Huishoudelijke Schema\'s Tekenen PDF

Title Huishoudelijke Schema\'s Tekenen
Author theo van pelt
Course algemene wetenschappen
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 13
File Size 850.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 25
Total Views 119

Summary

Download Huishoudelijke Schema's Tekenen PDF


Description

Huishoudelijke schema’s Inhoud Huishoudelijke schema’s ......................................................................................................................... 1 1.

Eéndraadschema ......................................................................................................................... 2

2.

Situatieschema ............................................................................................................................ 3

3.

Bedradingsschema ...................................................................................................................... 4

4.

Leidingschema ............................................................................................................................. 5

5.

Stroombaanschema..................................................................................................................... 5

6.

Basisschakelingen ........................................................................................................................ 6

7.

a.

Enkelpolige schakeling............................................................................................................. 6

b.

Dubbelpolige schakeling.......................................................................................................... 7

c.

Dubbele aansteking ................................................................................................................. 7

d.

Wisselschakeling...................................................................................................................... 8

e.

Kruisschakeling ........................................................................................................................ 9

f.

Impulsschakeling ................................................................................................................... 10

g.

Contactdozen ........................................................................................................................ 11 Overzicht van symbolen voor basisschakelingen ...................................................................... 13

1 Ing. M. Vermeulen

1. Eéndraadschema Het ééndraadschema is vereist bij de keuring van de elektrische installatie van een gebouw. Op dit schema vinden we de verschillende beschermingstoestellen: Verliesstroomschakelaars, smeltveiligheden en automaten. Verder vinden we de plaatsingswijze, doorsnede en type van de bedrading. De verschillende kringen met contactdozen, lichtpunten met bijhorende schakelaars, huishoudelijke toestellen zoals bijvoorbeeld de kookplaat, wasmachine… zijn verdeeld over de verschillende beveiligingstoestellen. Om de verschillende kringen te benoemen wordt gebruik gemaakt van letters (één per beveiligingstoestel) en cijfers, die de takken van de kring weergeven. Kringen met contactdozen en dus ook gemengde kringen bestaan uit maximaal 8 aftakkingen, lichtkringen mogen meer aftakkingen hebben. Er moet wel steeds op gelet worden dat de nominale stroomsterkte van de beveiliging niet overschreden wordt als alle verbruikers tegelijk worden aangeschakeld. (zie ook brochure A.R.E.I.: ALGEMEEN REGLEMENT OP DE ELEKTRISCHE INSTALLATIES. Samenvatting voor huishoudelijke installaties. door OCB en HUISHOUDELIJKE ELEKTRISCHE INSTALLATIES door Vinçotte)

2 Ing. M. Vermeulen

2. Situatieschema Het situatieschema geeft de plaatsing weer van alle elektrische componenten in de installatie op het grondplan van het gebouw. De verdeling van de verschillende kringen wordt aangegeven door de verschillende letter/cijfercombinaties. Deze vinden we ook terug op het ééndraadschema (zie boven). De verdeling van de kringen is niet gekoppeld aan de verschillende ruimtes: Er kunnen in één kamer meerdere kringen aanwezig zijn, een kring kan aftakkingen vertonen in verschillende ruimtes bijvoorbeeld lichtkring L heeft zowel aftakkingen in de eetkamer/woonkamer (I/II) als in de slaapkamers (VI/VII/VIII), in de eetkamer/woonkamer is er ook een tak van lichtkring M aanwezig. Een aanrader is om steeds minstens twee lichtkringen te voorzien in een gebouw en deze zo te verdelen dat aangrenzende ruimten niet allemaal op dezelfde beveiliging zijn aangesloten: Als één van de beveiligingen uitschakelt, heeft men nog licht uit een nabijgelegen kring, die op de andere beveiliging aangesloten is. Dezelfde redenering kan men ook toepassen voor de contactdozen.

3 Ing. M. Vermeulen

Voor de hiernavolgende schema’s baseren we ons op een situatie van een kamer met drie deuren, waar bij elke deur het licht bediend wordt door middel van een schakelaar: De kruisschakeling.

wisselschakelaar

kruisschakelaar

lichtpunt

3. Bedradingsschema Alle onderdelen van de kringen moeten met elkaar verbonden worden. Hoe de klemmen van de verschillende toestellen met elkaar moeten verbonden worden wordt weergegeven op het bedradingsschema. De klemmen van de toestellen zijn genummerd. De klemnummers worden ook op het schema weergegeven, zodat het eenvoudig wordt om bij het aansluiten van de schakeling correcte verbindingen te maken.

