Opvoedkunde - thema 3 PDF

Title Opvoedkunde - thema 3
Course Levensloopspychologie
Institution Hogeschool Vives
Pages 9
File Size 254.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 24
Total Views 129

Summary

Download Opvoedkunde - thema 3 PDF


Description

Opvoedkunde : thema 3 : zuigelingenfase en baby

1. De geboorte Neonaat = pasgeborene 1.1. De apgartest  Wordt 1 & 5 na geboorte afgenomen.  Doel = snelle test, om meteen te zien of er dringende medische bijstand nodig is.  De test staat op 10 punten.  7-10 is normaal  4-7 aanleiding tot medische bijstand  3 of lager is direct medische bijstand  Betekenis? A = apperence (huidskleur) P = pulse (hartslag) G = grimace (bewegingen i/h gelaat) A = activity (spierspanning) R = respiration ( ademhaling) 1.2. Prematuriteit en postterm zwangerschap  Te vroeg geboren baby’s = prematuren  Bij meer dan 3 weken te vroeg geboren.  Onder de 2.5kg geboortegewicht  Couveuse ? Cocon waarin we de baarmoeder nabootsen - zuiveren van zuurstof -temperatuur regelen 1.3. Afhankelijkheid - Bij geboorte is baby totaal afhankelijk van de ouders. - Zij moeten zorgen dat zijn behoeftes op lichamelijk, psychisch, sociaal vlak vervuld worden. - Zo ontwikkelt kind een fundamenteel vertrouwen in ouders.  Geef voorbeelden van behoeftes die moeten worden vervuld : Op lichamelijk vlak = wassen, verluieren, behoefte aan eten en drinken Op psychisch vlak = behoefte aan iemand die voor hem denkt Op sociaal vlak = behoefte aan liefde en genegenheid , behoefte aan troost.

Volgens Winnicott kun je i/d eerste 2 levensjaren, 3 fasen onderscheiden in afhankelijkheid. Fase Fase van absolute afhankelijkheid

Leeftijd Tot 6 a 8m

Fase van relatieve afhankelijkheid

Na 8m

Peuterfase

1.5-3j

Uitleg Kunnen niet zelfstandig zijn, zijn volledig afhankelijk van vaste verzorger. Nog afhankelijk, maar ook anderen kunnen zorg toedienen. Willen veel alleen doen, willen onafhankelijk worden.

2. Zuigelingen en babyfase Zuigeling = van 1-8 weken Babyfase = 8w - 1.5j 2.1. Puur lichamelijke ontwikkeling - 3 dagen na geboorte licht gewichtsverlies, neemt nadien weer toe. - Groeit 2-3 cm per maand, tijdens 1e levensjaar , ook gewicht neemt toe. 2.2. Motorische ontwikkeling 2.2.1. Reflexen = is een aangeboren, automatische reactie op een specifieke vorm van stimulatie. Reflex Zuigreflex snuffelreflex Stapreflex

Babinski - reflex palmgreepreflex Moro - reflex

Stimulans Vinger in mond van kind plaatsen. Wrijven over wang v/h kind. Hou kind vast & plaats voeten op grond Wrijf over voetzool van kind. Vinger in handpalm van kind leggen *Hou kind horizontaal & laat hoofd zachtjes zakken. *Laat luid geluid horen

Reactie baby Zuigen op de vinger Draait hoofd richting stimulatie. Voeten gaan bewegen (stappen)

Functie Voeding opnemen

Tenen uitkrullen & daarna inkrullen Kind grijpt met hand rond vinger Armen en benen uitstrekken en naar zich toetrekken.

onbekend

Zoeken naar tepel. Voorbereiding stappen.

op

Zo dat hij kan grijpen Evolutionair : babyaapje houdt zich vast aan moeder.

Nekspanningsreflex Draai hoofd van baby naar links/rechts, terwijl de baby op zijn rug ligt. knipperreflex Met fel licht in ogen van baby schijnen. Kokhalsreflex Voeding geven

De arm uitstrekken Vrij uitrekken van naar waar het kijkt. de arm

je te Kind knijpt ogen Om beschermen tegen dicht. te felle prikkels. Gaat kokhalzen Zo kan het kind zich niet verslikken.

