Gramática - Grammatica te kennen voor Spaans PDF

Title Gramática - Grammatica te kennen voor Spaans
Course Economisch Spaans [nl, es]
Institution Universiteit Gent
Pages 14
File Size 390 KB
File Type PDF
Total Downloads 110
Total Views 138

Summary

Grammatica te kennen voor Spaans...


Description

2. Het zelfstandig naamwoord 2.1 Het geslacht van het zelfstandig naamwoord Mannelijk

Vrouwelijk

El teatro

La palabra

El vino

La paella

El chocolate

La noche

El hotel

La universidad

Zelfstandige naamwoorden op –o zijn meestel mannelijk. Zelfstandige naamwoorden op –a zijn meestal vrouwelijk. Zelfstandige naamwoorden op –tad, -dad, -sión en –ción zijn vrouwelijk. Beroepsaanduidingen op –ista of –nte hebben vaak maar één vorm voor beide geslachten. Getallen en dagen van de week zijn mannelijk. Letters zijn vrouwelijk. Uitzonderingen: la radio, la moto, la foto, el día, el problema, el tema

2.2 Het meervoud van het zelfstandig naamwoord

Enkelvoud Meervoud

Mannelijk El teatro Los teatros

Klinker +s Vrouwelijk La palabra Las palabras

Medeklinker +es Mannelijk Vrouwelijk El material La universidad Los materiales Las universidades

o

Woorden op –z hebben in het meervoud de uitgang –ces. Vb. una cruz – dos cruces

o

Woorden op –s na een onbeklemtoonde klinker blijven in het meervoud onveranderd. Vb. el lunes – los lunes; maar: el autobús – los autobuses.

o

Woorden op een medeklinker die op de laatste lettergreep een accent hebben, verliezen dit in het meervoud. Vb. la información – las informaciones

o

Enkele zelfstandige naamwoorden bestaan alleen in het enkelvoud of meervoud. Vb. la gente (de mensen); las vacaciones (de vakantie); las gafas (de bril)

2.3 Het zelfstandig naamwoord als onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp Onderwerp Meewerkend voorwerp Lijdend voorwerp

Laura estudia español. El español es una lengua interessante. Escribo una carta a un amigo. Escribo una carta. No conozco a tu hermano.

¿Quién? ¿Qué? ¿A quién? ¿Qué? ¿A quién?

Wie? Wat? Aan wie? Wat? Wie?

o

Het meewerkend voorwerp in het Spaans wordt altijd voorafgegaan door het voorzetsel a.

o

Het lijdend voorwerp wordt voorafgegaan door a als het een persoon betreft. Vb. No conozco a tu hermano. Maar: No conozco este libro.

o

Na tener en buscar valt dit voorzetsel weg als het niet om een bepaalde persoon gaat. Vb. Tengo dos hermanos. Buscamos una secretaria. Maar: Busco a Isabel.

3. Het lidwoord 3.1 Het bepaald lidwoord

Enkelvoud Meervoud

Mannelijk

Vrouwelijk

El teatro Los teatros

La palabra Las palabras

Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden die met een beklemtoonde –a of –ha beginnen, hebben in het enkelvoud het mannelijk lidwoord, maar behouden desondanks het vrouwelijke geslacht. Vb. el agua fría. Maar: la amiga.

o

Het lidwoord el wordt samengevoegd met de voorzetsels a en de. a + el = al Viajamos al Caribe y vamos a la playa. de + el = del Muchas palabras vienen del latín, otras de las lenguas indígenas.

o

Het bepaald lidwoord wordt gebruikt: - Voor señor/a, als men over een persoon spreekt of deze voorstelt (bij directe aanspreking vervalt dit!) vb. El señor Martí es de Tarragona. Maar: Buenas tardes, señora Ribas. - Bij tijdstippen vb. Es la una. Son las dos. - Bij tijdsaanduidingen vb. La semana pasada, el próximo mes, el tres de junio. - Bij weekdagen vb. ¿Nos vemos el martes? (= op dinsdag), Los lunes tengo clase de español. (= ’s maandags) - Bij percentages vb. El veinte por ciento. - Bij sport, spel en muziekinstrumenten vb. Jugar al futbol, tocar el piano.

