Personenbelasting PDF

Title Personenbelasting
Course Personenbelasting AFI
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 98
File Size 3 MB
File Type PDF
Total Downloads 18
Total Views 117

Summary

Download Personenbelasting PDF


Description

HT 1: Algemene situering 1.1 Waarom zijn er belastingen? Waarom zijn er belastingen? 1. Overheid: Hoe meer taken, hoe hoger het bedrag dat ze nodig hebben. a. Uitgaven: Leerkrachten, sociale voorzorg, mobiliteit, communicatie, .. b. Inkomsten: Personenbelasting, verkeersbelasting, … 2. Inkomensherverdeling: Mensen die niet kunnen werken, kunnen toch nog leven

1.2 Wat zijn belastingen? 1.2.1 Inleiding Definitie Een belasting is een bijdrage opgelegd door de openbare instellingen voor de noodwendigheden van hun diensten van algemeen nut, die door de wetgever als belasting erkend wordt.

1.2.2 Bijdrage Wat is een bijdrage? 1. Som geld: RSZ bijdrage, verkeersbelasting, successierechten 2. In natura (uitzonderlijk): vb weduwe heeft de kunstcollectie als betaling gebruikt

1.2.3 Opgelegd Waarop duidt de term “opgelegd”? 1. Verplichtende karakter 2. Vervolging mogelijk 3. Er zijn geen kortingen /kwijtscheldingen

1.2.4 Openbare instellingen Op verschillende niveaus: 1. Europa: eigen belastingwetgeving die de LS uitvoeren vb btw, sparen,.. 2. Federale overheid: int belastingen om deze door te spelen vb: douanerechten, … 3. Regionale overheden: wordt geïnd door de federale overheid a. Successierechten b. Registratierechten c. Onroerende voorheffing d. Verkeersbelasting 4. Lagere overheden: aanvullende belastingen heffen

1.2.5 Diensten van algemene nut Doel soort belastingen? 1. Belastingen: 2. Retributies: 3. Verhaalbelastingen:

Algemene uitgaven van de overheid dekken bestemd om een specifieke dienst te vergoeden (individueel) heffingen nav openbare werken waarbij de overheid de kosten verhaalt op de ‘aangelanden’ =aanwonenden

1.3 Situering van de fiscale wetgeving Omdat de belastingwetgeving de verhouding tussen de burger en de overheid regelt, kunnen we stellen dat de fiscale wetgeving deel uitmaakt van het nationaal publiek recht.

Personenbelasting 14-15

1

1.4 Kenmerken Wat zijn de kenmerken van de belastingwetten? 1. Openbare orde: Een wetgeving is van openbare orde als ze betrekking heeft op de essentiële belangen van de staat of samenleving. De belastingplichtige kan dus geen akkoorden sluiten met de administratie. 2. Legaliteitsbeginsel: Geen belasting zonder wet! Alles wat niet uitdrukkelijk belastbaar gesteld wordt, is belastingvrij. 3. Eenjarigheidsbeginsel: Over belastingen moet jaarlijks gestemd worden. De regels zijn maar voor 1 jaar van kracht. Als er niet opnieuw wordt gestemd mag de overheid geen belasting innen. 4. Gelijkheidsbeginsel: Iedereen die zich in dezelfde situatie bevindt, moet op dezelfde wijze behandeld worden. Er kan dus nooit een individuele vermindering of vrijstelling toegestaan worden. 5. Territorialiteitsbeginsel: De Belgische wet is enkel geldig op het Belgisch grondgebied. Als er dus een buitenlander een inkomen in België verwerft, zal de Belgische staat het mogen belasten.

