Cognitief sterk functioneren PDF

Title Cognitief sterk functioneren
Author Mila extra
Course School en pedagogische psychologie
Institution Thomas More
Pages 7
File Size 516.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 46
Total Views 150

Summary

enkel van de les van cognitieve functioneren (casus)...


Description

1.1 Cognitief sterk functioneren 1.1.1 Theoretische achtergrond Cognitief begaafde leerlingen (en goed buiten de school) = leerlingen met sterke cognitieve vaardigheden, die al dan niet tot uiting komen in sterke leerprestaties onder invloed van niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken en/of omgevingsfactoren Cognitief sterke vaardigheden  Meeste mensen (68%) zitten rond een IQ van 100: tussen index/IQ van 85 tot 115  Vanaf het gemiddelde gaan we per 10 naar boven (+1SD) waar de kinderen zitten die bovengemiddeld scoren  Hoofdbegaafdheid: wnr indexscore de

grens v 130 overschrijdt  

Arbitraire opdeling Vaak vanaf de top 10 % rond cognitieve vaardigheden = spreken we v cogn. sterke vaardigheden ⇒ vanaf ongeveer een index score of IQ van 120

1.1.2 Cognitief sterk functionerende lln. (prodia-protocol) Omvatten enerzijds lln. met sterke cognitieve vaardigheden, die al dan niet tot uiting komen in sterke leerprestaties onder invloed van niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken en/of omgevingsfactoren + anderzijds ook lln. met sterke leerprestaties (bijv. in taal, wiskunde) ongeacht hun onderliggende cognitieve vaardigheden of capaciteiten  ook hun hebben meer uitdaging nodig 1.1.2.1 Model van cognitieve begaafdheid & talentontwikkeling  Om te tonen dat cogn. hoogbegaafdheid niet betekent dat men het perse goed doen op school  Cognitieve sterke vaardigheden zit in de persoon zelf, maar zal pas door ontwikkelingsproces leiden tot goede leerprestaties ⇒ hier gaat het om de top 10 % in cogn. vaardigheden & op school  Wanneer men zich goed ontw. kunnen ze zichzelf ontplooien in een thema dat men interesseert  Ze kunnen zich ook betrokken voelen (bv. schools vlak), men een sterk welbevinden gaat hebben  Wnr ontwikkelingsproces niet goed loopt kan het zijn dat iemand sterke vaardigheden heeft/veel talent heeft maar het niet gezien wordt

Figuur 1: uitwerking Prodia model

1.1.2.2 Onderpresteren  Relatief onderpresteren: onder eigen niveau + rond het groepsgemiddelde



(niet veel mensen trekken aan de alarmbel, maar indien blijvend zakt men door naar het absolute)  niet zoveel problemen, bewust of onbewust, tijdelijk,... Absoluut onderpresteren: onder eigen niveau + onder groepsgemiddelde (valt op voor iedereen)  cognitief begaafde persoon: ongelukkig, fysieke/psychische klachten, zwakke motivatie & werkhouding, gedragsproblemen,..

1.1.3 Kracht in jezelf | hoe onderpresteren tegengaan? ⇒Niet-cognitieve leerlingkenmerken: 1.1.3.1 Persoonlijkheid  Leerhonger (need for cognition): de mate waarin lln. actief opzoek gaat naar uitdagingen (actief vragen stellen, info gaan opzoeken, dingen wilt weten & houden v complexe denkopdrachten)  Nauwgezetheid (zorgvuldigheid): de mate waarin lln. in het algemeen goed georganiseerd is, nauwkeurig is in het organiseren v/h werk op school, zorgvuldige manier uitvoeren v schoolwerk ⇒ Als cogn. begaafde lln. deze kenmerken hebben ze meer kans hebben op sterke schoolprestaties 1.1.3.2 Motivatie  Autonome motivatie voor schoolse taken: lln. met een hoge mate hiervan gaan zich inzetten voor school omdat ze dit persoonlijk waardevol & interessant vinden  grote kans op betere prestaties ⇒ gebrek aan autonome motivatie: lln die weinig waarde aan school inzetten en het nut er niet van inzien  minder goed inzetten en dus ook grotere kans op mindere prestaties  Prestatiemotivatie: er is een motivatie om goed te gaan presteren om het goed te gaan doen ⇒ Als deze 2 soorten motivaties aanwezig zijn: leidt dit tot betere prestaties op school