- De meeste reflexen verdwijnen rond 6 maanden. 2.2.2. 5 belangrijke stadia De ontwikkeling v/d motorische vaardigheden kan opgedeeld worden in 5 stadia van telkens ongeveer 3 maanden. Stadium Kijkstadium grijpstadium Zitstadium Kruipstadium Loopstadium

Leeftijd 0-3 maanden 3-6 maanden 6-9 maanden 9-12 maanden 12-15 maanden

2.3. Cognitieve ontwikkeling 2.3.1. Piaget - Onderzocht door Piaget. a) Algemene theoretische principes Mentaal schema = beeld dat je in je hoofd hebt over iets - De cognitieve schema’s veranderen met de leeftijd -> waardoor cognitieve O. - Bij de ontwikkelingen van cognitieve schema’s kunnen we 3 processen onderscheiden. * Aanpassing = je bouwt een mentaal schema op door dingen waar te nemen. * Assimilatie = je gebruikt je mentale schema om je omgeving te begrijpen. * Accommodatie = je moet je mentale beeld in je hoofd gaan aanpassen/bijstellen. b) Piaget over baby’s - Baby’s komen via zintuigen en bewegingen in contact met de wereld, waardoor ze mentale schema’s opbouwen. = sensori - motorisch stadium. Vb: door te kijken, leert baby dat een bal rolt als je er een slag opgeeft. *Waarom hebben pasgeborene voorkeur voor speelgoed zoals mobieltjes, rammelaars,..? Omdat het inspeelt op de zintuigen en bewegingen.

2.3.2. Taalontwikkeling * Op welke manieren probeert pasgeborene te communiceren met omgeving? Oogcontact, bewegingen, aanrakingen, aaaa/oooo/... , huilen,..... ---> vooral non-verbale communicatie Probeer dit te begrijpen en er correct op in te spelen = sensitief responsief reageren. Child directed speech (babypraat) *hoge stem, articuleren, expressief taalgebruik * kenmerken : korte zinnen, hoge stem, overdreven expressiviteit, duidelijke uitspraak, pauzes tussen zinsonderdelen, herhalen nieuwe woorden,... 1) Vocaliseren = klinkers achtereen gaan plaatsen (6-8w) -> Aaaaaaaaaaaaa , Oooooooo 2) Brabbelfase =medeklinker - klinker combinatie (4m) -> Babababababab , Iriririririr , nononononno 3) Brabbelen met intonatie = wanneer scheelt van kind tot kind. -> BababBABABABbaba, NANANANAnanannNAN 4) Eerste woorden = 12 maanden -> mama, papa, bal, auto,beer,vuil,..  Cedric van 14 maanden, zegt tegen alles met 4 wielen ‘otto’. Ook al gaat het om een vrachtwagen. - Welke taalkundige fout maakt kind hier? Alles met 4 wielen is volgens kind een auto, hij gebruikt woord voor teveel dingen = overextensie. -Welk element uit theorie van Piaget kan je hieraan linken? Assimilatie = hij gebruikt zijn mentaal beeld , accommodatie = hij moet mentaal beeld aanpassen  Annelore, 13maanden, papa wijst in zoo naar de beer en zegt kijk een bruine beer. Annelore zegt neen en neemt haar teddybeer erbij. -Welke taalkundige fout maat het kind? Een beer is volgens haar een teddybeer & geen levend wezen. Begrip wordt voor te weinig dingen gebruikt = onderextensie.