1.5 Uitvoering van de fiscale wetten 1. Wordt uitgevoerd door FOD Financiën 2. Wort bijgestaan door AOIF (= Administratie voor ondernemings-en inkomensfiscaliteit)

1.6 Indeling van de belasting 1.6.1 Overheid Welke overheden innen de belastingen? 1. Federale overheid 2. Gewestelijke overheid 3. Gemeenten en provincies

1.6.2 Wijze van aanrekenen (tarief) 1. Gezamenlijk of globaal te taxeren inkomsten (getrapt progressief tarief) (zie tabel) 2. Afzonderlijk te taxeren inkomsten (art 171 WIB92) Vb: Opzeggingsvergoeding; dividend; meerwaarde op VK grond

1.6.3 Fiscale inkomsten 1) Directe belastingen = inkomensbelasting; Wordt geheven op het inkomen 1. Personenbelasting: wordt geheven op de inkomsten van rijksinwoners/ NP 2. Vennootschapsbelasting: wordt geheven op de inkomsten van binnenlandse venn 3. Rechtspersonenbelasting: wordt geheven op de inkomsten van RP zoals VZW 4. Belasting van niet-inwoners: wordt geheven op de inkomsten van niet-rijksinwoners/NP; buitenlandse vennootschappen in België 2) Indirecte belastingen = materiële of juridische handelingen; Wordt geheven op niet-inkomens 1. BTW: Verbruiksbelasting 2. Schenkingsrechten: Belasting op invoer van goederen 3. Successierechten 4. Registratierechten 5. Douanerechten: belasting op overdracht van vermogen bij overlijden 6. Accijnzen: bijkomende belasting bij het verbruik van goederen 7. Hypotheekrechten 8. Zegelrechten: Belasting op akten die verplicht verzegeld worden

Personenbelasting 14-15

2

HT2: Kenmerken 2.1 Aanslagjaar – inkomstenjaar Belastbaar tijdperk: 2014 = Inkomstenjaar; komt overeen met het kalenderjaar waarin de inkomsten verworven worden. Aanslagjaar= Het daaropvolgende jaar = 2015

2.2 Aan de PB onderworpen personen Wie is een rijksinwoner? (art. 2 WIB92) 1. Natuurlijke personen in België hun woonplaats of zetel van fortuin 2. Belgische diplomatieke ambtenaren in het buitenland + inwonende gezinsleden 3. overheidsambtenaren in het buitenland zonder er duurzaam te verblijven Eerste beoordelingscriterium : fiscale woonplaats 1. Op 1/1/AJ – woonplaats in België  Nationaliteit geen belang Vb: wnn bp Janssens op 11 december van Heverlee naar Jodoigne verhuist, heeft hij op 01/01 zijn fiscale woonplaats in Wallonië. 2. Bijzondere en feitelijke woonplaats, onafhankelijk van de burgerlijke woonplaats 3. Duurzaam verblijf: bv. Knokke  Antwerpen 4. Bewijslast : Administratie a. weerlegbaar wettelijk vermoeden: plaats ingeschreven in rijksregister = fiscale woonplaats b. Onweerlegbaar wettelijk vermoeden: bv. Knokke  Antwerpen 5. 6. 7. 8.

Bepaald bevoegd Gewest Verhuizen tijdens belastbaar tijdperk : per 1/1/AJ ! Bij feitelijke scheiding : laatste echtelijke woonplaats Bij betwisting: federale administratie

Tweede beoordelingscriterium : zetel van fortuin 1. Geen woonplaats in België 2. Inschrijving in het rijksregister : weerlegbaar vermoeden 3. Centrum zakelijke belangen in België Vb: Een Israëliër met woonst in Israël, die bovendien in dat land een lening heeft aangegaan, wordt toch als een Belgische rijksinwoner aangemerkt, omdat hij bedrijfsleider is van een BVBA in A’pen.