De schakeling wordt weergegeven vanaf de uitgangsklemmen L en N van het beveiligingstoestel (Automaat / Zekering). De geleiders die vertrekken aan de L-klem noemen we fasegeleiders. Ze worden uitgevoerd met geleiders met een bruine isolatiemantel. We stellen deze verbindingen voor door een bruine lijn op het schema. De verbindingen tussen de verschillende onderdelen van de kring worden bij voorkeur weergegeven in de kleur waarin ze zullen worden uitgevoerd bijvoorbeeld van klem 1 van de eerste schakelaar naar klem 1 van de tweede schakelaar in zwart, van klem 2 van de tweede schakelaar naar klem 1 van de derde schakelaar in oranje. Ze mogen echter ook allemaal in het zwart worden getekend, men kan er eventueel achteraf de kleur van de gebruikte geleiders bij vermelden. Enkele kleuren zijn 4 Ing. M. Vermeulen

gereserveerd voor bepaalde functies en mogen niet voor gewone verbindingen gebruikt worden: Bruin voor de fasegeleider, blauw voor de nul-geleider, geel-groen voor de beschermingsgeleider, waardoor ook geel en groen afzonderlijk niet toegelaten zijn. (In een opstelling kan het immers gebeuren dat enkel de gele of groene zijde van de beschermingsgeleider zichtbaar is of één van beide kleuren vervaagd is en dan is het verschil met een volledig gele of groene geleider niet meer duidelijk.) De verbruiker, hier het lichtpunt, wordt verbonden met de N-klem van het beveiligingstoestel door middel van een blauwe geleider. Dit noemen we de nul-geleider of neutrale geleider. Verbruikers zoals lichtarmaturen moeten ook beveiligd worden voor eventuele verliesstromen. Dit doet men door een beschermingsgeleider aan het armatuur te koppelen. De beschermingsgeleider wordt uitgevoerd als een geel-groene geleider.

4. Leidingschema Het leidingschema is een vereenvoudigde versie van het bedradingschema. De componenten worden in een vlak getekend zoals ze in de kamer zouden gepositioneerd worden. De lijnen geven de buizen of kabelgoten weer waarin de geleiders liggen die de componenten met elkaar verbinden. Op deze lijnen tekent men streepjes in de kleur van de geleiders die in de buizen geplaatst moeten worden. Waar meerdere buizen bij elkaar komen plaatst men een lasdoos (bijvoorbeeld X7). Dit zijn doosjes die het mogelijk maken om meerdere geleiders met elkaar te verbinden en om van de ene buis naar de andere buis te gaan met een geleider.

5. Stroombaanschema Op het stroombaanschema is te zien hoe de stroom van de voeding doorheen de schakelapparaten en de verbruikers vloeit en zo zijn weg terugvindt naar de voeding. In het voorbeeld vertrekken we van de secundaire klemmen van de beveiligingsautomaten, het is ook mogelijk om de automaat ook in dit schema op te nemen. De stroombaan vertrekt bij het fasepotentiaal. De stroombaan gaat van daar naar de eerste component. We stellen de verbinding voor door een bruine lijn, omdat deze in de bedrading ook als een bruine geleider wordt uitgevoerd. De verdere verbindingen tussen de verschillende onderdelen van de kring worden voorgesteld door zwarte lijnen of anderskleurige lijnen overeenkomstig met de bedrading. De terugkeerleiding naar de voeding is de nulgeleider en wordt bijgevolg in het blauw weergegeven. Op het stroombaanschema wordt de beschermingsgeleider niet weergegeven, want in normale omstandigheden vloeit er geen stroom door deze geleider.

5 Ing. M. Vermeulen

6. Basisschakelingen a. Enkelpolige schakeling De meest eenvoudige schakeling bestaat uit een schakelaar met één contact en een verbruiker.

Er wordt slechts één van de twee stroom voerende geleiders onderbroken als de schakelaar open staat. Er is dus steeds nog één zijde van de verbruiker verbonden met de voedingsbron. Er gaat een bruine geleider van de voeding naar de schakelaar. Van de schakelaar gaat een zwarte geleider, de verbindingsdraad (speeldraad), naar het lichtpunt en dan met een blauwe geleider, de nul-geleider, van het lichtpunt terug naar de bron. Deze schakeling kan dus veiliger.

