Mba bedrijfseconomie PDF

Title Mba bedrijfseconomie
Author Jane Sanrochman
Course Bedrijfseconomie en Finance II (BEF II)
Institution Anton de Kom Universiteit van Suriname
Pages 37
File Size 294.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 81
Total Views 145

Summary

Download Mba bedrijfseconomie PDF


Description

www.mba.noordhoff.nl

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

A ntwo o rd e n o p d e tusse nvra g e n uit he t b o e k Hoofdstuk 1

Algemene inleiding in de bedrijfseconomie

Tussenvraag 1.1

Wat is een bedrijfshuishouding?

De bedrijfshuishouding is een economisch zelfstandige organisatie van mensen, diensten, middelen en procedures, waarbij de productie van goederen en/of diensten plaatsvindt.

Tussenvraag 1.2

Wat is kenmerkend voor een onderneming?

Een onderneming is een particuliere bedrijfshouding, waarbij het kenmerkend is dat men: – bewust onzekerheden in het resultaat tegemoet treedt en – men naar maximalisatie van de (winst)doelstelling streeft.

Tussenvraag 1.3 overheidsdienst?

Wat is het verschil tussen een overheidsbedrijf en een

Bij overheidsbedrijven bestaat de mogelijkheid een beleid te voeren waarbij economische zelfstandigheid ontstaat. Bij een overheidsdienst is dit niet zo; de exploitatiekosten komen geheel ten laste van de overheid.

Tussenvraag 1.4

Wat is een bedrijfstak?

Een bedrijfstak bestaat uit alle ondernemingen die in het voortstuwingsproces dezelfde rol of functie vervullen, bijvoorbeeld bosbouw, houtgroothandel, papierfabrieken en uitgevers.

Tussenvraag 1.5

Wat is een bedrijfskolom?

Een bedrijfskolom is een rangschikking van verschillende soorten ondernemingen die de weg van de goederenstroom weergeeft. Dit is de weg van oerproducent naar consument.

Tussenvraag 1.6 onderscheiden?

Welke twee soorten uitbesteding kunnen we

Als uitbesteding kunnen we onderscheiden verticale verbijzondering (differentiatie) en horizontale verbijzondering (specialisatie).

Bedrijfseconomie MBA

1

www.mba.noordhoff.nl

Tussenvraag 1.7 bedoeld:

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

Geef aan wat met de volgende begrippen wordt

– Differentiatie Het afstoten van een bepaalde fase in het voortbrengingsproces naar een afzonderlijke onderneming en het zichzelf toeleggen op een andere fase van het voortbrengingsproces noemen we differentiatie. Er ontstaat hierbij een nieuwe markt. – Integratie Integratie is een tendens die tegengesteld is aan differentiatie. Het is het samenvoegen van bepaalde fasen van het productieproces. – Specialisatie Dit is het afstoten van een deel van het assortiment naar ondernemingen met eenzelfde functionele plaats in een andere bedrijfskolom. – Parallellisatie Dit is het uitbreiden van het assortiment door het opnemen van productsoorten, die tot dusver op dezelfde functionele plaats (hetzelfde niveau) in een bedrijfskolom alleen door andere ondernemingen werden verkocht.

Tussenvraag 1.8 Voor welke vier gebieden worden bij de Balanced Scorecard doelen en prestatie-indicatoren bepaald? De Balanced Scorecard bepaalt doelen en prestatie-indicatoren op vier gebieden (perspectieven), te weten: – klantenperspectief; – perspectief van interne processen; – perspectief van innovatie en groei; – financiële perspectief.

Bedrijfseconomie MBA

2

www.mba.noordhoff.nl

Hoofdstuk 2

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

Ondernemingsvormen

Tussenvraag 2.1

Noem minstens vijf ondernemingsvormen.

Persoonlijke ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid: – eenmanszaak – vennootschap onder firma – commanditaire vennootschap. Onpersoonlijke ondernemingen met rechtspersoonlijkheid: – coöperatie – naamloze vennootschap – besloten vennootschap.

Tussenvraag 2.2 voorkomen.