2.3 Belastbaar inkomen (Art 5 WIB 92) 1. Rijksinwoners 2. Binnenlandse inkomsten 3. Buitenlandse inkomsten Overzicht van de belastbare inkomsten (art 6 WIB92) 1. Onroerende inkomsten: inkomsten uit onroerende goederen (vb huuropbrengsten) 2. Roerende inkomsten: inkomsten uit roerende goederen (vb geldbeleggingen) 3. Beroepsinkomsten: inkomsten uit arbeidsprestaties, uit beroepswerkzaamheden 4. Diverse inkomsten: de overige belastbare inkomsten (vb meerwaarde op grond die je VK)

Personenbelasting 14-15

3

2.4 Bepaling belastbaar inkomen en verschuldigde belasting 2.4.1 Inleiding Principe – art. 6 WIB92 De onderscheiden inkomsten zijn gezamenlijk of globaal belastbaar. De belastingplichtige zal worden belast op de optelsom van zijn netto-inkomsten. (na aftrek van kosten) Tenzij : 1. inkomsten afzonderlijk belastbaar – art. 171 – WIB92 2. én afzonderlijk voordeliger dan gezamenlijk => Enkel en alleen wanneer blijkt dat het afzonderlijk belasten voor de bp voordeliger uitkomt dan het gezamenlijk belasten, zullen de inkomsten ook afzonderlijk belast worden.

2.4.2 Taxatieproces 1. Afzonderlijk belastbare inkomsten Sommige beroepsinkomsten Roerende inkomsten Achterstallen ALTIJD afzonderlijk belastbaar Vervroegd vakantiegeld Opzeggingsvergoedingen 2. Belastingverminderingen Federale belastingvermindering Premies individuele levensverzekering Groepsverzekering Pensioensparen Werkgeversaandelen Leningsuitgaven voor de niet-eigen woning Giften Kinderoppas Belastingvermindering overuren Bezoldigingen huisbediende Ontwikkelingsfonds Elektrische voertuigen Premies individuele levensverzekering

Diverse inkomsten ALTIJD afzonderlijk belastbaar

Gewestelijke belastingvermindering Krediet en levensverzekering eigen woning Beveiliging woning ‘inbraak of brand’ PWA- en Dienstencheques Dakisolatie Vernieuwing sociaal verhuurde woning Restauratie erkende monumenten Vl : win-win lening + renovatiekrediet

2.4.3 Alleenstaanden vs echtgenoten 1. Echtgenoten  Wie zijn de echtgenoten? – art 126 §2 WIB 92 = Wettelijk samenwonenden = de (hetero of homo) gehuwden die zich niet in één van de volgende situaties bevinden:  Gehuwd tijdens het belastbaar tijdperk  Feitelijk gescheiden sinds het jaar dat het belastbaar tijdperk voorafgaat Bv. Nu 2014 - AJ 2015  feitelijke scheiding in 2013 

Praktisch gevolg voor de belastingaangifte – art. 2,3° WIB92  één aangifteformulier (op basis van decumul)  gemeenschappelijke aanslag

Personenbelasting 14-15

4

2. Alleenstaanden  Wie zijn de alleenstaanden? (art 126 §2 WIB 92) Alle belastingplichtigen die geen echtgenoten of wettelijke samenwoners zijn:  gehuwden / wettelijke samenwoners. Bv.: in 2014 getrouwd  AJ2015 = alleenstaande  bp vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden , voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt  belastingplichtigen die niet of niet meer gehuwd zijn of niet of niet meer wettelijk samenwonen  wanneer een echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 10.200 EUR die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten 

Er worden individuele aanslagen gevestigd op de inkomsten van het jaar:  Van huwelijk (of wettelijk samenwonen)  Van overlijden van een echtgenoot (of wettelijk samenwonenden)  Vonnis van echtscheiding, of scheiding van tafel en bed (of 1zijde verklaring tot stopzetten van samenwonen op dienst van burgerlijke stand)



Scheiding:  Echtscheiding – scheiding van tafel en bed – stopzetting wettelijke samenwoning = Datum vonnis/stopzetting ingeschreven in register van de burgerlijke stand 

Feitelijke scheiding (1) Duurzame wijze verplichting samenwonen niet meer nakomen: ≠ woonplaats (2) Diverse bewijsmogelijkheden



Praktisch gevolg voor de belastingaangifte: (art. 2,3° WIB92)  elk eigen aangifteformulier  individuele aanslag



Ontbinding huwelijk of wettelijke samenwoning door overlijden (art 126 §3 WIB92)  Overlevende – overledene: Belast als alleenstaanden  Overlevende : keuzemogelijkheid: Belast als gehuwden