6 Ing. M. Vermeulen

b. Dubbelpolige schakeling Om vorige schakeling veiliger te maken, kan men een schakelaar gebruiken met 2 contacten, zodat beide stroom voerende geleiders onderbroken worden als de schakelaar open staat.

Het verschil met de vorige schakeling is dat er van het lichtpunt een extra verbindingsdraad naar het tweede contact van de schakelaar gaat en dit contact dan met de nul-geleider wordt verbonden. c. Dubbele aansteking Deze schakeling wordt gebruikt als men vanop één plaats twee verschillende lichtpunten wil kunnen bedienen.

De schakelaar voor dubbele aansteking bestaat eigenlijk uit twee enkelpolige schakelaars die in dezelfde behuizing werden ondergebracht en die een gemeenschappelijke klem L hebben.

7 Ing. M. Vermeulen

De fasegeleider gaat naar de gemeenschappelijke L-klem van de schakelaars. Van beide contacten vertrekt een verbindingsdraad: De draad van klem 1 gaat naar het eerste lichtpunt, de draad van klem 2 gaat naar het tweede lichtpunt. Van elk lichtpunt vertrekt dan een blauwe neutrale geleider. Deze blauwe geleiders komen samen op één punt in de lasdoos (X4), vanaf daar vertrekt één blauwe geleider naar het verdeelbord. De geleiders worden samen gevoegd door middel van verbindingsklemmetjes (“Wago-klemmetjes”) of lasdoppen (“Conex”). Ook de beschermingsgeleider (PE) wordt op deze manier verbonden. d. Wisselschakeling Deze schakeling wordt gebruikt als men van op 2 plaatsen één lichtpunt wil bedienen. De schakelaars die hiervoor gebruikt worden noemen we wisselschakelaars. Wisselschakelaars komen steeds per twee voor in een kring. Als er één wisselschakelaar in een kring is, dan is er altijd een tweede, maar nooit meer dan twee! Als er meer schakelaars nodig zijn, dan moet men ook kruisschakelaars gebruiken: zie punt e.

Merk op dat er in het bedradingschema een tweede kleur gebruikt wordt. De bruine fasegeleider wordt aangesloten op de L-klem van de eerste schakelaar. De twee wisselschakelaars worden met elkaar verbonden door twee zwarte geleiders: één van klem 1 van de eerste schakelaar naar klem 1 van de tweede schakelaar en één van klem 1’ van de eerste schakelaar naar klem 1’ van de tweede schakelaar. Van de klem L van de tweede schakelaar vertrekt een oranje geleider naar het lichtpunt en dan keren we van het lichtpunt terug naar het voedingsbord met een blauwe nul-geleider.

8 Ing. M. Vermeulen

Het is de bedoeling dat telkens er één van beide schakelaars bediend wordt, de toestand van de lamp wijzigt. We gebruiken verschillende kleuren voor de verbindingsdraden, om te voorkomen dat de draden op de verkeerde klem zouden worden aangesloten en zo de schakeling niet meer correct zou werken. Indien alle verbindingsdraden dezelfde kleur zouden hebben, is het risico op verwisseling veel groter. Drie verschillende kleuren gebruiken zou het aansluiten eveneens verwarrend maken, vandaar dat we voor de eerste optie kiezen. e. Kruisschakeling Zodra er meer dan twee bedieningspunten nodig zijn wordt de wisselschakeling van punt d. uitgebreid met één of meer kruisschakelaars. Een kruisschakelaar zit steeds tussen een paar wisselschakelaars.

De kruisschakelaar wordt tussen de twee wisselschakelaars geschakeld. In de schakelaar zelf is een kruisverbinding gemaakt, zodat telkens de schakelaar omgeschakeld wordt, een andere verbinding gerealiseerd wordt. Telkens als één van de drie schakelaars geschakeld wordt, verandert de toestand van het lichtpunt. Er worden opnieuw verbindingsdraden gebruikt in twee verschillende kleuren. De verbindingen tussen de eerste wisselschakelaar en de kruisschakelaar worden in de eerste kleur uitgevoerd, die van de kruisschakelaar naar de tweede wisselschakelaar in de tweede kleur zodat we de geleiders die bedoeld zijn voor eerste set klemmen (1-1’) niet verwisseld kunnen worden met die voor de andere set klemmen (2-2’). De verbinding tussen de tweede wisselschakelaar en het lichtpunt is opnieuw in de eerste kleur, omdat er geen verwarring mogelijk is met het eerste paar verbindingsdraden, die zich in een totaal andere buis bevinden.

