Praktijkopdracht PDF

Title Praktijkopdracht
Course Trainingsleer
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 33
File Size 1.8 MB
File Type PDF
Total Downloads 54
Total Views 127

Summary

Voorbeeld praktijkopdracht...


Description

Groep 12:

Tine Plattiau, Lynn Raes, Joyce Stevens, Linde van Droogenbroeck, Tessa Vijverman

21/12/2017

Praktijkopdracht trainingsleer

Contents 1.

Inleiding..........................................................................................................................................3

2.

Pathologie.......................................................................................................................................3 Scoliose...........................................................................................................................................3 Scapula alata...................................................................................................................................3

3.

Herstelproces..................................................................................................................................3

4.

Onderzoek......................................................................................................................................4 4.1 Scoliose.....................................................................................................................................4 4.2 Scapula alata.............................................................................................................................5

5.

Behandeling....................................................................................................................................6 scoliose...........................................................................................................................................6 Scapula alata...................................................................................................................................6

6.

Preventie........................................................................................................................................6

7.

Analyse...........................................................................................................................................7 1)

klimt alternerend omhoog en naar beneden in klimraam......................................................7

2)

Koprol.....................................................................................................................................8

3) Analyse van werpbeweging met bal...........................................................................................8 8.

Behandeldoelstellingen..................................................................................................................9

9.

Revalidatieplan...............................................................................................................................9 Hoofddoel 1: Herstellen van de schouderdiskinesie.......................................................................9 Hoofddoel 2: verminderen van de rugklachten............................................................................14 Hoofddoel 3: Algemene controle en kracht romp-schouder via Klapp oefeningen......................21 Hoofddoel 4: functionele revalidatie............................................................................................22

10. Trainingsschema met fasen............................................................................................................24 11. Referentiewerken...........................................................................................................................27 12. Zoekstrategie..................................................................................................................................28

2

1.

Inleiding

Laura is een 9-jarig meisje die graag speelt en actief deelneemt aan de turnlessen op school. Sinds enkele weken heeft ze pijn aan haar rug en moeite met sporten. Doordat ze meer pijn kreeg, hebben de ouders een dokter geconsulteerd. De arts stelde scoliose vast met een scapula alata. Hiervoor werd ze doorverwezen naar een kinesitherapeut. Zelf geeft Laura aan last te hebben bij het dragen van een boekentas, een voorwerp nemen van de bovenste plank,... Laura vindt het jammer dat ze soms aan de kant moet staan en niet kan meedoen met haar vriendinnen tijdens een spel of in de turnles. Ze is heel erg gemotiveerd om te herstellen, hoewel ze bang is om het erger te maken.

2. Pathologie Scoliose Scoliose is een aandoening waarbij er sprake is van een deformatie van de ruggengraat, wat zich uit in een abnormale kromming van de rug. Scoliose kan reeds bij de geboorte aanwezig zijn, dit is congenitale scoliose. Het kan ook op latere leeftijd tot uiting komen. Bij dit soort scoliose ligt een afwijking van de wervels aan de oorsprong. Ook een onevenwicht in de actieve en passieve stabilisatoren van de wervelkolom kan de oorzaak zijn van scoliose. De aandoening wordt ook onderverdeeld aan de hand van de leeftijd waarop het tot uiting komt. Infantiele scoliose ontstaat bij 0 tot 3 jarige en verdwijnt vaak weer. Juveniele scoliose ontstaat bij kinderen van 3 -10 jaar en dan is er ook nog adolescentie scoliose, deze vorm komt het meeste voor. De ernst van de aandoening kan bepaald worden met de Cobb angle. Men spreekt van scoliose wanneer de patiënt een Cobb angle heeft van 10 graden. We spreken van een milde scoliose wanneer de Cobb angle tussen de 15 en 20 graden bedraagt. Wanneer de Cobb angle tussen de 20 en 40 graden bedraagt spreken we van een ernstige scoliose, en wanneer we een Cobb angle meten van meer dan 40 graden spreken we van een zeer ernstige scoliose. [34]