2.4.4 Decumul : art. 127 WIB92 Wat? Bij het bepalen van de belastbare basis de inkomsten van beide partners volledig apart houdt. Bij beroepsinkomsten kan daar in het voordeel van de belastingplichtigen ook al eens van afgeweken worden en past men bij het 1verdiernersgezin de methode van het huwelijksquotiënt toe. Artikel 127 WIB92 Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, wordt bij de vaststelling van het totale netto-inkomen van elke belastingplichtige rekening gehouden met : 1° het deel van zijn beroepsinkomsten 2°behaalde of inkomsten (toevallige winsten of baten, subsidies en onderhoudsgelden.) 3°inkomsten van het vermogensrecht; 4°50 pct. alle andere inkomsten.

Personenbelasting 14-15

5

2.5 Wettelijk stelsel 2.5.1 Inleiding 3 vermogens 1. Vermogen echtgenoot 1 2. Vermogen echtgenoot 2 3. Gemeenschappelijk vermogen

2.5.2 Baten en lasten eigen vermogen Baten : o.a.: 1. Goederen die aan elk van de partners toebehoren op de dag van het huwelijk 2. Goederen die elk van hen tijdens het huwelijk verkrijgt door erfenis, schenking of testament 3. Inkomsten van eigen goederen (bv. KI, huurinkomsten, intresten) 4. Opbrengsten van de goederen die de partners tijdens het huwelijk samen verwerven (bv. KI woning tijdens huwelijk samen aangekocht) Lasten : o.a. 1. Schulden die dateren van voor het huwelijk 2. Schulden door schenking of erfenis verkregen heeft 3. Schulden die door één van de partners zijn aangegaan in het uitsluitende belang van zijn eigen vermogen 4. Schulden aangegaan door beide partners (vb. hypothecaire lening) 5. Intresten die een bijzaak vormen (bv. de intresten van een hypotheeklening) 6. De onderhoudsgelden jegens bloedverwanten in nederdalende lijn van een der partners

2.5.3 Scheiding van goederen Basisprincipe: 1. Slechts 2 vermogens a. Eigen vermogen echtgenoot1 b. Eigen vermogen echtgenoot2 2. 2 soorten a. Gehuwden b. Wettelijke samenwoners

2.5.4 Aangifte van de inkomsten (decumul: art 127 WIB 92) ½ inkomsten (behalve BI en bepaalde DI) Gehuwd onder het wettelijk stelsel 1. Wettelijke samenwoners 2. Feitelijke samenwoners

Ieder zijn eigen deel van de inkomsten Gehuwden stelsel scheiding van goederen

2.5.5 Inkomsten van kinderen (decumul: art 127 WIB 92) Principe: “Inkomsten van kinderen worden bij de inkomsten van de ouders gevoegd zolang deze laatsten het wettelijk genot daarvan hebben” => tot de leeftijd van 18 jaar 2 belangrijke uitzonderingen : 1. beroepsinkomsten van kinderen 2. onderhoudsgelden betaald aan de kinderen Kind kan wel getaxeerd worden op bv dividenden, erfenis

Personenbelasting 14-15

6

2.6 Getrapt progressief belastingbarema Definitie: Marginale aanslagvoet Aanslagvoet van toepassing op de hoogste inkomstenschijf

2.7 Belastingvrije som (art 131 WIB92) 2.7.1 Inleiding Definitie 1. Gedeelte van het belastbaar inkomen (aanslagbasis) waarop géén belasting verschuldigd is 2. Aangerekend via een belastingvermindering

2.7.2 Basisbedrag Gezamenlijk belastbaar inkomen (NGBI) < 26 280,00 26 280,00 < NGBI < 26 560 > 26 560,00

BVS 7 350,00 7 350,00 – (NGBI-26 280) 7 070,00

* => BP = gehandicapt? BVS mag met 870,00 euro stijgen

2.8 Indexatie Definitie 1. Koppeling lonen – indexcijfer 2. Niet noodzakelijk hoger inkomen 3. Niet noodzakelijk hogere belastingen 4. Belastingtarief, belastingvrije sommen, … Tabel: pg. 145 e.v.

