Lijst van alle werkwoorden PDF

Title Lijst van alle werkwoorden
Course Frans 1
Institution Hogeschool Vives
Pages 9
File Size 1 MB
File Type PDF
Total Downloads 598
Total Views 843

Summary

Grammaire Verbes en Accepter Accompagner Adorer Affirmer Aider Aimer Arriver Assister Augmenter Avouer Baisser Bavarder Cacher, se cacher Calmer, se calmer Calculer Casser Chanter Chercher Comparer Compter, compter sur Confirmer Continuer Conserver Coucher, se coucher Couper Crier Danser Demander Aa...


Description

Grammaire résumé Verbes en –ER Accepter Accompagner Adorer Affirmer Aider Aimer Améliorer Apprécier Arrêter S’arrêter Arriver Assister à Augmenter Avouer Baisser Bavarder Brûler Cacher, se cacher Calmer, se calmer Calculer Casser Chanter Chercher Comparer Compter, compter sur Confirmer Contrôler Continuer Conserver Coucher, se coucher Couper Créer Crier Danser Déclarer Décider Demander Dépenser Désirer Développer

Aannemen, aanvaarden Vergezellen, begeleiden Aanbieden, verafgoden, dol zijn op Beweren, verklaren, verzekeren Helpen Houden van Verbeteren Waarderen, appreciëren Aanhouden, arresteren, stoppen, ophouden, stoppen, halt houden Aankomen, erin slagen, er toe komen, gebeuren, voorvallen Bijwonen Verhogen Toegeven, bekennen Verminderen, dalen, omlaag doen, neerlaten Kletsen, babbelen Verbranden Verbergen, verstoppen, zich verstoppen Kalmeren, bedaren, rustiger worden Rekenen, berekenen Breken Zingen Zoeken Vergelijken Tellen, rekenen op Bevestigen Controleren Doorgaan, voortgaan, duren Bewaren Slapen, overnachten, gaan slapen Snijden, onderbreken Scheppen, creëren, oprichten, stichten Roepen, schreeuwen Dansen Verklaren, aangeven, declareren Besluiten Vragen Uitgeven Wensen, willen Ontwikkelen

Diminuer Donner Douter Écouter Empêcher Entrer Épargner Étudier Exister Exprimer Frapper Fumer Gagner Garder Glisser Goûter Habiter Hésiter Insister Insulter Inviter Jouer Laisser Laver Se laver Louer Lutter Marcher Mériter Monter Négocier Nier Occuper Oser Oublier Parler Participer à Passer Penser Persister Persuader Pleurer Plier Porter Rapporter, apporter

Verminderen Geven Twijfelen Luisteren Verhinderen, beletten Binnengaan, invoeren Sparen Studeren Bestaan Uitdrukken Kloppen Roken Winnen, verdienen Houden, bewaren Uitglijden, glijden Proeven Wonen Aarzelen, twijfelen Aandringen Beledigen Uitnodigen Spelen Laten Wassen Zich wassen Huren, verhuren Strijden Lopen Verdienen Naar boven gaan, instappen, naar boven brengen Onderhandelen Ontkennen Bezetten Durven Vergeten Spreken Deelnemen aan Doorbrengen, passeren, gaan langs Denken Volharden Overtuigen Huilen, wenen Plooien, buigen, vouwen Dragen Iets meebrengen, iets brengen naar

Remporter Poser Pratiquer Prêter Prouver Publier Quitter Raconter Récompenser Refuser Regarder Regretter Remercier Rencontrer Renseigner Rentrer Rester Réveiller Rêver Sembler Signifier S’abonner à S’amuser Saluer Sauter Sauver Se concentrer Se débrouiller Se dépêcher Se déshabiller Se fâcher Se fatiguer Se fier à Se marier Se méfier de Se moquer de Se raser Se reposer Se réveiller Se suicider S’énerver S’étonner S’habiller S’installer S’intéresser à