1.1.3.3 Competentiebeleving  Positief schools zelfconcept: lln. die het gevoel hebben dat ze de capaciteiten hebben om het goed te doen op school (competent voelen)  betere schoolprestaties  “effort beliefs” (~groeimindset): mensen die geloven dat men door inzet/inspanning zaken kan bijleren en het beter kan doen op school, minder snel opgeven  grote kans om het goed te doen

Groeigerichte mindset: intelligentie/hoe ik presteer is ontwikkelbaar  Uitdaging: uitdagende leerstof ik kei boeiend want ik kan er door bijleren  hindernissen: boeiend, zoeken hoe kan ik het oplossen?  inspanning: ze geloven in effort belief  kritiek: is een vorm van leerkansen  succes van andere: als leermoment ⇒ meeste mensen zijn niet het ene of de andere (beiden): maar mensen die meer de groeigerichte mindset hebben zullen meer inspanningen leveren op school & kan leiden tot betere leerprestaties ⇒ cognitief begaafde kinderen vertonen vaker kenmerken van the fixed mindset 1.1.3.4 Regulatie van leer- of studeergedrag  Plannen, organiseren, evalueren, bijsturen: lln. die dit goed kunnen zijn beter instaat om hun cogn. talent om te zetten in sterke leerprestaties  Doorzetten: lln. die dit doen hebben ook meer handvaten om goed te presteren ZONE VAN NAASTE ONTWIKKELING (VYGOTSKI, 1896-1934)



ZNO bij regulaire leerling O Comfortzone: beheersen v/d leerstof, kan je zelfstandig zonder hulp ⇒leervaardigheden niet voor nodig O ZNO leerzone: taken waarvan je niet goed weet hoe je ze moet oplossen, wnr je ermee start & mss hulp vraagt kan je het uitvoeren: zone waarin je leert, uitdagend O paniekzone: wnr het te moeilijk is, ook met hulp lukt het niet



ZNO bij cognitief begaafdheid: O Brede comfortzone: beheersen veel, zelfs bij nieuwe info (niet uitdagende zone) O Paniekzone: men heeft niet geleerd dat leerzone normaal is, heeft een fixed mindset ⇒ ‘inspanning is er niet, ik moet het kunnen of ik ben niet zo slim als ik dacht’

EXECUTIEVE FUNCTIES: - Het kan dat iemand cognitief begaafd is die deze functies niet onder de knie heeft, omdat ze niet in de leerzone zijn geraakt (niet nodig om andere oplossing te zoeken/te plannen etc.) 1.1.3.5 Fysieke en mentale gezondheid  Als je ziek bent/een diagnose krijgt gaan er vaak veel krachten naar het beter worden  invloed op je leerproces/kan het risico op onderpresteren beïnvloeden  Cognitief begaafde lln. hebben vaak andere leer- of ontwikkelingsstoornis (= dubbelbijzondere lln.)  nog meer extra uitdagingen ⇒eventueel cogn. capaciteiten niet gezien worden (bv. ‘slechte aandacht dus die zal wel niet intelligent zijn’)  minder kans om in de uitdaging te komen 1.1.3.6 Kracht in jezelf is veranderlijk Alle leerling kenmerken zijn veranderbaar ⇒ door in te zetten op de kracht v/d omgeving ⇒ begaafde lln. komen in situaties waarin ze