Scapula alata Scapula alata, ook wel scapula ‘winging’ genoemd, is een aandoening waarbij margo medialis van de scapula loskomt van de wervelkolom omdat deze onvoldoende gestabiliseerd kan worden door de spieren. Scapula alata wordt vaak veroorzaakt door een neuromusculaire dysbalans van de scapulothoracale stabilisatoren [10] zoals de m. serratus anterior, de mm. romboidei, de m. trapezius pars ascendens en de levator scapulae [11]. De coördinatie en de co-contractie van de spieren zijn essentieel voor een gecoördineerde beweging tussen de scapula en het glenohumeraal gewricht. [11] Vooral de m. serratus anterior en de m. trapezius pars ascendens blijken hier een belangrijke rol te spelen. De m. serratus anterior plaatst de scapula dicht tegen de thoraxwand en zorgt voor een stabiliteit, waardoor de inferieure hoek niet naar posterieur tilt. Het onderste deel van de m trapezius vormt een krachtenkoppel met de serratus anterior en doet daarom het tegengestelde. Daarom kan een zwakte van deze spieren bijdragen aan een veranderende scapulaire kinematica. [18] Ook laesies van de nervus thoracicus en de nervus accessorius kunnen aan de basis liggen van scapula alata. [10] Deze innerveren de m. serratus anterior en de m. trapezius en zullen dus zorgen voor specifieke veranderingen in de kinematica van de schouder. [11] Ook een laesie van de nervus dorsalis scapulae kan aan de basis liggen van scapula winging omdat deze de mm. rhomboidei en de m. levator scapulae innerveert. Het komt wel minder voor dan de andere oorzaken van scapula alata. [8] Patiënten hebben vaak slopende klachten aan de nek, de schoudergordel en het bovenste gedeelte van de rug die geassocieerd kunnen worden met abductie van de schouder en bewegingen die boven het hoofd uitgevoerd worden. [10] [33]

3. Herstelproces Zowel bij scoliose als bij scapula alata is het lastig om over een herstelproces te spreken, aangezien deze aandoeningen zonder behandeling niet op een natuurlijke wijze zal herstellen. Integendeel, bij scoliose kan het niet behandelen van de aandoening zelfs leiden tot een negatieve progressie, zeker bij jonge kinderen en adolescenten. Bij scapula alata zal er gebruik gemaakt worden van 3

oefentherapie waardoor het onevenwicht van zowel de passieve als actieve stabilisatoren zal worden hersteld. Er wordt gestreefd naar een activatie van de scapulathoracale spieren, zowel op het gebied van kracht als contractietijd. Bij scoliose zal men zich dan eerder richten op het verbeteren van de houding en de patiënt zich hier meer bewust van laten worden. Dit zal verder bij de ‘behandeling’ wat meer toegelicht worden.

