Samenvatting The Birth of the Modern World 1780-1914 PDF

Title Samenvatting The Birth of the Modern World 1780-1914
Course Geschiedenis van de nieuwste tijd
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 7
File Size 108.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 93
Total Views 158

Summary

Download Samenvatting The Birth of the Modern World 1780-1914 PDF


Description

Inhoudsopgave Inleiding........................................................................................................................................1 Hoe het boek is ingericht................................................................................................1 Hoofdstuk 1 Het ancien regime en de vroegmoderne globalisering..........4 Boeren en heren...................................................................................................................4 Politiek van verschillen....................................................................................................4 Machten aan de grenzen van staten.........................................................................5 Voorboden van nieuwe politieke organisatievormen.....................................5 De prehistorie van de globalisering..........................................................................6 Archaïsche en vroeg-moderne globalisering.......................................................6 Vooruitzicht.............................................................................................................................6

The birth of the modern world Inleiding Dit boek beschrijft op een thematische wijze de geschiedenis van de wereld tussen 1780 (het begin van het tijdperk van de grote revoluties) en 1914 (het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog). Bayly laat zien hoe historische ontwikkelingen die vroeger afzonderlijk werden beschreven, in gezamenlijkheid kunnen worden beschouwd. Het gaat in op de wereldwijde overeenkomsten in staten, godsdiensten, ideologieën en de economie. Dergelijke overeenkomsten waren ook zichtbaar in persoonlijke gewoonten, de manier waarop mensen zich kleedden, aten en familierelaties onderhielden. Deze toenemende samenhangen tussen verschillende delen van de wereld zorgden enerzijds voor mengvormen tussen verschillende delen van de wereld op het gebied van politieke organisatie, ideologieën en de economie. Anderzijds leidden dergelijke samenhangen tot een vergroot gevoel van “anders” zijn. Het boek stelt dat elke soort geschiedschrijving (lokaal of nationaal) voor een belangrijk deel ook wereldgeschiedenis is. De Annalles-school in Frankrijk was in de jaren ’50 en ’60 van de 20e eeuw een pionier op dit gebied. Aan de sterke toename van de onderlinge verbondenheid van de verschillende delen van de wereld in de 19e eeuw lagen twee grote historische ontwikkelingen ten grondslag. In de eerste plaats was dit de groeiende economische overheersing van West-Europa en Noord-Amerika. Tussen 1780 en 1914 veroverden Europese staten grote delen van de wereld. Die delen die niet rechtstreeks onder soevereiniteit van de Europese koloniale machten kwamen, gingen deel uitmaken van een informeel wereldrijk. In de tweede plaats was sprake van een ideologische overmacht die er toe leidde dat Europese sociale

1

concepten en instituties (b.v. familierelaties) bepalend werden voor niet-Europeanen. Daarbij moeten we niet vergeten dat deze dominantie tegen 1914 al sterk aan erosie onderhevig was.

Hoe het boek is ingericht Het boek bestaat uit een aantal bespiegelingen over wereldgeschiedenis. Het is dus niet een simpele chronologische beschrijving van de periode 1780-1914. De hoofdstukken 3, 4, 6 en 13 leggen de nadruk op de verbanden tussen grote politieke en economische ontwikkelingen in verschillende delen van de wereld. De hoofdstukken 1, 2, 5 en 7 t.m. 12 zijn meer thematisch van opzet. Zij beschrijven de geschiedenis van de 19e eeuw aan de hand van grote thema’s als de opkomst van de moderne staat, wetenschap en technologie, industrialisatie, liberalisme en godsdienst. Het boek eindigt met een overzicht van de periode vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Wereldgeschiedenis kent een aantal problemen met betrekking tot weergave en interpretatie, waarvan er hier drie worden besproken.

