er werk is) variëren met de bedrijfsdrukte en zijn daarom variabel.
b1 TO = € 16 q b2 TK = Constante kosten + Variabele kosten = (€ 2 + € 1) 40.000 + (€ 6 + € 4) q = € 120.000 + € 10 q b3 SK = € 13 q c
d
Het snijpunt van de totale opbrengsten (TO) en de totale kosten (TK) geeft de afzet weer waar de winst nihil is: € 16 q = € 120.000 + € 10 q € 6 q = € 120.000 q = 20.000 ( 1.000)
1.000
900
TO
800
700
SK TK
600
500
400
300
200
100
5
10
15
20
25
Break-evenafzet Transactieresultaat = Bezettingsresultaat =
TO SK SK TK
Winst
TO TK
=
30
35
40
45
Normale bezetting
12 © 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands
50 q ( 1.000)
e Resultatenrekening bij productie en afzet van 35.000 stuks Opbrengst verkopen 35.000 € 16 = Kostprijs verkopen 35.000 € 13 =
€ -
560.000 455.000
Transactieresultaat Bezettingsresultaat
€ -
105.000 15.000
€
90.000
(35.000 – 40.000) € 3 =
Winst
–
Vraagstuk 3.3 a
Voor de berekening van de standaardkostprijs moet uitgegaan worden van € 3 mln; dit omdat de kostprijs het bedrag aan dient te geven dat bij verkoop minimaal ontvangen moet worden om de opgeofferde productiemiddelen te vervangen. De kostprijs dient daarom gebaseerd te zijn op actuele kosten (vervangingswaarden) en niet op historische kosten.
b
Sinaasappels Afschrijving productielijn Energie Loonkosten Verpakking
10 stuks à € 0,05 = 10 € 3 mln/100 mln = € 50 / 500 = (10 € 30.000) / 880.000 (8 220 500) =
Standaardkostprijs c
€ -
0,50 0,30 0,10 0,34 0,12
€
1,36
€ -
0,50 0,30 0,10 0,39 0,12
€
1,41
Huidige winst per jaar: 880.000 (€ 1,60 – € 1,36) = € 211.200 Winst in geval van een tweeploegendienst: Nieuwe kostprijs: · Sinaasappels · Afschrijving productielijn · Energie · Loonkosten · Verpakking
10 stuks à € 0,05 = 10 € 3 mln / 100 mln = € 50 / 500 = (20 € 34.500) / (2 880.000) =
(2 880.000) (€ 1,52 – € 1,41) = € 193.600 Conclusie: de invoering van een tweeploegendienst leidt tot lagere winst en is uit oogpunt van winstmaximalisatie niet zinvol. d
Besparing per pak bij systeem 2: · op energieverbruik · op personeel
40% van € 0,10 = 20% van € 0,34 =
€ -
0,04 0,07
€
0,11
Voor de afschrijvingskosten op systeem 2 mag maximaal in de kostprijs terechtkomen: € 0,30 (afschrijving systeem 1) + € 0,11 (besparing op energie en personeel) = € 0,41. Maximaal te betalen bedrag voor systeem 2 is: 10.000.000 € 0,41 = € 4.100.000. © 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands 13
e
Dit bedrag zal lager worden: de investering in systeem 2 mocht door de besparing op de jaarlijkse energie- en loonkosten hoger zijn dan die in systeem 1; indien rekening gehouden wordt met de interestlasten die uit het verschil in investering voortvloeien, zal Sappelientje minder willen betalen dan bij d uitgerekend.
Vraagstuk 3.4 a
b
c
Materiaalkosten Afschrijvingskosten machine · Per jaar € 1.600.000 / 8 = € 200.000 · Per 100 paperclips: [€ 200.000 / (200 250.000)] 100 = Loonkosten operator [€ 60.000 / (200 250.000)] 100 = Huur gebouw [€ 40.000 / (200 250.000)] 100 =
€
0,20
-
0,40 0,12 0,08
Standaardkostprijs 100 paperclips
€
0,80
Differentiële kosten van de order (extra kosten van 100 paperclips): · Materiaalkosten · Loonkosten operator 150% € 0,12 =
€ -
0,20 0,18
€
0,38
De loonkosten zijn nu niet constant meer. Extra transactieresultaat: 20.000.000 / 100 (€ 0,90 – € 0,86) = Extra bezettingsresultaat op afschrijvingskosten 20.000.000 / 100 € 0,40 = Extra bezettingsresultaat op huurkosten 20.000.000 / 100 € 0,08 =
8.000
+
96.000
+
€ €
80.000
+
-
16.000
+ -
€ 104.000 Controle: 20.000.000 / 100 (€ 0,90 – € 0,38) = € 104.000
Vraagstuk 3.5 a
Gemiddelde afzet: 0,2 100 + 0,8 200 = 180 kranten Opbrengst 180 € 1,60 = Kosten: · inkoop kranten 200 € 1 = · precariorechten
Gemiddelde winst per dag
14 © 2009, Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands
€ -
€
288
-
210
200 10
€
78
b1 Gemiddelde afzet: 0,2 100 + 0,2 200 + 0,6 300 = 240 kranten Opbrengst 240 € 1,60 = Kosten: · inkoop kranten 200 € 1 + 100 € 0,90 = € · precariorechten -
€
384
-
300
Gemiddelde winst per dag Gemiddelde winst per dag bij vraag a
€ -
84 78
Differentiële winst
€
6
290 10
b2 Gemiddelde afzet: 0,2 100 + 0,2 200 + 0,2 300 + 0,4 400 = 280 kranten Opbrengst 280 € 1,60 = € Kosten: · inkoop kranten 200 € 1 + 100 € 0,90 + 100 € 0,80 = € 370,00 · precariorechten 10,00 · loon assistentie 3% van € 448 = 13,44
Gemiddelde winst per dag Gemiddelde winst per dag bij vraag b1 Differentiële winst
–
448,00
-
393,44
€ -
54,56 84
€
29,44
b3 Gemiddelde afzet: 0,2 100 + 0,2 200 + 0,2 300 + 0,2 400 + 0,2 500 = 300 kranten Opbrengst 300 € 1,60 = € 480 Kosten: · inkoop kranten 200 € 1 + 100 € 0,90 + 100 € 0,80 + 100 € 0,70 = € 440,00 · precariorechten 10,00 · loon assistentie 3% € 480 = 14,40
Gemiddelde winst per dag Gemiddelde winst per da...