Pols en hand - Pols en hand PDF

Preview

Summary

Pols en hand...

Description

7. Pols en hand 7.1 Bewegingen van de pols Palmairflexie is een beweging waarbij de handpalm naar de voorzijde van de onderarm gebracht wordt. Bij deze beweging hebben de vingers de neiging zich te strekken, dat komt doordat de strekkers van de vinger op spanning gebracht worden. Huidplooien ter hoogte van de handwortel ontstaan door palmairflexie in de pols (figuur 1). We kunnen deze spanning voelen als we onze vingers buigen met de pols in palmairflexie (figuur 2).

Dorsaalflexie achterzijde van de onderarm gebracht wordt. Bij deze beweging hebben de vingers de neiging te buigen. Dat komt doordat de buigers van de vingers op spanning worden gebracht. Huidplooi ten gevolge van dorsaalflexie in de carpus (figuur 1). Extensie is het strekken van de pols (figuur 2).

Door flexie(palm/rug)/extensie(rug) ontstaan er huidplooien in de art. interphalanges distales/proximales en in de art. metacarpophalanges. De extensoren van de pols zijn synergisten van de flexoren van de vingers (b). De flexoren van de pols zijn synergisten van de extensoren van de vingers (a). Synergisten  spieren werken samen

Radiale deviatie is de beweging in de pols waarbij de duimzijde van de hand naar de onderarm wordt gebracht (figuur 1). Ulnaire deviatie is de beweging in de pols waarbij de pinkzijde van de hand naar de onderarm wordt gebracht, deze beweging is veel groter dan de radiale deviatie (figuur 2).

7.2 Osteologie 7.2.1 Ossa carpalia Os scapoideum: articuleert proximaal met de radius en distaal met os trapezium en os trapezoideum (kant van de duim & gelegen op de proximale rij) Os lunatum: maanvormig: articuleert proximaal met de radius (en discus) en distaal met os capitatum Os triquetrum: articuleert proximaal met de discus en distaal met os capitatum en os hamatum Os pisiforme: erwtvormig, aan de palmaire zijde van het os triquetrum Os trapezium: articuleert distaal met os metacarpale I Os trapezoideum: articuleert distaal met os metacarpale II Os capitatum: grootste handwortelbeentje, articuleert distaal met het os metacarpale III Os hamatum: articuleert distaal met os metacarpale IV en V

Het proximale deel van de carpus articuleert met de radius en de discus (thv ulna). Dit gedeelte convex.

is

7.2.2 Ossa metacarpi



Het proximale deel van de carpus articuleert met de radius en de discus (thv ulna). Dit gedeelte is convex



De distale rij handwortelbeentjes (carpalia) articuleert met de ossa metacarpalia



De metacarpalen bestaan uit 5 lange beenderen die straalvormig op de digiti (vingers) uilopen



Metacarpaal I is het kortste, II en III zijn de langste



De metacarpalen zijn concaaf aan de voorzijde en verlengen zo de goot van de carpaalbeenderen.

7.2.3 P halanges = vingerkootjes

7.3 Arthrologie van het polsgewricht

Morfologisch 2 aparte gewrichten:  Art. Radiocarpalis:



Proximaal o Radius en discus (discus ligt tussen processus styloideus en handwortelbeentjes) o Proximale rij carpalia

 Art. mediocarpalis of intercarpea:



Distaal o Proximale rij carpalia o Distale rij carpalia

7.3.1 Art. radio-ulnaris distalis Het is een rolgewricht waar enkel pronatie en supinatie mogelijk is.



Facies articularis van de ulna: cilindervormige kop



Incisura ulnaris radii: kom



Bij deze bewegingen blijft het distale gedeelte van de ulna ter plaatse terwijl de distale epifyse van de radius eromheen draait



De discus articularis loopt van de processus styloideus ulnae naar de distale rand van de incisura ulnaris radii



De discus articularis scheidt het gewricht van de art radiocarpalis



De discus heeft ook een ligamentaire functie o Bij pronatie komen de dorsale vezels op spanning, bij supinatie komen de ventrale vezels op spanning

7.3.2 Art. radiocarpalis Gewrichtskom:   

Radius + discus articularis (= cartilago triangularis) Bedekt met gewrichtskraakbeen Dorsale rand komt verder dan ventrale rand

Gewrichtskop:    

Os scaphoideum + os lunatum + os triquetrum (= proximale rij carpalia muv os pisiforme) Bedekt met gewrichtskraakbeen Groter dan de gewrichtspan

Supinatie en pronatie in hetzelfde gewrichtsvlak  Discus glijdt over de ulna 7.3.3 Art. mediocarpalis Ulnaire zijde: proximaal concaaf met distaal convex Radiale zijde: vlakke gewrichtsvlakken Proximaal:   

os scaphoideum os lunatum os triquetrum

Distaal:    

os os os os

trapezium trapezoideum capitatum hamatum

7.3.4 Bewegingen van de pols

1. Combinatie art. radiocarpalis en art.mediocarpalis Bij palmairflexie is de grootste bewegingsuitslag het gevolg van beweging in de art. radiocarpalis (figuur 1).