4. Onderzoek 4.1 Scoliose 4.1.1 onderzoekshypotheses We gaan uit van een idiopathische scoliose, dus zonder een bekende oorzaak. Scoliose kan ook gelinkt worden aan neurologische aandoeningen en hiervoor dient er dus ook een gericht onderzoek te worden uitgevoerd, inclusief motorische, sensorische en reflextesten. Dit valt buiten onze taak en hier gaan we verder niet op in. [1] 4.1.2 onderzoeksdoelstellingen Het doel van het fysiek onderzoek van een vermoedelijk scoliose patiënt is evaluatie van de vorm van de rug. Meer specifiek gaan we schouders en heupen controleren op een eventuele asymmetrie. (A) Ook gaan we een mogelijk beenlengteverschil (B) onderzoeken. De belangrijkste doelstelling is kijken of er een asymmetrie van de rugcontouren (C) aanwezig is. [1] Ook de graad van scoliose dient te worden vastgesteld. (D) 4.1.3 onderzoeksmiddelen Doelstelling (A) onderzoeken we aan de hand van inspectie en palpatie. Doelstelling (B) wordt beoordeeld door palpatie van de bovenkant van de crista iliaca of door palpatie van de spina iliaca posterior superior (ter hoogte van de kuiltjes). Doelstelling (C) wordt beoordeeld door de klassieke screeningstest voor scoliose, de “forward bending test”. Deze wordt uitgevoerd door de patiënt door naar voren te buigen met gestrekte knieën (zie figuur) [1] De graad van scoliose trachten we te Figuur: assymetrie rugcontouren (A) onderzoeken via een scoliometer*. We laten Laura forward bending test (B) opnieuw voorwaarts buigen tot haar thoracale wervelkolom evenwijdig is met de grond en plaatsen de scoliometer ter hoogte van de eerste thoracale wervel. We laten de scoliometer hierna caudaal over de rug glijden. Wanneer we ter hoogte van de thoracolumbale overgang komen, laten we Laura verder voorwaarts buigen en glijden we de scoliometer verder tot het sacrum. Een radiografisch onderzoek geeft een definitief diagnose over het aantal graden. (D) *De scoliometer is een inclinometer dat de rotatiehoek van de romp meet. Bunell toonde al eerder aan dat cut-off criteria ≥ 7° is. Vanaf hier is de romprotatie relevant en is het zeer waarschijnlijk dat de persoon scoliose heeft. Voor deze cut-off waarde vertoont de scoliometer een hoge gevoeligheid (83,3%) en hoge specificiteit (86,8%). [12] 4.1.4 onderzoeksbevindingen We merkten een hoogstand van de rechterschouder en heup t.o.v. de linker. Ook merkten we dat haar schouders in overmatige protractiestand stonden. Bij het uitvoeren van de forward bending test is te merken dat de rechterkant prominent is. De top van de curve bevindt zich dus rechts. Bij palpatie 4

voelen we hypertoniciteit aan de paravertebrale spieren aan de concave linkerzijde. We kunnen concluderen dat er een spierdisbalans is. Er was geen beenlengteverschil aanwezig. Thoracolumbaal ging de scoliometer aan de rechterzijde omhoog. Deze rotatiehoek is groter dan 7°, waardoor we kunnen concluderen dat er nood is aan verder onderzoek. Uit het radiografisch onderzoek bleek de Cobb angle 20°. Ze heeft dus een milde scoliose.

4.2 Scapula alata 4.2.1 onderzoekshypothesen Een mogelijke hypothese is dat de scapula alata ontstaan is door een scapulothoracale disfunctie. We gaan meer bepaald uit van een type 1- scapulaire bewegingsafwijking volgens de classificatie van Kibler (2002) [3]. Het kan ook door aantasting van de nervus thoracicus longus, welke de m. serratus anterior innerveert. Ook aantasting van enkele andere zenuwen kunnen leiden tot scapula winging. 4.2.2 onderzoeksdoelstellingen Figuur: Scapular Het eerste wat we doen is de assistance test positionering van het schouderblad t.o.v. de thorax nagaan. (A) [2-4] We willen ook nagaan of de scapula winging bij onze persoon is veroorzaakt door een zenuwaantasting. (B). We controleren de stabilisatie van de scapula tijdens abductie-elevatie en anteflexie-elevatie, m.a.w. of er scapulaire dyskinesie aanwezig is. (C) We willen ook het algemeen functioneren van de bovenste extremiteit in kaart brengen. (D) 4.2.3 A. B. C.

onderzoeksmiddelen Inspectie elektromyografie (EMG) We vragen de patiënt eerst een abductie-elevatie beweging uit te voeren en of er al dan niet pijn optreedt. We kijken ook naar de bewegingsuitslag. Nadien voeren we de “scapular assistance test” (SAT) uit, waarbij we de beweging van de scapula gaan begeleiden naar opwaartse rotatie (via angulus inferior). Het krachtkoppel serratus anterior - lower trapezius wordt zo gestimuleerd. We fixeren hierbij de clavicula en de spina scapula. [19] D. The upper extremity functional index (UEFI) [5]