Probleem 1: drijvende krachten in de geschiedenis en de rol van de economie In de 19e eeuw stelden veel historici en filosofen dat de drijvende kracht achter historische ontwikkelingen gevormd werden door geestelijke en intellectuele ontwikkelingen. In de loop van de 20e eeuw gingen materiële verklaringen een steeds belangrijkere rol spelen, zoals in het werk van Eric Hobsbawm, met name in zijn The age of capital. Maar ook op deze verklaringen die sterk de nadruk legden op economische factoren, kwam kritiek. De economie werd niet meer gezien als de grote drijvende kracht achter alle historische ontwikkelingen. Men kreeg meer aandacht voor de wisselwerking tussen de economie, ideologieën en de rol van de staat. Als reactie op de problemen die een (te) grote nadruk op het belang van de economie met zich bracht, ging een aantal historici de aandacht verleggen naar de rol van de nationale staat. Deze laatste benadering bleek ook haar onvolkomenheden te kennen. Zo gaf het geen antwoord op de vraag waarom nationale staten überhaupt waren ontstaan. Dit boek gaat er van uit dat wereldgeschiedenis alleen beschreven kan worden als een complexe interactie tussen politieke organisaties (b.v. de nationale staat), politieke ideeën en de economie. De economie blijft een essentieel element. Bayly maakt hierbij gebruik van het concept van de revolutie in de nijverheid, een term van de Nederlandse historicus Jan de Vries. Van belang is zich te realiseren dat historische ontwikkelingen de resultante zijn van een complex samenspel tussen economische veranderingen, ideologieën en de staat.

Probleem 2: wereldgeschiedenis en postmodernisme Sommige historici zijn echter van mening dat het niet mogelijk is om de geschiedenis te schrijven van kapitaal, staten of grote ideologische ontwikkelingen. Dit zijn de aanhangers van het postmodernisme of postkolonialisme. Zij zijn van mening dat de hierboven beschreven manier van geschiedschrijving (onder probleem 1) niet mogelijk is

2

omdat deze altijd afhankelijk is van de imperialistische en kapitalistische ontwikkelingen die het probeert te beschrijven en analyseren. In plaats daarvan willen postmodernisten hun aandacht richten op geschiedenissen van mensen die zich niet in het centrum van de grote historische ontwikkelingen bevinden. Zelfs bij het beschrijven van heel specifieke geschiedenissen van onderworpen groepen als armen, vrouwen of oorspronkelijke bewoners refereren postmodern en postkoloniaal georiënteerde historici veelvuldig aan “klassieke” historische thema’s als religie, de staat of kolonialisme. Dit betekent dat deze ook postmoderne en postkoloniale geschiedenis deel uitmaakt van de wereldgeschiedenis. Hiermee is niet gezegd dat de geschiedschrijving over achtergestelde individuen en groepen niet belangrijk of relevant kan zijn. Dit boek verwerpt dan ook het uitgangspunt dat er een tegenstrijdigheid zou bestaan tussen het bestuderen van gemarginaliseerde groepen en de grote historische ontwikkelingen.

Probleem 3: moderniteit In de jaren ’50 en ’60 werd het begrip moderniteit gebruikt om een aantal veranderingen in het leven van de mens mee aan te duiden: de vervanging van grote uitgebreide familieverbanden door het kleine kerngezin, een ontwikkeling die samenviel met het proces van verstedelijking; industrialisatie; individuele politieke rechten; secularisatie. Deze visie op moderniteit kwam echter onder vuur te liggen: vaker ging men spreken van een veelvoud aan moderniteiten. Bayly gaat er van uit dat een essentieel onderdeel van modern zijn is zich modern voelen: modern zijn betekent immers bij de tijd zijn, ideeën en ontwikkelingen volgen en overnemen. Tussen 1780 en 1914 nam het aantal mensen dat modern wilde zijn, toe. Echter, voor historici is het niet voldoende dat iets het geval was enkele en alleen omdat mensen dachten dat het zo was. Het moet ook aantoonbaar zijn los van de mening die mensen er over hadden. Bayly stelt dat er tussen 1780 en 1914 sprake was van ontwikkelingen die zo ingrijpend waren en zo snel gingen dat deze periode omschreven kan worden als de geboorte van de moderne wereld. Als belangrijkste ontwikkelingen kunnen worden genoemd de opkomst van de moderne nationale staat, een zeer sterke toename van wereldwijde commerciële en intellectuele verbanden, industrialisatie en nieuwe vormen van verstedelijking. Deze vormen van moderniteit vonden hun oorsprong in het Westen: West-Europa en Noord-Amerika. Daarbij moet wel bedacht worden dat deze Westerse oorsprong van relatief korte duur is geweest. In de periode 1780-1914 gingen de verschillende delen van de wereld steeds meer op elkaar lijken als gevolg van betere en snellere verbindingen en het ontstaan van grotere politieke eenheden. Intern werd de organisatie van de verschillende samenlevingen steeds complexer. Mensen conformeren zich In de loop van de 19e eeuw was sprake van een toenemende eenvormigheid in de manier waarop mensen zich gingen gedragen. De kleding die mensen droegen ging