3.2 Het onbepaald lidwoord Mannelijk

Vrouwelijk

Enkelvoud

Un teatro

Una palabra

Meervoud

Unos teatros

Unas palabras

Unos/unas betekent enkele. Het onbepaald lidwoord staat nooit voor medio en otro. Na tener volgt vaak geen lidwoord als het lijdend voorwerp niet nader beschreven wordt. Vb. ¿Tienes móvil? – Heb je een mobieltje?

4. Het bijvoeglijk naamwoord 4.1 De vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Enkelvoud

Meervoud

Mannelijk

Vrouwelijk

famoso Un cantante excelente original

famosa Una persona excelente original

famosos Cantantes excelentes originales

Personas

famosas excelentes originales

Bijvoeglijke naamwoorden op –e, -ista of medeklinker hebben één vorm voor mannelijk en vrouwelijk. Als een bijvoeglijk naamwoord betrekking heeft op meerdere zelfstandige naamwoorden van verschillend geslacht, dan krijgt het mannelijke de meervoudsvorm. Vb. Ana y Jaime son muy sympaticos.

4.2 Bijvoeglijke naamwoorden die kleur aanduiden

Enkelvoud

Meervoud

Mannelijk blanco verde azul marrón blancos verdes azules marrones

Vrouwelijk blanca verde azul marrón blancas verdes azules marrones

De meeste bijvoeglijke naamwoorden die een kleur aanduiden, richten zich in getal en geslacht naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen. Naranja en violeta zijn onveranderlijk, omdat het eigenlijk zelfstandige naamwoorden zijn (appelsien en viooltje). Rosa heeft geen mannelijke vorm op –o(s), maar wel een meervoudsvorm op –as: los delfines rosas.

4.3 Nationaliteitsaanduidingen

Enkelvoud

Meervoud

Mannelijk italiano español alemán holandés italianos españoles alemanes holandeses

Vrouwelijk italiana española alemana holandesa italianas españolas alemanas holandesas

Anders dan bij ‘gewone’ bijvoeglijke naamwoorden, hebben nationaliteitsaanduidingen een vrouwelijke vorm op –a, ook als ze als laatste letter een medeklinker hebben. Het accent op de laatste lettergreep vervalt daarmee. Nationaliteitsaanduidingen op –ense of –í hebben, net als belga, dezelfde vorm voor mannelijk en vrouwelijk. Vb. marroquí

4.4 De plaats van het bijvoeglijk naamwoord en enkele verkorte vormen o

Bijvoeglijke naamwoorden staan meestel achter het zelfstandig naamwoord, behalve korte en frequente bijvoeglijke naamwoorden, zoals mucho, poco, tanto en otro. vb. Tenemos mucho trabajo y poco tiempo.

o

Nationaliteitsaanduidingen en kleuren staan altijd achter het zelfstandig naamwoord. vb. un vino blanco, una cantante italiana.

o

Bueno, malo, primero, tercero worden buen, mal, primer en tercer vóór een mannelijk zelfstandig naamwoord in het enkelvoud. vb. Tenemos un buen vino y una buena paella.

o

Grande wordt gran vóór alle zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud. vb. Cecilia Roth es una gran actriz.

5. Trappen van vergelijking 5.1 Vergrotende trap: ‘meer/minder ... dan’ o

Más/menos + bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord + que vb. Los hoteles son más caros que los albergues. vb. Los albergues tienen menos facilidades que los hoteles.

o

Werkwoord + más/menos + que vb. En septiembre llueve más que en mayo. vb. Los albergues cuestan menos que los hoteles.

o

Let op: bij getallen en hoeveelheid wordt más/menos de gebruikt vb. Bogotá tiene mas de 6 millones de habitantes.

5.2 Vergelijkende trap: ‘even(veel) ... als’ o

Tan + bijvoeglijk naamwoord + como vb. La mochila azul es tan bonita como la roja. vb. Los animales son tan importantes como los hombres.

5.3 Overtreffende trap: ‘meest/minst’ o

El/la/los/las (+zelfstandig naamwoord) + más/menos + bijvoeglijk naamwoord vb. El Camino Francés es el más famoso. vb. La época más atractiva es el primavera.