Noem vijf mogelijkheden om ongewenste overname te

Als de onderneming zich tegen het gevaar van overname wil indekken, moet het bestuur zich zo weinig mogelijk afhankelijk maken van de algemene vergadering van aandeelhouders (ava). We spreken van oligarchie, die men kan bereiken door: – Statutaire bepalingen: - Rechtstreekse voordracht voor vervanging van bestuurders en commissarissen. - Het uitgeven van prioriteitsaandelen. - Beperking van het stemrecht. - Versterkte meerderheid – Buitenstatutaire bepalingen: - Oprichting van een houdstermaatschappij van (de meerderheid van) de aandelen van de werkmaatschappij. - Certificaten van aandelen. - Optierechtverlening op meerderheidspakketten. - ‘Pandora-constructies’: het plaatsen van een overnemer voor onaangename verrassingen: • poison pill • crown jewel • golden parachute.

Tussenvraag 2.3 –

Noem drie voor- en nadelen van de rechtsvorm nv.

Voordelen van een nv zijn: - De nv is bij uitstek geschikt om grotere vermogens bij elkaar te brengen. - De aandeelhouders kunnen niet meer dan het bedrag van hun deelname verliezen. - De aandeelhouder kan zijn aandeel gemakkelijk verkopen.

Bedrijfseconomie MBA

3

www.mba.noordhoff.nl



© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

- De onderneming verwerft zich een levensduur die onafhankelijk is van het leven van de afzonderlijke vennoten. - Door bovenstaande continuïteitswaarborg wordt het aantrekken van extra extern vermogen gemakkelijker dan bij andere rechtsvormen. - Het aantrekken van personeel is eenvoudiger dan bij andere rechtsvormen. Nadelen van een nv zijn: - Van de rechtsvorm nv is oneigenlijk gebruik te maken, door de risico’s van de onderneming af te wentelen op de verschaffers van niet-ondernemend vermogen. - De verplichte publicatie van de jaarstukken. - Het gevaar van overname buiten de wil van de onderneming

Tussenvraag 2.4 Wat is het verschil tussen maatschappelijk, geplaatst en gestort kapitaal? Onder maatschappelijk kapitaal verstaat men het maximale bedrag aan nominaal aandelenkapitaal dat de onderneming kan uitgeven, zonder dat daar een wijziging van de statuten voor nodig is. Dit maatschappelijk kapitaal wordt in de statuten opgenomen. Het geplaatst aandelenkapitaal is het bedrag aan nominaal aandelenkapitaal dat de onderneming op de markt heeft gebracht (geëmitteerd). Het gestort aandelenkapitaal is dat deel van het geplaatst aandelenkapitaal dat door de aandeelhouders daadwerkelijk is betaald.

Tussenvraag 2.5

Wat verstaat men onder corporate gouvernance?

Corporate gouvernance betreft de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het besturen van een onderneming en hoe verantwoording over dit bestuur wordt afgelegd.

Bedrijfseconomie MBA

4

www.mba.noordhoff.nl

Hoofdstuk 3

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

Kostensoorten

Tussenvraag 3.1 Welke kosten zijn verbonden aan het aanleggen en aanhouden van voorraden? Deze voorraadkosten kunnen we splitsen in twee groepen: 1 Kosten van het aanleggen van voorraden: – bestelkosten en/of productiekosten. 2

Kosten van het aanhouden van voorraden: – rentekosten over het vermogen dat in de voorraad is vastgelegd; – kosten voor afschrijving en rente van het magazijn; – arbeidskosten van het magazijnpersoneel; – kosten voor verwarming en verlichting van het magazijn; – behandelings- en conserveringskosten van de voorraden; – kosten die samenhangen met de risico’s voor: - bederf, - diefstal, - brand, - veroudering of het uit de mode raken, - prijsdaling.

Tussenvraag 3.2 Wat is het verschil tussen de technische en de economische voorraad? De technische voorraad is de voorraad die daadwerkelijk in het magazijn aanwezig is. De economische voorraad is de voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt. De economische voorraad is de technische voorraad + voorinkopen – voorverkopen.

Tussenvraag 3.3 slijtage?