9 Ing. M. Vermeulen

We kunnen deze schakeling nog uitbreiden met meer kruisschakelaars om vanop nog meer plaatsen het lichtpunt te bedienen. Aangezien deze schakelaars eigenlijk allemaal achter elkaar geschakeld zijn, wordt het risico groter dat er ergens tussenin een slecht contact optreedt. Om die reden gebruiken we voor meer aansteekpunten liever een impulsschakeling. f. Impulsschakeling Als het lichtpunt van op veel verschillende plaatsen moet bediend worden, bijvoorbeeld bij alle deuren in een lange gang, gebruiken we een impulsrelais en drukknoppen. Deze schakeling heeft als voordeel dat de drukknoppen parallel geschakeld staan en een slecht contact bij één van de drukknoppen geen effect heeft op de werking van de andere drukknoppen in de schakeling.

Het impulsrelais verandert van toestand elke keer als er één van de drukknoppen bediend wordt. Een normaal open contact van dit impulsrelais zal dus bij een eerste druk op een drukknop sluiten, bij een tweede druk op een drukknop terug openen, bij de derde keer terug sluiten enz. We schakelen het lichtpunt niet rechtstreeks met de drukknoppen, maar wel met het normaal open contact van het impulsrelais.

10 Ing. M. Vermeulen

Alle drukknoppen zijn met de fasegeleider verbonden en met elkaar. Ook het normaal open contact van het impulsrelais is hiermee verbonden. De andere zijde van de drukknoppen is verbonden met de spoel van het impulsrelais. De andere kan t van de relaispoel is verbonden met de nul-geleider. Het normaal open contact van het impulsrelais gedraagt zich nu als schakelcontact en bedient de lichtpunten.

Het impulsrelais kan in het verdeelbord geplaatst worden, bij de beveiligingstoestellen of in de ruimte waar moet geschakeld worden. In het laatste geval bevindt het impulsrelais zich in een in- of opbouwdoos tegen de muur. Dit is de situatie die in het schema wordt weergegeven.

g. Contactdozen In een huishoudelijke installatie vinden we ook contactdozen of stopcontacten. Contactdozen bestaan in verschillende uitvoeringen. Meestal wordt er gekozen voor de versie met beschermingsgeleider PE en kinderveiligheid. Op het symbool voor het situatieschema, leidingschema en ééndraadschema wordt de beschermingsgeleider voorgesteld door een platte streep boven het boogje, de kinderveiligheid door de kleine streepjes aan de uiteinden van het boogje. Op het symbool voor het stroombaanschema en het bedradingschema worden de twee gaten van het contact voorgesteld door boogjes. De korte streepjes op de boogjes duiden op de kinderveiligheid, het streepje tussen de twee boogjes is de aardingspen en wordt verbonden met de beschermingsgeleider.

Als meerdere contacten onder één afdekplaat worden geplaatst, dat telt dit als één aftakpunt in het ééndraadschema.

11 Ing. M. Vermeulen

Elk van de contacten wordt verbonden met de voeding: Het ene met de fase, het andere met de nulgeleider. De aardingspen met de PE-geleider. Alle contactdozen staan parallel geschakeld. Er vloeit pas stroom in de kring als er een verbruiker tussen de twee contacten wordt aangesloten, m.a.w. als er een stekker in het stopcontact wordt gestoken. De contacten staan wel steeds onder spanning.

12 Ing. M. Vermeulen

7. Overzicht van symbolen voor basisschakelingen

Opmerkingen bij de symbolen voor de bedradingschema’s en stroombaanschema’s:     

Stippellijntjes betekenen mechanische verbindingen. Schakelaars hebben een plat bedieningsstreepje, het v symbooltje op de stippellijn betekent dat de schakelaar in twee stabiele toestanden kan blijven staan. Een drukknop heeft een E vormig bedieningssymbooltje en geen v symbooltje op de stippellijn. In de meeste gevallen zijn de klemnummers op de symbolen ook de klemaanduidingen die men terugvindt op de componenten. De getallen tussen () bij de benaming van de schakelaars is het typenummer van de schakelaars. Dit staat meestal gegraveerd op de componenten. (bijv. 7012, xxx-xx5xx)

13 Ing. M. Vermeulen...


Similar Free PDFs