1.1.4 Kracht in je omgeving: Kenmerken omgeving 1.1.4.1 Maatschappelijke invloeden  Sociaal - cultureel context o Lage SES: in armoede/bezig zijn met andere zaken (bv. huishouden). Stimulerend onderwijsaanbod op 2e plek want 1ste plek is overleven o Geslacht: meisjes minder gezien, ondersteund o Andere cultuur: cognitief begaafdheid minder gezien, zeker indien thuis andere taal dan Nederlands  Historische context: afwisseling in hvl men aandacht geeft aan cogn. begaafdheid o Recent: we moeten het stimuleren, want we verliezen zo talenten  vroeger: iedereen gelijk, weinig voorzien voor cogn. begaafde kinderen 1.1.4.2 Opvoeding en gezinsfunctioneren  Cognitief stimulerende thuisomgeving: aangemoedigd om leerervaringen op te doen (bv. hobby’s, musea..), geld voor verrijkingsactiviteiten  cogn nieuwsgieriger  cogn. sterk presteren  Algemeen opvoedingsklimaat: voldoende structuur, warme & ondersteunend, weinig conflict, enigszins gelijke opvoedingsstijl, aanvaarding van wie kind is  Ondersteunen op schools vlak: taakbetrokkenheid ouders, leergierigheid stimuleren, inspanningen belangrijker vinden dan prestaties (autonome leermotivatie stimuleren) 1.1.4.3 Peergoep  Ontwikkelingsgelijken: vrienden die op hetzelfde cogn. niveau denken niet eenvoudig te vinden  minder aansluiting, minder op gemak  Normen rond school en presteren: in welke mate belang aan schoolse presteren, indien hier een norm rond is  verhoogd kans dat men beter zal presteren, meer gericht wordt op leren  Aanvaarding door klasgenoten: gevoel dat erbij hoort, niet gepest worden  Sociale doelen (adolescentie): bv. populair zijn  goed doen op school 1.1.4.4 Onderwijsleeromgeving  Onderwijsaanpassingen (zie verder)  Kwaliteitsvolle (uitdagende) instructie: bevorderd betrokkenheid en ook het leren  Structuur: duidelijk verwachtingen, feedback: wat is de bedoeling  Positieve relaties: begrip vanuit lkr die de behoefte aanvoelt, instaat om opdrachten te geven die aansluiten bij persoonlijke interesses, in leerzone brengen  Focus verandert doorheen talentontwikkeling:

ONDERWIJSAANPASSINGEN 1. Compacten !! (in de klas) 2. Verrijken (extra materiaal toevoegen; nog in de klas) binnenklasdifferentiatie o Verdiepen o Verbreden

o Versterken 3. Versnellen (naar volgend jaar gaan; uit de klas halen) 4. Groeperen (Kangoeroeklas / plusklas)

Figuur 2: zone van naaste ontwikkeling

1. Onderwijsaanpassingen: Compacten o = (herhaling)leerstof schrappen in de leerstof voor cogn. sterke lln. o ALTIJD = start van alles o Herhalingsstof: 75 tot 100% schrappen o Nieuwe leerstof: 50 tot 75% schrappen  Om te vermijden dat men afhaakt (te saai) & maakt tijd vrij om te verrijken (in leerzone krijgen) 2. Onderwijsaanpassingen: Verrijken Verrijken = verplicht (≠ beloning)

a) Verbreden » buiten reguliere curriculum (iets extra aanleren) Bijv. Schaken, Chinees, … b) Verdiepen » Op dezelfde leerstof blijven. leerstof meer complex verwerken, meer uitdagen in kwaliteit » Bijv. ahv. taxonomie van Bloom (op bovenste niveaus inzetten)

c) Versterken » Versterken in eigenheid Bv. Psycho-educatie (mindset, zelfbeeld, omgaan met stress,…)

3. Onderwijsaanpassingen: Versnellen » Versneld naar hogere klas o vervroegde instap (Bv van lagere onderwijs naar secundair) o jaar overslaan (Bv. van 1ste naar 2e lj) o halftijds hoger jaar doen ⇒versnellen indien verrijking onvoldoende, maar gemiste leerstof niet laten bijwerken » Sneller door leerstof o graadklas (twee jaren in 1 jaar) o zelfstudie 1. Onderwijsaanpassingen: Kangoeroeklas/ plusklas = cognitief sterke lln. uit klas halen en project werk doen (op complexe manier met leerstof om gaan  leerzone geraken) = gestructureerde vorm van verrijking = contact met ontwikkelingsgelijken

1.1.4.5 Ingrijpende gebeurtenissen & toeval  Ziekte of verlies familieleden  Ongelukken Hierdoor minder tot leren komen, want met  Oorlog andere zaken bezig, minder ruimte voor  Pesten  Misbruik…  Ook pos. toeval kan: lkr die sensitief is voor hoe die met cogn. begaafde lln. moet omgaan … 1.1.5 Omgeving ~ persoonsfactoren Uitdaging stimulering nodig om kracht in jezelf te ontwikkeling & men moet kansen grijpen die de omgeving biedt...


Similar Free PDFs