5.4 Bijzondere vormen o

Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een bijzondere vergrotende trap bueno -> mejor (beter) malo -> peor (slechter) grande -> mayor (belangrijker) naast más grande (groter) pequeño -> menor (minder) naast más pequeño (kleiner)

o

Mayor en menor worden ook gebruikt wanneer over leeftijd wordt gesproken vb. Pedro es mi hermano mayor, Ana mi hermana menor. (oudere/oudste; jongere/jongste) vb. ¿Quién es la señora mayor al lado de Luisa? (oudere)

6. Het voornaamwoord 6.1. Het persoonlijk voornaamwoord 1ste persoon enkv. 2de persoon enkv. 3de persoon enkv. 1ste persoon mv. 2de persoon mv. 3de persoon mv.

yo tú él/ella/usted nosotros/nosotras vosotros/vosotras ellos/ellas/ustedes

ik jij hij/zij/u wij (m)/wij (v) jullie (m)/jullie (v) zij (m)/zij (v)/u

De persoonlijke voornaamwoorden worden meestal weggelaten. Je gebruikt ze alleen om het onderwerp te benadrukken. Bij gemengde groepen (wij/jullie) wordt het mannelijke gebruikt.

6.1.1 Aanspreekvorm Eén persoon Meerdere personen

Ricardo, ¿tú eres catalán? ¿Es usted vasco? ¿(Vosotros) sois estudiantes? ¿Ustedes son madrileños?

Ben jij...? Bent u...? Zijn jullie...? Bent u...? (mv)

6.2 Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp 6.2.1 Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp yo

me

mij, me

tú él/ella/usted nosotros/-as

te lo/la nos

jou, je hem/haar/u ons

vosotros/-as ellos/ellas/ustedes

os los/las

jullie ze/hen/u

Het persoonlijk voornaamwoord in de 3de persoon vervang een zaak of persoon ( wie of wat?). vb. ¿Dónde está Luisa? - No la veo. vb. Quería un kilo de tomates. - ¿Cómo los quiere? Lo kan ook op een hele zin terugslaan: ¿Hay una farmacia por aquí? – No lo sé.

6.2.2 Het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp yo tú él/ella/usted nosotros/-as vosotros/-as ellos/ellas/ustedes

me te le nos os le

mij, me jou, je hem/haar/u ons jullie hun/u

Het persoonlijk voornaamwoord vervangt een persoon (aan/voor wie?) ¿Me trae otra cerveza, por favor? ¿Te gusta el cine? A mi padre le gusta el senderismo.

6.2.3 Plaats van het persoonlijk voornaamwoord o

De persoonlijke en wederkerende voornaamwoorden staan meestal vóór het vervoegde werkwoord. vb. Te escribo. Nos vemos mañana.

o

In ontkennende zinnen staat no voor het persoonlijk voornaamwoord. vb. No nos gustan las patatas.

6.2.4 Het persoonlijk voornaamwoord na voorzetsels (beklemtoonde persoonlijke voornaamwoorden)

a para por sin

mí tí él/ella/usted nosotros/-as vosotros/-as ellos/ellas/ustedes

mij jou hem/haar/u ons jullie hen/u

In combinatie met con hebben de 1ste en 2de persoon enkelvoud een afwijkende vorm con + mí = conmigo con + tí = contigo

6.2.5 Verdubbeling van het lijdend en meewerkend voorwerp o

Staat het lijdend of meewerkend voorwerp voor het werkwoord, dan moet het door een persoonlijk voornaamwoord herhaald worden. vb. Este libro lo regalamos a mis padres. vb. A mi madre le encanta la playa.

o

Staat het lijdend of meewerkend voorwerp achter het werkwoord, dan wordt het vaak aangekondigd met een onbeklemtoond persoonlijk voornaamwoord. Staat er geen werkwoord in de zin, dan worden de beklemtoonde vormen gebruikt. vb. ¿Qué les regalamos a tus padres? vb. A él un libro y a ella un CD.

6.3 Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud vrouwelijk mi hijo/hija tu hijo/hija su hijo/hija nuestro hijo nuestra hija vuestro hijo vuestra hija su hijo/hija mannelijk

o

meervoud vrouwelijk mis hijos/hijas tus hijos/hijas sus hijos/hijas nuestros hijos nuestras hijas vuestros hijos vuestras hijas sus hijos/hijas mannelijk

mijn jouw zijn, haar, uw ons, onze jullie hun, uw

Het bezittelijk voornaamwoorrd richt zich in getal en geslacht naar het bezit waar het betrekking op heeft, en niet naar de bezitter.