3

steeds meer op elkaar lijken. Kleding voor mannen werd soberder en de Westerse stijl van kleden werd in grote delen van de wereld overgenomen. Een dergelijke trend was ook zichtbaar bij militaire uniformen maar minder duidelijk waarneembaar bij arbeiders en boeren. Ook in vrouwenkleding was een ontwikkeling naar meer eenvormigheid, hoewel niet zo uitgesproken als bij mannen. Deze trend in de richting van meer eenvormigheid, die haar oorzaak vond deels vond in mode en advertenties, bleef niet zonder kritiek. Westerlingen maakten oorspronkelijke bewoners die zich Westers gingen kleden, soms belachelijk. Sommige nationalisten keerden zich tegen slaafse imitaties van buitenlandse invloeden. Een andere ontwikkeling was die in de richting van een meer eenvormige manier van tijdmeting en tijdregistratie. Ook talen gingen meer en meer op elkaar lijken, net als persoonsnamen. Ook verschillen in eetgewoonten van mensen namen af. Zelfs bij sportbeoefening waren dergelijke ontwikkelingen merkbaar. Communicatie en (interne) complexiteit Ook ideeën gingen meer en meer naar elkaar groeien en op elkaar lijken. Zo nam het aantal gedrukte boeken sterk toe, evenals de aantallen kranten die in steeds meer delen van de wereld gingen verschijnen. De telegraaf, het stoomschip, de trein en later de komst van de telefoon zorgden voor een revolutie in de communicatie. Zoals al eerder aangegeven, gingen al deze ontwikkelingen in de richting van een grotere eenvormigheid gepaard met een toename van de interne complexiteit in staten en samenlevingen. Overheden werden grotere en ingewikkelder. In de economie kregen specialisten als managers en accountants een steeds grotere rol. Om al deze ontwikkelingen voor het voetlicht te brengen schetst Bayly eerst een beeld van de wereld rond het midden van de 18e eeuw. Hoofdstuk 1 geeft een overzicht van de inrichting van het politieke leven en de economie rond 1750. Hoofdstuk 2 laat zien hoe economie en politiek rond 1750 gingen veranderen als opmaat naar de grote crisis van de jaren 1780-1820.

Hoofdstuk 1 Het ancien regime en de vroegmoderne globalisering Gedurende de 18e eeuw verschilden de diverse vormen van politieke heerschappij en religieuze en culturele instituties sterk van elkaar, en waren vaak complex van aard. De economie daarentegen was nog relatief eenvoudig georganiseerd. Dit hoofdstuk gaat in op aspecten van de politieke en ideologische organisaties van de wereld in de eerste helft van de 18e eeuw.

Boeren en heren Rond 1750 leefde het overgrote deel van de wereldbevolking nog steeds in wat wel agrarische rijken worden genoemd: grote, etnisch gedifferentieerde rijken die konden voortbestaan door gebruik te maken van het surplus aan landbouwproducten dat boeren produceerden.