2.4. Socio - emotionele ontwikkeling 1) Hechting = sterke affectieve band met vaste verzorger (mama/papa)  Hoe ontstaat dit? Door de behoeften v/h kind te vervullen, maar deze eerst op te merken = sensitief responsief reageren. 2) Glimlachen  Vanaf 6 weken: sociale lach = bewust glimlachen naar een persoon.  Voor 6 weken : onbewust glimlachen = gastric smile = glimlachen na eten omwille van voldaan gevoel. 3) Scheidingsangst en vreemdenangst  Vanaf 6 maanden voorkeur voor vaste verzorger  8 maanden : - baby heeft voorkeur voor vaste verzorger - vreemdenangst = baby toont angst voor onbekenden. --> reden : kind leert onderscheid tussen bekende en onbekende gezichten, onbekende gezichten schrikken af.  Verlatingsangst/scheidingsangst = huilreactie/angst van baby wanneer verzorger hem verlaat. --> reden : objectpermanentie = je beseft dat een voorwerp niet weg is als je het niet meer ziet , niet zeker zijn of mama/papa zal terugkeren.  Tips omgaan met scheidingsangst -Afscheid zo kort mogelijk houden. -Kind niet tonen dat je het zelf ook moeilijk hebt. 2.4.1. Gehechtheid a) Wat is gehechtheid? - kind gaat gehechtheidsband vormen met ouders. Deze gehechtheidsband is een bijzonder emotionele band die langzaam groeit tussen kind en volwassene(n). Kind doet er alles voor om in nabijheid van deze persoon te zijn. b) Hoe bouw je een goede gehechtheidsband op? - in begin vooral een fysieke gehechtheidsband. - kind is fysiek afhankelijk van moeder (voeden) * als kind huilt -> verzorgende gaat zo snel mogelijk eten geven. * baby toont emotie via lichaamstaal. --> Onaangenaam gevoel = huilen, aangenaam= met benen trappen. Als ouder moet je deze lichaamstaal herkennen en er gepast op reageren = sensitief responsief reageren.

- als je als ouder gepast gaat reageren op lichaamstaal = fysieke gehechtheidsband zal evolueren De kwaliteit van de gehechtheidsband zal vooral afhankelijk zijn v/d sensitieve responsiviteit v/d ouders of verzorgers. -sensitieve responsiviteit is de wijze waarop ouders reageren o/d behoeftes van kind Sensitief = gevoelig zijn voor iets Responsief = antwoord/reactie geven -Tips om sensitief responsief te reageren: *lichamelijk contact *signalen herkennen wanneer baby zich niet goed voelt *er zijn voor je kind Wordt er wel of niet sensitief responsief gereageerd? En welke gehechtheid is het?  Ella krijst. Ze schrok hard v/e geluid. Oma haast zich, neemt Ella op, troost haar, geeft haar zoentjes en drukt ze stevig tegen haar aan. - ja, oma geeft kind wat het op dat moment nodig heeft -> veilige gehechtheid  Emma is 2maand. Ze dut tussen 6-8u. wanneer papa thuiskomt van zijn werk om 6u30,pakt hij emma op en speelt ermee. -nee,papa reageert niet sensitief responsief, want hij vervult zijn behoeftes niet die van Emma. Het kind heeft dit op dit moment niet nodig -> onveilige gehechtheid. c)

Soorten gehechtheid

Besluit : -Wanneer je sensitief responsief bent tov de baby zal je vertrouwen bij hem opbouwen & ontstaat er een veilige gehechtheidsband. -Wanneer je regelmatig niet sensitief responsief bent zal er een onveilige gehechtheidsband ontstaan door wantrouwen.

Schema ontstaan gehechtheidsband : Fysieke gehechtheidsband *Je bent als verzorgende sensitief responsief -> veilige gehechtheid -> vertrouwen Emotionele gehechtheidsband Vreemde situatie (test) Reactie kind bij terugkeer mama Blij, stopt met huilen Vermijd mama, wegkijken Kind kan boos zijn -> speelgoed weggooien Weglopen van ouder

Type gehechtheid Veilige gehechtheid Vermijdende gehechtheid Afwerende gehechtheid Gedesoriënteerde gehechtheid

Types gehechtheid : (zijn er 4, moet er maar 2 kennen) Veilige gehechtheid

Vermijdende gehechtheid

*Bij deze gehechtheid weten baby’s dat ze op hun ouders kunnen terugvallen om de wereld te verkennen. *van slag als moeder de kamer verlaat, maar snel getroost en gewend aan nieuwe situatie . *weten dat ze hun moeder kunnen vertrouwen *Moeder en kind reageren niet als moeder kamer verlaat. *baby zoekt geen lichamelijk contact *ze zijn veel geremd in hun verkenningsgedrag & hun sociaal gedrag.