6.4 Het aanwijzend voornaamwoord dit/deze hier mannelijk vrouwelijk este jersey esta falda estos jerseys estas faldas

enkelvoud meervoud

dat/die daar vrouwelijk esa falda esas faldas

mannelijk ese jersey esos jerseys

o

Este/-a/-os/-as wordt gebruikt voor dingen in de onmiddellijke nabijheid van de spreker.

o

Ese/-a/-os/-as wordt gebruikt voor dingen die zich iets verder weg of in de buurt van de toehoorder bevinden.

o

Het aanwijzend voornaamwoord kan een zelfstandig naamwoord vervangen. (met of zonder accent) vb. Esta/Ésta es mi amiga Carmen.

o

Esto, eso hebben betrekking op iets dat niet nader benoemd wordt, en zijn onveranderlijk van vorm. vb. Esto no me gusta. ¿Qué es eso?

7. Het werkwoord 7.1 De Presente (tegenwoordige tijd) 7.1.1 Regelmatige vormen

yo tú él/ella/usted nosotros/-as vosotros/-as ellos/elles/ustedes

-AR ESTUDIAR

-ER APRENDER

-IR VIVIR

estudio estudias estudia estudiamos estudiáis estudian

aprendo aprendes aprende aprendemos aprendéis aprenden

vivo vives vive vivimos vivís viven

7.1.2 Werkwoorden met onregelmatige vormen groep e -> ie QUERER yo tú él/ella/usted nosotros/-as vosotros/-as ellos/elles/ustedes o

groep e -> i PEDIR

groep u -> ue JUGAR

puedo puedes puede podemos podéis pueden

pido pides pide pedimos pedís píden

juego juegas juega jugamos jugáis juegan

Onregelmatigheid van de eerste persoon enkelvoud:

HACER Hago o

quiero quieres quiere queremos queréis quieren

groep o -> ue PODER

PONER Pongo

SALIR Salgo

TRAER Traigo

VER Veo

DAR Doy

SABER Sé

Bij werkwoorden op –ecer, -ocer en –ucir wordt de c een zc in de 1ste persoon enkelvoud. De andere vormen zijn regelmatig:

CONOCER yo conozco

OFRECER yo ofrezco

CONDUCIR yo condu zco

o

Sommige werkwoorden hebben zowel een onregelmatige 1e persoon enkelvoud als stamklinkerwisseling ( e -> i) of (e -> ie):

DECIR digo dices dice decimos decís dicen o

TENER tengo tienes tiene tenemos tenéis tienen

VENIR vengo vienes viene venimos venís vienen

Belangrijke onregelmatige werkwoorden:

IR voy vas va vamos vais van

ESTAR estoy estás está estamos estáis están

SER soy eres es somos sois son

HABER he has ha hemos habéis han

De Presente van het werkwoord haber wordt gebruikt als hulpwerkwoord bij de voltooide tijd en ken niet zelfstandig gebruikt worden! Hay (er is, er zijn) is een onpersoonlijke vorm van haber.

7.1.3 Het wederkerend werkwoord

yo tú él/ella/usted nosotros/-as vosotros/-as ellos/elles/ustedes

DUCHARSE me ducho te duchas se ducha nos duchamos os ducháis se duchan

Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wederkerend, maar in het Nederlands niet. vb. leventarse (opstaan) en llamarse (heten) Of andersom vb. recorder (zich herinneren)

7.1.4 Het Nederlandse ‘men’ o

Voor ‘men’ of ‘er wordt’ gebruikt men in het Spaans se + 3de persoon van het werkwoord. Als er een infinitief of zelfstandig naamwoord in het enkelvoud volgt, staat het werkwoord ook in het enkelvoud. Als er een zelfstandig naamwoord in het meervoud volgt, dan staat het werkwoord ook in het meervoud. vb. En un bar se puede desayunar o comer. vb. Se toma un café o una cerveza. vb. También se toman tapas con los amigos.

7.1.5 Het gebruik van ser en estar SER Identificeren en definiëren

Picasso es un pintor famoso. Lima es la capital de Perú.