4.2.4 onderzoeksbevindingen A. We zien dat het schouderblad zich verwijdert van de thorax, de angulus inferior wordt zichtbaar. We krijgen een anterieure tilt van het schouderblad. B. Elektromyografisch onderzoek was negatief C. De patiënt had minder pijn tijdens de SAT, waardoor deze test positief is. Dit impliceert zwakte van de scapulaire stabilisatoren en meer specifiek de m. serratus anterior en de m. trapezius pars ascendens. De beweging verliep ook vlotter. D. Problemen bij het werpen van een bal, iets zwaardere voorwerpen tillen, zich opdrukken om bv. uit bad te komen, haar kammen.

5. Behandeling scoliose Laura heeft een idiopathische scoliose, met name een juveniele scoliose die voorkomt bij kinderen tussen 3 en 10 jaar. Via de Cobb angle wordt er bepaald welke behandeling een patiënt met scoliose krijgt. Men heeft zeker een hoek nodig van 10 graden om gedefinieerd te worden als scoliose patiënt. 5

Indien de hoek tussen 10 en 20º is, zal men vooral aan het houdingsbewustzijn werken. Regelmatige controles zijn ook nodig om te zien hoe de hoek vordert tot er volledige botmaturiteit is van de wervelkolom. Een hoek tussen de 20 en 40º wordt behandeld met een brace om de ruggengraat te stabiliseren of een verdere misvorming te voorkomen. Een TLSO (thoracale lumbale sacrale orthese) is een beschrijvende term voor een orthese voor één van de 3 delen van de ruggengraat. Anderzijds kan men ook voor een ‘casting’ of gips kiezen. Deze kan de patiënt niet uitdoen, wat bij kinderen vaak leidt tot een hogere compliance. Indien de hoek groter is dan 40º zal men meestal een chirurgische behandeling verkiezen. Bij bijna 95% van de kinderen met juveniele scoliose die zo’n grote hoek vertonen, zal men uiteindelijk zo een operatie uitvoeren. Een frequente procedure is een ruggengraatfusie, waarbij men de wervels samenkoppelt. [6]

Scapula alata Allereerst zal men via oefentherapie de omringende compenserende spieren proberen te versterken en het verlies van range of motion te voorkomen. Voor patiënten met een verzwakking van de musculus serratus anterior was een scapulair beschermende brace de beste optie, ondanks dat deze niet leidde tot een volledig herstel. Toch blijft men gebruik maken van een scapulaire brace voor het behandelen van patiënten met 3 cm of meer van vleugeling en een beperkte ROM, en wiens werk of hobby's vragen voor bepaalde bewegingen die het vleugelen verergeren. Deze brace plaatste de scapula tegen de thorax en verhindert stretch op de serratus anterior. Indien deze behandelingen falen, zal men overgaan naar een chirurgische Figuur: behandeling. [7] Via een ‘scapulothoracic fusion’ gaat men operatief scapulaire de spina scapula verbinden met de 4de rib of meerdere ribben. Een brace andere methode is een peestranspositie waarbij het sternale deel van de pectoralis maior aan de angulus inferior wordt vastgehecht via een autograft. [8]

6. Preventie Scoliose [6]

Risk factors Modifiable

Non-modifiable

Intrinsiek - Houding - Pelvische tilt - Flexie misvormingen thv heup of knie - Beenlengteverschil - Groeiproces - Geslacht (idiopatische scoliose komt meer voor bij vrouwen) - Grootte bocht - Tumor, discus hernia of sponylolisthesis

Extrinsiek - Rugbelasting

-

Congenital of aangeboren (er is een genetisch predispositie voor de ontwikkeling van idiopatische scoliose)