Wat is het verschil tussen technische en economische

Technische slijtage is slijtage die optreedt door het gebruik van de machine, en daarom hiervan afhankelijk is. Economische slijtage is slijtage die ontstaat door economische veroudering. Deze is niet afhankelijk van het gebruik van de machine. Economische veroudering treedt op als: – er een nieuwe machine op de markt komt, die economischer en/of beter kan produceren; – als het vraagpatroon van de afnemers wijzigt.

Tussenvraag 3.4 Wat is het verschil tussen de technische en de economische levensduur? Het begrip technische levensduur kan worden onderscheiden in:

Bedrijfseconomie MBA

5

www.mba.noordhoff.nl

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

– Absoluut technische levensduur. Deze treedt op als de machines niet meer in staat zijn de prestaties te leveren waarvoor ze zijn aangeschaft. – Relatief technische levensduur. Deze treedt op als de machines niet meer in staat zijn de kwaliteit en/of hoeveelheid prestaties te leveren waarvoor ze zijn aangeschaft. De economische levensduur is die levensduur waarbij de ‘all-in’ kostprijs het laagst is.

Tussenvraag 3.5

Wat zijn complementaire kosten?

Complementaire kosten zijn kosten die nodig zijn om de machine ‘aan de praat’ te krijgen of te houden. Bijvoorbeeld energie, arbeid en hulpstoffen (smering).

Tussenvraag 3.6 capaciteit?

Wat is het verschil tussen gelijktijdige en volgtijdige

Gelijktijdige capaciteit is het prestatievermogen van de machine per tijdseenheid. Volgtijdige capaciteit is de levensduur van de machine.

Tussenvraag 3.7

Wat verstaat men onder het indifferentiepunt?

Het indifferentiepunt is die productiehoeveelheid waarbij het niet uitmaakt of er gebruikgemaakt wordt van een kapitaalintensief productieproces of een arbeidsintensief productieproces.

Tussenvraag 3.8

Noem drie afschrijvingsmethoden.

Afschrijvingsmethoden zijn te onderscheiden in: – Lineaire afschrijving: - Afschrijving via een vast percentage van de aanschafwaarde. – Degressieve afschrijving: - Afschrijving via een vast percentage van de boekwaarde. - Jaarlijks met een dalend vast bedrag per jaar. - Afschrijvingsbedragen die afhankelijk zijn van de waarde van de werkeenheden. – Progressieve afschrijving: - Afschrijving via gelijkblijvende annuïteiten. Hierbij neemt jaarlijks het bedrag aan rentekosten af en het bedrag aan afschrijving toe.

Tussenvraag 3.9

Wat is een ideaalcomplex?

Een ideaalcomplex van machines is een machinepark waarbij er volmaakte diversiteit in leeftijden van de aanwezige machines bestaat. Dat betekent

Bedrijfseconomie MBA

6

www.mba.noordhoff.nl

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

dat de onderneming tegelijkertijd nieuwe, bijna nieuwe, oudere en bijna economisch versleten machines in gebruik heeft. Het voordeel hiervan is per vastgesteld tijdseenheid – in de regel is dit jaarlijks – een economisch versleten machine vervangen kan worden door een nieuwe machine. Deze vervanging wordt gefinancierd uit de vrijgekomen afschrijving van het ideaalcomplex.

Tussenvraag 3.10 Waarom is de keuze van een afschrijvingssysteem dan onbelangrijk? In een ideaalcomplex is de aanschafwaarde van de nieuwe machine altijd gelijk aan het bedrag van de vrijgekomen afschrijving. De manier van afschrijven doet hierbij niet ter zake.

Tussenvraag 3.11 Noem nog twee voordelen die samenhangen met een ideaalcomplex. Twee andere voordelen zijn: – Het machinepark is homogeen van samenstelling en is opgebouwd uit nieuwe, oudere en bijna versleten machines. – De vermogensbehoefte van de machines is tamelijk constant, wat de financiële planning ten goede komt.

Tussenvraag 3.12 Waarom is de rente een onzelfstandige kostensoort? Rentekosten staan niet op zichzelf, maar hangen samen met het vermogen dat voor andere kostensoorten wordt gebruikt.