4

De manier waarop deze agrarische rijken waren ingericht bleef verbrokkeld en complex. Echter, de samenlevingen en economieën die zij ondersteunden bleven simpel vergeleken de situatie in de tweede helft van de 19e eeuw. De omvang van de oogst was en bleef bepalend voor het leven van de meeste mensen. Toch kan niet zonder meer gesproken worden van dé boer alsof het één enkele categorie betrof. De levensstijlen van boeren en hun heren verschilden op detailniveau vaak sterk. Dit hing onder andere samen met de gewassen die in de desbetreffende samenleving werden geproduceerd: een samenleving die rijst verbouwde zat anders in elkaar dan een samenleving die voornamelijk leefde van tarwe. En zelfs tussen maatschappijen waar dezelfde gewassen werden verbouwd, konden grote verschillen bestaan. Ook moeten we niet vergeten dat boeren vaak niet alleen boer waren maar ook een andere beroep uitoefenden: b.v. handwerksman of soldaat. De meeste boeren waren ook veel ondernemender dan vaak is gedacht. In grote delen van de wereld was het ondernemerschap van boeren verantwoordelijk voor de economische dynamiek van de 19e eeuw. Ook bleken boerensamenlevingen vaak minder rigide en inflexibel dan vaak gedacht.

Politiek van verschillen In de periode 1500-1800 maakten veel rijken een zelfde ontwikkeling door: van nomaden-samenlevingen bestaande uit herders en kozakken-achtige soldaten veranderden zij in verlichte rijken met een grote agrarische sector. Deze grote rijken verschilden sterk van de nationale staten en koloniale rijken van de 19e eeuw. Toch moeten de verschillen tussen de rijken van de 18e eeuw niet uit het oog worden verloren, met name waar het de verschillende op politiek en ideologisch terrein betreft. De leiders en hun bureaucratieën kwamen alleen in specifieke gevallen tussenbeide in de economie en samenleving van hun rijk. Dat wil niet zeggen dat deze rijken zwak waren. Zij kozen er voor hun gezag alleen in bepaalde gevallen te laten gelden. Dit patroon zagen we in Europa, de Spaanse koloniën in Amerika en in Azië. Om hun macht te kunnen uitoefenen moesten de leiders van deze grote rijken hun macht delen met plaatselijke elites of lokale gemeenschappen met een bepaalde mate van zelfbestuur. De wijze van samenwerking kon verschillende vormen aannemen. Aan de ene kant stonden de militaire aristocratieën, edelen die gebieden kregen van hun heer onder de voorwaarde dat zij diens autoriteit erkenden en hem zo nodig militaire bijstand gaven. Aan de andere kant zagen we bureaucratieën met geschoolde beambten die in alle delen van het rijk zorgden voor vrede en rust. Uit dit alles volgt dat zelfs de meest machtige rijken zich geconfronteerd zagen met rechten, privileges en lokale autonome gebieden. Een bekend aspect van de tijken ten tijde van het Ancien Régime was dat zij vaak te maken hadden met cycli van ontwikkeling: perioden van centralisatie die gevolgd werden door decentralisatie. Soms kon zelfs sprake zijn van imperial overstretch. De ideologische en godsdienstige macht in deze oude rijken was vaak even versnipperd en complex als de politieke macht, en hier vaak ook mee verweven.

5

Machten aan de grenzen van staten De buitengrenzen van de grote rijken waren vaak open en slechts vaag gedefinieerd. De rijken hadden de beste overlevingskansen als zij er in slaagden militairen en bestuurders van buiten hun rijk aan zich te binden. Minderheden met speciale bekwaamheden of kwalificaties slaagden er soms in belangrijke posities te verwerven binnen de rijken, onder andere in het leger. De meeste grote rijken ondervonden concurrentie van handelssteden, grote handelscompagnieën of maritieme staten die de buitenlandse handel beheersten. In het Atlantisch gebied, in de Indische Oceaan en in Zuidoost Azië kwam piraterij nog veelvuldig voor. In veel rijken werden havensteden, die officieel werden bestuurd door beambten, geregeerd door handelaren en de lokale adel. Veel mensen leefden buiten de grenzen van de grote rijken en de opkomende nationale staten. In grote delen van Afrika en Amerika en het gebied van de Stille Oceaan bestonden geen staten als te onderscheiden eenheden. Hier waren familieverbanden en stamverbanden veel belangrijker. Bij de oorspronkelijke bewoners van Noord Amerika, Austraal-Azië en het gebied van de Stille Oceaan leefden veel nomadenstammen, bosbewoners en jagers. Zelfs in delen van Azië en Europa kwamen zij nog voor.