Picasso is een beroemde schilder. Lima is de hoofdstad van Peru.

Naam, herkomst, beroep

Eva es de León. Es profesora.

Eva komt uit León. Ze is lerares.

Duurzame of langdurige eigenschap

Cecilia es alta y rubia.

Cecilia is lang en blond.

Kleur en materiaal

El jersey es negro. La botella es de plástico.

De trui is zwart. De fles is van plastiek.

Datum en tijdstip

Hoy es lunes. Es el 2 de mayo. Es la una. Son las dos y media.

Vandaag is het maandag. Het is 2 mei. Het is een uur. Het is half drie.

Prijsopgave (totaalbedrag)

¿Cuánto es?

Hoeveel is het?

Bezit

La mesa es de mi madre.

De tafel is van mijn moeder.

ESTAR Plaatsaanduiding

La fábrica está en Villajoyosa.

De fabriek is in Vollajoyosa.

Fysieke of mentale toestand

¿Cómo estás/está?

Hoe gaat het met jou/u?

Voorbijgaande toestand

Ahora estoy un poco cansado. Las tiendas están abiertas.

Ik ben nu een beetje moe. De winkels zijn open.

Waardering van gerechten

Esta sopa está muy picante.

Deze soep is erg pittig.

o

De burgerlijke stand kan met zowel ser als estar aangegeven worden.

7.1.6 Het gebruik van hay en está/están o

Hay (er is/er zijn) is een onpersoonlijke, onveranderlijke vorm van haber. Hay wordt gebruikt om een nog onbekende zaak te introduceren.

hay +

o

onbepaald lidwoord getallen onbepaalde hoeveelheden

¿Hay una farmacia en el centro comercial? En la calle Sierpes hay dos confiterías. En el barrio Santa Cruz hay muchos bares.

Está/están drukt uit waar een bepaalde persoon of zaak zich bevindt.

está/n+

bepaald lidwoord eigennamen bezittelijk voornaamwoord aanwijzend voornaamwoord

¿Dónde está la Giralda? Está en el Centro. Sevilla está en Andalucía. Mis padres están en un hotel del centro. Ese parque está al lado del museo.

7.1.7 Het werkwoord gustar o

Het werkwoord gustar (bevallen, leuk/fijn vinden) wordt meestal gebruikt in de 3de persoon. Om nadruk te geven, kunnen de beklemtoonde persoonlijke voornaamwoorden ( a mí, a tí...) worden gebruikt in aanvulling op de onbeklemtoonde (me, te, le...). Let op: in het Spaans wordt het bepaald lidwoord gebruikt. vb. Me gusta la música clásica. vb. No me gustan las sorpresas.

o

Gusta wordt gebruikt als een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of een infinitief volgt. vb. Me gusta el pescado. vb. A mí me gusta leer.

o

Gustan wordt gebruikt als een zelfstandig naamwoord in het meervoud volgt. vb. ¿Te gustan los museos? vb. Me gustan las flores.

o

De werkwoorden encantar, interesar, fascinar en parecer worden op dezelfde manier gebruikt.

7.1.8 De werkwoorden poder en saber o

Deze werkwoorden kunnen in het Nederlands allebei vertaald worden als kunnen.

vaardigheid kennis mogelijkheid toestemming

¿Sabes tocar un instrumento? ¿Sabes usted dónde está Correos? ¿Puedes ir a pie al trabajo? Lo siento, el lunes no puedo. ¿Puedo pagar con tarjeta?

Kun je een instrument bespelen? Weet u waar het postkantoor is? Kun je lopend naar je werk gaan? Het spijt me, ik kan maandag niet. Kan ik pinnen?

7.2 Gerundio o

Bij de beschrijving van een handeling die op een bepaald moment aan de gang is of was, wordt estar + Gerundio gebruikt. vb. Roberto está hablando por teléfono. vb. Estoy en el cine, esperando a tu madre.

o

De Gerundio wordt gevormd door –ando respectievelijk –iendo achter de stam te plaatsen.

Werkwoorden op –ar tocar -> tocando hablar -> hablando probar -> probando

o

werkwoorden op –er en -ir comer -> comiendo hacer -> haciendo subir -> subiendo

onregelmatige vorme...


Similar Free PDFs