Scapula alata [9]

Risk factors

Intrinsiek

Extrinsiek

6

Modifiable

Non-modifiable

- Schouderinstabiliteit - Impingement (coracoacromiale boog kan neerwaarts getrokken worden door de aangedane scapula) -Dyskinesie -Mechanische druk door een inflammatie: vergrote subcoracoïdale of subscapulaire bursa langs de weg van de zenuw** -Medische geschiedenis familie -Osteochondroma op de scapula*

-Intensief werk of sport -Slaaphouding -> drukneuropathie door zijligging** -Directe compressie van de zenuw door het dragen van een zware last of een rugzak**

-Infectie bv influenza, tonsillitisbronchitis, poliomyelitis,… -Acuut trauma of overuse veroorzaakt een neurapraxie **

*Dit zijn benige, goedaardig tumoren zonder neiging tot metastase. Deze prominenties duwen de scapula weg van de borstwand en remmen de spierfunctie. **Risicofactor voor zenuwen

7. Analyse We bespreken een aantal bewegingen die een 9-jarige in een turnles kan uitvoeren.

1) klimt alternerend omhoog en naar beneden in klimraam Inspanningsfysiologie Bij het uitvoeren van één enkele beklimming en afdaling van het sportraam zal er vooral afbraak zijn van de fosfaten. Wanneer deze oefening meerdere keren na elkaar zou worden uitgevoerd (langer dan 20 sec) zullen er suikers worden omgezet in ATP zonder zuurstof. Dit wordt de anaerobe glycolyse genoemd, waarbij er lactaat wordt gevormd.

Artrhon Armen: Alternerend Anteflexie van de armen, waarna men zich optrekt door een meer retroflexie van de schouders en een flexie van de ellebogen. Benen: Alternerend flexie van de heup samen met een flexie van de knie, bij het opduwen gaat de beweging over in een extensie van de heup en knie. Bij het afdalen is het verloop tegengesteld aan deze van de klimming.

Spierfunctie Bij deze beweging wordt gebruik gemaakt van de basiskracht. Niettegenstaande gaat het toch om een complexe beweging aangezien men zowel kracht genereert door het opduwen vanuit de benen als het optrekken vanuit de armen.

Skill Gesloten skill

Analyse Laura: Bij het klimmen kunnen we vaststellen dat een anteflexie van de schouder lastig is. We zien ook hier weer dat de scapula moeilijk gestabiliseerd wordt. Bij het afdalen zien we ook hier dat ze een anteflexie van de schouder zo veel mogelijk tracht te vermijden.

2) Koprol

7

Inspanningsfysiologie

Arthron

Spierfunctie

Skill

Laura heeft enkel energie nodig om een krachtige afstoot te maken. Hiervoor doet ze beroep op de onmiddellijke energie die vrijkomt bij de afbraak van de in de spier opgestapelde fosfaten namelijk fosforcreatine en adenosinetrifosfaat. Het is dus een anaeroob alactische beweging.

Er moet een goede beweging zijn in het polsgewricht aangezien ze een hoek moet kunnen maken van 90° Het verloop van de beweging is overgaan van een bolletje naar strekstand. De beweging verloopt dus van het plaatsen van de voeten op de grond naar boven tot men helemaal de armen boven het hoofd uitstrekt.

Laura maakt een krachtige explosieve beweging door haar met haar benen af te duwen. De energie die men verkrijgt van de voorwaartse rol wordt dus doorgegeven van caudaal naar craniaal om helemaal tot strekstand te komen.

Gesloten skill

Analyse van Laura: Laura heeft de techniek nog zeer goed onder de knie. Toch heeft ze veel pijn bij het rollen op haar rug. Wanneer Laura haar handen op de grond zet (90° anteflexie) zien we dat de scapula winging vergroot. Dit leidt tot een discomfort wanneer haar gewicht op haar bovenrug terechtkomt bi...


Similar Free PDFs