Bedrijfseconomie MBA

7

www.mba.noordhoff.nl

Hoofdstuk 4

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

Aspecten van kostenberekening

Tussenvraag 4.1

Hoe bepaalt men de actuele waarde?

De actuele waarde is de kleinste waarde tussen de (in)directe opbrengstwaarde en de vervangingswaarde. Eerst bepaalt men de directe en indirecte opbrengstwaarde. Hiervan wordt de hoogste waarde gekozen. Vervolgens wordt deze (in)directe opbrengstwaarde met de vervangingswaarde vergeleken. Nu bepaalt de laagste van deze twee de actuele waarde.

Tussenvraag 4.2

Noem twee kostenindelingen.

Twee kostenindelingen zijn: – constante kosten en variabele kosten; – directe kosten en indirecte kosten.

Tussenvraag 4.3

Wat zijn trapsgewijs-variabele kosten?

Bij discontinue- of trapsgewijs-variabele kosten nemen de variabele kosten sprongsgewijs toe, afhankelijk van de productieomvang.

Tussenvraag 4.4

Wat is productie op regie-basis?

Bij productie op regie-basis wordt de prijs achteraf vastgesteld op basis van een nacalculatie.

Tussenvraag 4.5

Wat is het verschil tussen directe en indirecte kosten?

Directe kosten zijn direct toewijsbaar aan het product (bijvoorbeeld grondstoffen). Indirecte kosten zijn niet direct toewijsbaar aan het product (bijvoorbeeld de kosten van administratie).

Tussenvraag 4.6 Is de vaststelling van het standaardverbruik alleen een technisch probleem? Nee, het is ook een economisch probleem. Als het bijvoorbeeld goedkoper is om iets meer grondstoffen te verbruiken dan strikt noodzakelijk omdat het afmeten van de juiste hoeveelheid grondstof veel arbeidstijd vergt, kan de onderneming ervoor kiezen een ruimere hoeveelheid grondstof in de standaardkosten op te nemen. Dit zal dan tot meer afval leiden.

Bedrijfseconomie MBA

8

www.mba.noordhoff.nl

Tussenvraag 4.7

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

Wat is het verschil tussen afval en uitval?

Afval ontstaat tijdens het productieproces. Het gaat dan meestal om grondstoffen. Uitval ontstaat na het productieproces. Het gaat hierbij om afgekeurde producten.

Tussenvraag 4.8 Welke van deze twee is voor de onderneming nadeliger en waarom? Uitval is nadeliger dan afval. Bij uitval gaat het om producten die niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen. Hieraan zijn behalve de grondstoffen ook arbeidsuren en machine-uren besteed.

Tussenvraag 4.9 In welk opzicht verschillen standaardkostprijs, voorcalculatie en nacalculatie van elkaar? De standaardkostprijs wordt bepaald aan de hand van de standaardhoeveelheid te verbruiken productiemiddelen. Soms kan deze te verbruiken hoeveelheid moeilijk worden bepaald. Er wordt dan een schatting gemaakt. Deze schatting noemt men voorcalculatie. In de nacalculatie wordt het werkelijke verbruik van de hoeveelheid productiemiddel bepaald.

Tussenvraag 4.10 Wat zijn efficiencyverschillen? Efficiencyverschillen zijn hoeveelheidsverschillen, die ontstaan als de werkelijk verbruikte hoeveelheid productiemiddel afwijkt van in de standaardkostprijs berekende hoeveelheid.

Tussenvraag 4.11 Waarom worden prijsverschillen gerelateerd aan de werkelijk verbruikte eenheden? Prijsverschillen ontstaan doordat de werkelijk betaalde prijs afwijkt van de standaardprijs. Omdat de onderneming deze werkelijke prijs heeft betaald voor de werkelijke hoeveelheid, worden de prijsverschillen ook gerelateerd aan de werkelijk verbruikte eenheden productiemiddel.

Bedrijfseconomie MBA

9

www.mba.noordhoff.nl

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

Hoofdstuk 5 Technieken van kostenberekening en methoden van capaciteitsbepaling

Tussenvraag 5.1 De – – –

Noem drie oorzaken van rationele overcapaciteit.

oorzaken voor rationele overcapaciteit zijn: seizoensinvloed voor de afzet die doorwerkt in de productie; reservecapaciteit wegens onderhoud; ondeelbaarheid van de machines.