Personenbelasting 14-15

7

HT 3: Personen ten laste 3.1 Wie kan ten laste zijn? 3.1.1 Inleiding Wie kan ten laste zijn? (art 136 WIB92) 1. Kinderen: staat geen leeftijdsgrens op 2. Ascendenten: ouders, grootouders,… 3. Zijverwanten tot en met de 2de graad: (broers, zusters, schoonbroers, schoonzussen) 4. Personen van wie de belastingplichtige als kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is geweest (pleegouders) Let op: echtgenoot of wettelijk samenwonende partner  NOOIT persoon ten laste

3.1.2 Kinderen Wie wordt er beschouwd als “kind”? 1. rechtstreekse afstammelingen 2. kinderen volledig ten laste a. kind voor meerderjarigheid – gezin belastingplichtige b. kind géén eigen bestaansmiddelen c. belastingplichtige ontvangt géén geldelijke hulp 3. kinderen hoofdzakelijk ten laste a. kind voor meerderjarigheid – gezin belastingplichtige b. bestaansmiddelen kind + geldelijke hulp tvv belastingplichtige 4. Minder dan de helft van de onderhoudskosten van het kind Wanneer is een kind ten laste? 1. Kinderen volledig ten laste a. Kind voor 18+ b. Geen eigen bestaansmiddelen c. Bp ontvangt geel geldelijke hulp 2. Kinderen hoofdzakelijk ten laste a. Kind voor 18+ b. Wel bestaansmiddel + geldelijke hulp c. De helft van de onderhoudskosten van het kind Feitelijke samenwonenden 1. Kind ten laste van het ‘gezinshoofd’ 2. Gemeenschappelijke kinderen: a. Of bij de éné of bij de andere partner b. Nooit op beide aangiften 3. Niet-gemeenschappelijke kinderen a. Iedere partner neemt zijn eigen kind ten laste b. OF Ene partner kan kind van andere partner ‘hoofdzakelijk’ ten laste nemen Bv. moeder is werkloos dus stiefvader neemt het ‘hoofdzakelijk’ ten laste Niet toegelaten : Één partner neemt eigen kind ten laste én andere partner neemt niet-eigen kind ‘hoofdzakelijk’ ten laste (vermijden tweemaal toeslag op belastingvrije som van 1.490 EUR voor alleenstaande ouder met kind ten laste)

Personenbelasting 14-15

8

3.2 Voorwaarden 3.2.1 Inleiding Wat zijn de voorwaarden? 1. op 1 jan. v.h. AJ deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige (art. 136 WIB92) 2. niet bezoldigd worden door de belastingplichtige (art. 145 WIB92) 3. maximum aan netto-bestaansmiddelen niet overschrijden (art. 136 WIB92)

3.2.2 Inwonen op 1 januari van het AJ Uitzonderingen (art. 138 - 139 WIB92): 1. De tijdens het belastbaar tijdperk overleden gezinsleden Bv. AJ 2014 : gezin met 2 kinderen a. In de loop van IJ 2014 overlijdt één van de kinderen b. Mag voor het AJ 2015 nog als ten laste worden beschouwd 2. Kind geboren en overleden in IJ 2014 mag eveneens voor het AJ 2015 als TL worden beschouwd 3. Doodgeboren kinderen : min. 180 dagen zwangerschap: éénmaal TL nemen 4. Ontvoerde en vermiste kinderen - 18j op 1.1.AJ Opmerking Voor inkomstenjaar van het huwelijk afzonderlijke aangifte Problematiek echtscheiding = Echtscheiding, scheiding van tafel en bed, stopzetting wettelijk samenwonen 1. KTL van de ouder van wiens gezin hij op 1.1.AJ deel uitmaakt 2. Feitelijke scheiding: Voor AJ nog 1 gezamenlijke aangifte a. én onderhoudsuitkeringen aftrekken b. én kind ten laste nemen Co-ouderschap 1. Geregistreerde overeenkomst ten laatste op 1/1/AJ a. Huisvesting kinderen gelijkmatig verdeeld over beide belastingplichtigen b. Verdeling van de bijkomende belastingvrije sommen 2. OF een rechterlijke beslissing