Iets meenemen Zetten, leggen Beoefenen Uitlenen Bewijzen Publiceren, uitgeven Verlaten Vertellen Belonen Weigeren Kijken Spijt hebben van Bedanken Ontmoeten Inlichten Naar huis gaan, terugkeren, binnenzetten Blijven Wakker maken Dromen Lijken, schijnen Betekenen Zich abonneren Zich amuseren Groeten Springen, ontploffen, overslaan Redden Zich concentreren Zich behelpen, zich uit de slag trekken, zijn plan trekken Zich haasten Zich uitkleden Boos worden Moe worden, zich vermoeien Vertrouwen op Trouwen Wantrouwen Spotten mer Zich scheren Rusten, uitrusten Wakker worden Zelfmoord plegen Zenuwachtig worden Zich verbazen Zich (aan)kleden Zich vestigen Zich interesseren voor

S’occuper de Séparer Souhaiter Téléphoner à Terminer Tirer Tomber Toucher Tourner Tousser Traiter Tourner Tousser Traiter Transformer Traverser Travailler Tromper Se tromper Trouver Tuer Vérifer Voler Voter Aller Envoyer Corriger Changer Se changer Déménager Déranger Encourager Loger Manger Nager Négliger Neiger Obliger Partager Protéger Voyager Avancer Annoncer Commencer Recommencer

Zich bezighouden met Scheiden Wensen Telefoneren Beëindigen, afmaken Schieten, vertrekken Vallen Aanraken Draaien Hoesten Behandelen Draaien, terugkeren, teruggaan, omdraaien, omslaan Hoesten Behandelen Veranderen Oversteken Werken Bedriegen Zich vergissen Vinden Doden Controleren Vliegen, stelen Stemmen Gaan, weggaan Sturen, zenden, terugsturen, ontslaan Verbeteren Veranderen Zich omkleden Verhuizen Storen, hinderen Aanmoedigen Logeren Eten Zwemmen Verwaarlozen Sneeuwen Verplichten Delen, verdelen Beschermen Reizen Vooruitgaan Aankondigen Beginnen Herbeginnen

Divorcer Effacer Placer Prononcer Acheter Geler Lever Se lever Mener Amener (qqn) Emmener (qqn) Peser Se promener Appeler S’appeler Rappeler Épeler Renouveler Jeter Rejeter Appuyer Employer Ennuyer S’ennuyer Essayer Nettoyer Payer Célébrer Compléter Espérer Désespérer Exagérer Posséder Préférer Régler Répéter Succéder à quelqu’un Suggérer

Scheiden Uitwissen Plaatsen, beleggen Uitspreken Kopen Vriezen Opheffen, opsteken, optillen Opstaan Leiden Iemand meebrengen Iemand meenemen Wegen Wandelen Roepen Heten Herinneren Spellen Vernieuwen Gooien, werpen Afwijzen, verwerpen Drukken Gebruiken Vervelen Zich vervelen Proberen Schoonmaken Betalen Vieren Volledig maken, vervolledigen Hopen Wanhopen Overdrijven Bezitten Verkiezen Regelen, vereffenen, betalen Herhalen Opvolgen Suggereren

Verbes en –IR Agir S’agir de Atterrir Bâtir Choisir Établir Finir Garantir Grandir Grossir Guérir Investir Jouir de Maigrir Obélir à qqn, qc Punir Réagir Réfléchir Remplir Réunir Se réunir Réussir Rougir Saisir Vieillir Dormir S’endormir Mentir Partir Repartir Sentir Servir Courir Accueillir Fuir S’enfuir Mourir Offrir Ouvrir Découvrir Souffrir Tenir Appartenir à