2.4.2. Glimlachen - tijdens of na voeding - het is een biologische reactie -> kind vertoont glimlach als gevolg van een voldaan gevoel na het eten = gastric smile. - vanaf 6-10 weken -> sociale lach -> als reactie op menselijk gelaat. --> de oorzaak van deze glimlach is dus sociaal van aard ipv biologisch. - vanaf 6-8 maanden -> wordt hij selectiever in de keuze naar wie hij lacht. Dan zijn de bekende verzorgpersonen de enigen waarnaar de baby nog lacht. 2.4.3. Scheidingsangst en vreemdenangst a) Vreemdenangst - vanaf 6m -> is baby cognitief ontwikkeld, om bekenden en onbekenden te onderscheiden. - hoogtepunt bij 8 maanden -> 8 - maandenangst

b) Scheidingsangst - baby begrijpt dat gehechtheidspersoon aan-/afwezig is en is bang dat ze wegblijft of om gescheiden te zijn. (rond 7-8m) - de baby wil tijdens deze fase de ouders in zijn nabijheid -> hij volgt ze,.. -> zo toont hij zijn gehechtheid actief. -deze angst verdwijnt wanneer kind ouder wordt, de cognitieve O speelt hierin een grote rol : het kind moet eerst weten dat gehechtheidspersoon blijft bestaan, ook al zie je hem/haar niet = persoonspermanentie. Scheidingsangst toont aan dat er een veilige gehechtheid is opgebouwd. 2.4.4. Wie ben ik? - Spiegeltest = baby krijgt rode verf op neus gesmeerd en wordt voor spiegel gezet. - reactie baby? *komt aan spiegel -->dit betekent dat : - baby beseft niet dat hij zichzelf in spiegel ziet - beseft wel dat mensen geen rode neus hebben. 2.4.5. Erikson a) Algemene theoretische principes b) Basisvertrouwen vs wantrouwen Samengevat : Het is als ouder belangrijk om responsief te reageren op de signalen van je kind. Op deze manier ontstaat er bij hem/haar een gevoel van basisvertrouwen, waardoor hij/zij zich veilig genoeg voelt om de wereld te exploreren. Schema : 1e conflict dat je moet oplossen (babyperiode) = Basisvertrouwen wantrouwen Sensitief responsief reageren -> vertrouwen -> exploratie gedrag

Niet sensitief responsief reageren -> wantrouwen -> geen exploratie gedrag

2.5. Activiteiten en animatie De baby bevindt zich in het sensori-motorische stadium. Dit betekent dat hij alles zal verkennen met zijn zintuigen.

2.6. Ondersteuning : kind & gezin Algemeen a) Wat is de taak van kind & gezin? -Dat ze elk kind in Vlaanderen & Brussel zo goed mogelijk ontwikkelt. Preventieve gezinsondersteuning b) Op welke manieren tracht men tegemoet te komen aan de eerste opdracht ‘preventieve gezinsondersteuning’? - Info geven over zwangerschap - brochures -consultaties in het bureau - infoavonden Kinderopvang c) Geef 2 redenen waarom kinderopvang belangrijk is. - om ontwikkeling te stimuleren - ouders kunnen dan werken d) Kind en gezin organiseert zelf geen opvang, maar hoe is kind & gezin dan betrokken bij het kinderopvanggebeuren? - kennen attesten toe - controleren bestaande kinderopvang Bijzondere gezinsondersteuning Adoptie = bijzondere dienstverlenging voor kinderen die in ongewone situaties leven e) Hoe ondersteunt kind&gezin adoptiegezinnen? - screening en opvolging van het adoptieproces Professionele begeleiding in lastige tijden f) CKG? - centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning --> Wordt aangesproken wanneer een gezin de zorg voor zijn kind even niet meer aankan. Hulpverlening bij kindermishandeling Kind&gezin erkennen en subsidiëren vertrouwenscentra voor kindermishandeling. Visie en beleid kind&gezin 3 maatschappelijke functies :  Economische functie : doordat er kinderopvang is, kunnen ouders gaan werken.  Pedagogische functie : doordat er kinderopvang is, kunnen we onze kinderen verder opvoeden/laten ontwikkelen.  Sociale functie : doordat er kinderopvang is, kunnen we kansgezinnen in de samenleving integreren....


Similar Free PDFs