1. Kind heeft fiscaal domicilie bij één ouder (zie aangifte) a. Verdeling van alle bijkomende belastingvrije sommen b. Niet voor meerderjarigen ! 2. Fiscaal co-ouderschap niet mogelijk indien één van de ouders onderhoudsuitkeringen aftrekt a. Of co-ouderschap b. Of onderhoudsgelden betalen (aftrekbaar)

3.2.3 Oorsprong bezoldigingen Definitie (art. 145 WIB92) Als ten laste worden niet aangemerkt de personen die deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige en bezoldigingen genieten die voor deze laatste beroepskosten zijn

Personenbelasting 14-15

9

3.2.4 Financiële afhankelijkheid 1. Inleiding (Art. 136 WIB92) = Persoon ten laste mag een maximum aan netto-bestaansmiddelen niet overschrijden 2. Maximale netto-bestaansmiddelen ten laste van echtgenoten : kind ten laste van alleenstaande : gehandicapt KTL van een alleenstaande: Opm. : netto = bruto /0.80

AJ2015 AJ2015 AJ2015

3.110 EUR 4.490 EUR 5.700 EUR

3. Wat zijn netto-bestaansmiddelen? = Alle belastbare en niet-belastbare inkomsten, met uitzondering van : Art 143 WIB92 Van bruto naar netto bestaansmiddelen Bruto – bestaansmiddelen - Forfaitaire kosten 20% of werkelijke kosten * = Netto – bestaansmiddelen *Bezoldigingen WN en baten: forfaitaire kost min 430 EUR (art. 142 WIB92) 4. Inkomsten uit onroerende goederen

Niet verhuurd Verhuurd

Gebouwde onroerende goederen GKI = KI x 1,70 GKI x 100/60 – de werkelijke kosten ontvangen huur – de werkelijke kosten ontvangen huur – 40% forfaitaire kosten (beperkt tot 2/3de GKI) GKI = KI x 4,23

ongebouwde onroerende goederen GKI GKI x 100/90 – de werkelijke kosten ontvangen huur – de werkelijke kosten Ontvangen huu r– 20% forfaitaire kosten

5. Onroerende en roerende inkomsten van minderjarigen  Bij de ouders belast  Geen element van de netto bestaansmiddelen ! 6. Inwonend echtpaar ten laste (art 143 WIB 92) ≤ 3 110 3 110 – 6 220 > 6 220

Beiden TL 1 persoon TL (bij voorkeur 65+) Geen

Personenbelasting 14-15

10

3.3 Gevolg: verhoging belastingvrije som 3.3.1 Kinderen ten laste BVS Basisbedrag: NGBI ≤ € 26 280 : € 26 280 < NGBI ≤ € 26 580 :

7 070 EUR 7 350 EUR 7 350 – (NGBI-26 280)

Verhoging BVS met 1. Zie art 132 1ste lid 2. Bijzonderheden a. Gehandicapte KTL telt dubbel b. 560 EUR: KTL < 3 jaar, geen kinderopvang

3.3.2 Andere personen ten laste Verhoging BVS met (art 132 1ste lid) 1. 1500 EUR 2. Oudere personen TL (ouders 65+): 3 000 EUR

3.3.3 Bijzondere gevallen Verhoging met 1 500 EUR in volgende gevallen 1. Alleenstaand ouder met KTL 2. Gehandicapte personen TL 3. Echtgenoot met NBM < 3 110 EUR

3.3.4 Verdeling va de BVS over de echtgenoten / wettelijke samenwoners art. 134 §4 WIB92 1. Basisbedrag BVS : voor elke partner 2. Bijkomende BVS : a. to...


Similar Free PDFs