Handelen Handelen, gaan over Landen Bouwen Kiezen Vestigen, opstellen, opmaken Beëindigen Garanderen, waarborgen Groeien, groter worden Dikker worden Genezen Investeren Genieten van Vermageren, mager worden Gehoorzamen Straffen Reageren Nadenken Invullen, vullen Samenbrengen Zich verenigen Slagen Blozen, rood worden Grijpen Verouderen, oud worden Slapen In slaap vallen Liegen Vertrekken Opnieuw vertrekken Voelen, ruiken Weggaan, uitgaan, buiten zetten, naar buiten brengen Lopen Ontvangen, verwelkomen Vluchten Wegvluchten Sterven Aanbieden Openen Ontdekken Lijden Houden, vasthouden Behoren tot, toebehoren

Contenir Obtenir Soutenir Venir Convenir Devenir Intervenir Revenir Se souvenir de

Bevatten Verkrijgen, behalen Ondersteunen Komen Passen, schikken, overeenkomen Worden Tussenkomen, tussenbeide komen Terugkomen Zich herinneren

Verbes en –OIR S’asseoir Devoir Falloir Pleuvoir Pouvoir Recevoir Décevoir Savoir Valoir Voir Prévoir Vouloir

Gaan zitten Moeten, verschuldigd zijn Men moet, het moet, het is nodig Regenen Kunnen Ontvangen, krijgen Ontgoochelen, teleurstellen Weten, kennen, kunnen Waard zijn Zien Voorzien Willen

Verbes en –RE

Attendre Confondre Correspondre Défendre Descendre Dépendre de Détendre Se détendre Entendre Mordre Perdre Prétendre Rendre Répondre Suspendre

Wachten Verwarren Overeenkome met, overeenstemmen met, corresponderen Verdedigen, verbieden Afdalen, naar beneden gaan, uitstappen, naar beneden brengen Afhangen van Ontspannen Zich ontspannen Horen Bijten Verliezen Beweren Teruggeven Antwoorden Opschorten, uitstellen

Vendre Battre Se battre Débattre de Boire Conclure Exclure Inclure Conduire Se conduire Construire Détruire Introduire Nuire à Produire Reproduire Réduire Traduire Connaître Reconnaître Paraître Apparaître Disparaître Craindre Plaindre Se plaindre de Croire Dire Contredire Interdire Prédire Écrire Décrire Inscrire Éteindre Atteindre Peindre Faire Contrefaire Satisfaire Joindre Rejoindre Lire Élire Mettre

Verkopen Slaan Vechten Debatteren Drinken Besluiten, beslissen Uitsluiten Insluiten Rijden, sturen, besturen, aanvoeren, leiden naar Zich gedragen Bouwen Vernietigen Invoeren, introduceren Schaden Produceren, vervaardigen Reproduceren, kopiëren Verminderen Vertalen Kennen Herkennen, erkennen, toegevan Schijnen, blijken, verschijnen Verschijnen Verdwijnen Vrezen Beklagen Klagen Geloven, denken, menen Zeggen Tegenspreken Verbieden Voorspellen Schrijven Beschrijven Inschrijven Uitdoven, uitdoen Bereiken Schilderen, verven Doen, maken Nabootsen, vervalsen Tevredenstellen, voldoen Bereiken, samenvoegen, verenigen Terugkeren naar, zich voegen bij Lezen Verkiezen Plaatsen, leggen

Admettre Commettre Permettre Promettre Transmettre Naître Plaire à Prendre Apprendre Comprendre Entreprendre Reprendre Surprendre Résoudre Rire Sourire Rompre Interrompre Taire Se taire Suffire Suivre Vaincre Convaincre Vivre Survivre à

Toegeven, bekennen Begaan Toelaten, toestaan, mogelijk maken, in staat stellen Beloven Overbrengen, overmaken Geboren worden Bevallen, behagen Nemen Leren Begrijpen Ondernemen Terugnemen, hernemen, hervatten Verassen Oplossen Lachen Glimlachen Breken Onderbreken (Iets) verzwijgen Zwijgen Voldoende zijn, voldoen, volstaan Volgen Overwinnen, verslaan Overtuigen Leven Overleven...


Similar Free PDFs