Tussenvraag 5.2 toepasbaar?

Welke kostprijsformule is bij de deelcalculatie altijd

De kostprijs = (constante kosten/normale productie) + (variabele kosten bij verwachte productie/ verwachte productie).

Tussenvraag 5.3 gebruikt?

Wanneer kan de equivalentiecijfermethode worden

De equivalentiecijfermethode is een vorm waarin de kostprijs per productie wordt bepaald door deelcalculatie in een productieproces waarbij meerdere producten worden geproduceerd. Er moet dan wel een vaste verhouding bestaan tussen de kosten van de diverse producten.

Tussenvraag 5.4 opslagmethode?

Hoe vindt de kostprijsberekening plaats bij de

Bij de opslagmethode wordt de kostprijs bepaald door de indirecte kosten uit te drukken in een percentage van de directe kosten, en vervolgens de directe kosten te verhogen met dit opslagpercentage.

Tussenvraag 5.5 Van welke kostenindeling gaat de productiecentramethode uit? Bij de productiecentramethode worden de kosten verdeeld in directe en indirecte kosten.

Tussenvraag 5.6

Wat is een kostenplaats?

Een kostenplaats is een groepering van kosten die gemaakt worden voor eenzelfde soort prestatie.

Bedrijfseconomie MBA

10

www.mba.noordhoff.nl

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

Tussenvraag 5.7 Welke functie kan de nacalculatorische kostenverdeelen dekkingsstaat vervullen? Een nacalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat wordt opgesteld aan de hand van de werkelijk gemaakte kosten. Een voorcalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat wordt opgesteld aan de hand van de verwachte kosten. Door deze twee kostenverdeel- en dekkingsstaten te vergelijken kunnen de verschillen worden vastgesteld en geanalyseerd.

Tussenvraag 5.8 De – – – –

Noem vier vormen van kostenbudgettering.

vier vormen van kostenbudgettering zijn: vaste budgettering; variabele budgettering; gemengde budgettering; flexibele budgettering.

Tussenvraag 5.9 gebaseerd?

Waarop is de Activity Based Costing-methode

De Acivity Based Costing methode is gebaseerd op activiteiten die in de onderneming nodig zijn om de afnemer in het bezit te stellen van het product of de dienst.

Tussenvraag 5.10 Wat zijn initiale kosten? Initiale kosten zijn kosten die nodig zijn om een nieuw product te ontwikkelen en/of op de markt te brengen.

Tussenvraag 5.11 Op welke twee manieren kan een onderneming initiale kosten ten laste van de resultaten laten komen? De onderneming kan de initiale kosten opnemen in de kostprijs per product of rechtstreeks naar de resultatenrekening brengen.

Bedrijfseconomie MBA

11

www.mba.noordhoff.nl

Hoofdstuk 6

© 2011 Noordhoff Uitgevers bv

Kosten- en beslissingscalculaties

Tussenvraag 6.1 Wat is het verschil tussen de integrale- en de differentiële-kostenbeschouwing? In de integrale-kostencalculatie betrekt men alle kosten, zowel de variabele als de constante kosten. In de differentiële-kostencalculatie bepaalt men alleen de extra kosten die aan een extra aantal producten zijn verbonden.

Tussenvraag 6.2 prijsdifferentiatie?

Wat is het verschil tussen prijsdiscriminatie en

Van prijsdiscriminatie is sprake wanneer hetzelfde product aan twee verschillende afnemerscategorieën wordt aangeboden tegen verschillende prijzen. Hierdoor betaalt één afnemerscategorie meer voor het product dan een andere. Van prijsdifferentiatie is sprake wanneer een afnemerscategorie (markt) efficiënter te bewerken is dan een andere afnemerscategorie. Hierdoor ontstaan lagere kosten en kan er ook een lagere verkoopprijs worden gevraagd.

Tussenvraag 6.3

Wanneer kan men prijsdiscriminatie toepassen?

Prijsdiscriminatie kan men toepassen als er economisch of geografisch gescheiden markten zijn, anders kunnen er conflicten ont...


Similar Free PDFs