Voorboden van nieuwe politieke organisatievormen De opkomende handelssamenlevingen waren de machten die in de 19e eeuw een doorslaggevende rol zouden gaan spelen. Zij waren voornamelijk te vinden in Noordwest Europa en vestigden koloniën in het Caribische gebied en Noord-Amerika. In omvang en stijl van optreden werden zij belangrijker dan alle ondernemende samenlevingen in de rest van de wereld. Zo zien we dat Holland al in de 17e eeuw een derde van het voedsel dat er werd geconsumeerd, over grote afstanden invoerde. Financiën en kredietwezen waren ook goed ontwikkeld. Als Europeanen zich overzee vestigden, behielden zij vaak veel van hun zeden en gewoonten, maar gingen geen boerensamenlevingen in de klassieke zin vormden. In zijn algemeenheid ging deze toename van handel en economie gepaard met machtigere en meer gespecialiseerde staten.

De prehistorie van de globalisering Het is van belang om een goed inzicht te krijgen in het wezen van de globalisering in de 17e een 18e eeuw, dus vóór het hoogtepunt van de moderne nationale staat. Bayly gebruikt de term archaïsche globalisering om de oude netwerken aan te duiden die werden gevormd door de verspreiding van ideeën en sociale krachten. Deze archaïsche globalisering kende een groot aantal afzonderlijke centra. Aan deze archaïsche globalisering lagen drie algemene principes ten grondslag. In de eerste plaats was er het idee van de universele monarchie, een idee dat er toe leidde dat koningen hun bureaucraten en soldaten over grote afstanden lieten reizen op zoek naar eer en machtsuitbreiding voor henzelf en hun dynastieën. Hiermee gepaard ging een overdracht van mythen en ethische systemen die de politieke expansie moesten ondersteunen en rechtvaardigen (b.v. de filosofie van Aristoteles). Daarnaast was een belangrijke peiler onder deze oervorm van globalisering het fenomeen van de grote pelgrimstochten die zorgden voor grote verplaatsingen van belangrijke delen van de

6

wereldbevolking. Als laatste kan genoemd worden de grote verspreiding van medische kennis.

Archaïsche en vroeg-moderne globalisering Ten tijde van de archaïsche globalisering was sprake van een vroege vorm van kapitalistische expansie die begon in het Atlantisch gebied inde 17e eeuw en die zich tegen 1830 had verspreid. Deze fase zag de opkomst van de grote handelscompagnieën en van mercantilistische staten, en slavernij op grote schaal van Afrikanen. Deze nieuwe globale instituten probeerden om op grote schaal arbeidskrachten te onderwerpen en te herdistribueren. Ook op ideologisch terrein zien we veel samensmeltingen. Op het terrein van het gebruik van het lichaam was de rol van de nationale staat nog beperkt. Seksuele relaties werd weinig in de weg gelegd door nationale overheden. Ras of nationaliteit speelden nog geen dominante rol: de plaats van mensen in de samenleving werd veel meer bepaald door hun sociale status of hun afkomst

Vooruitzicht Deze grote verbanden op het gebied van ideeën, geloof en het verwerven van materieel gewin zorgden er voor dat de oude wereldorde ging veranderen, mede ook onder invloed van de Atlantische handel en de koloniale rijken. Rond 1780 stond de wereld aan de vooravond van een ontwikkeling waarbij de economische en sociale toekomst van de mensheid zich in uiteenlopende richtingen ging bewegen; de great divergence.

7...


Similar Free PDFs