Bij dorsiflexie is de kleinste bewegingsuitslag het gevolg van beweging in de art. mediocarpalis (door de rand van de dorsale zijde van de radius) (figuur 3).

Bij radiale deviatie spelen de carpalia aan de radiale zijde een grote rol   

os scaphoideum naar radius beweging geremd door proc. styloideus radii ruimte tussen botten aan de ulnaire zijde

Bij ulnaire deviatie spelen de carpalia aan de ulnaire zijde een grote rol   

os triquetrum naar ulna minder geremd, proc styloideus minder naar distaal ruimte tussen botten aan de radiale zijde

7.3.5 Art. caropmetacarpalis (CMC)

  

Os hamatum Os capitatum (grootste) Os trapzeoideum (kleinste)

7.3.6 Art. metacarpophalangea (MCP)

Flexie en extensie

Abductie en adductie

Enige rotatie

7.3.7 De art. interphalangea manus Proximaal interphalangeaal gewricht (PIP)

 

Flexie (figuur 1) Extensie tot neutraal (figuur 2)

7.3.8 Pollex (duim) Art. carpometacarpalis pollicis (CMCI) He is het gewricht tussen os metacarpale I en os trapezium Het is een typisch zadelgewricht. Art. metacarpophalangea I   

~andere MCP gewrichten Groter + kapsel is losser: meer beweging in axiale rotatie Twee sesambeentjes: palmair

7.3.9 Canalis carpi



Carpale tunnel



Begrenzingen: o Radiaal: os scaphoideum en os trapezium o Ulnair: os pisiforme en os hamatum o Ventraal: retinaculum flexorum



Inhoud: o o o o

Mm. lumbricales Mm. flexores digitorum superficialis en profundus M. flexor carpi radialis M. flexor pollicis longus

o N. medianus Carpaletunnelsyndroom is een aandoening in de pols waarbij de middelste zenuw (nervus medianus) bekneld is. De nervus medianus loopt vanuit de onderarm via een opening in de handwortelbeentjes naar de handpalm. Loopt tot de helft van de ringvinger.

7.4 Myologie 7.4.1 Oppervlakkige ventrale spieren

M. pronatorteres Oorspro ng

Epicondylus medialis humeri Ventrale zijde proc. coronoideus

Insertie

Facies lateralis van de radius

Functie

Pronatie onderarm Ondersteuning flexie olecranon

Innervat ie

N. medianus

Oorspro ng Insertie

Epicondylus medials humeri Basis os metacarpale II

Functie

Palmairflexie pols en radiale deviatie

Innervat ie

N. medianus

M. flexor carpi radialis

M. palmaris longus Oorspro ng Insertie

Epicondylus medials humeri Palmaire zijde retinaculum flexorum

Functie

Palmairflexie pols

Innervat ie

N. medianus

Oorspro ng

Epicondylus medials humeri , olecranon, achterrand ulna

Insertie

Os pisiforme (+ os hamatum)

Functie

Palmairflexie en ulnaire deviatie

Innervat ie

N. ulnaris

M. flexor carpi ulnaris

M. flexor digitorum superficialis Oorspro ng

Epicondylus medialis + proc. coronoideus Facies anterior van de radius

Insertie

Gesplitste pees naar beide zijden phalanx media

Functie

Flexie proximale interphalangeale gewrichten (PIP)

Innervat ie

N. medianus

7.4.2 Diepe ventrale spieren

M. flexor pollicis longus Oorspro ng

Ventrale zijde radius + membrana interossea

Insertie

Distale phalanx duim (palmair)

Functie

Flexie IP-gewricht (neemt MCP mee) Ondersteunt palmairflexie + radiale deviatie pols

Innerva tie

N. medianus

Oorspro ng Insertie

Ventrale zijde ulna & membrana interossea

M. flexor digitorum profundus Basis distale phalanx

Functie

Flexie distale interphalangeale gewrichten (DIP)

Innervat ie

N. medianus & N. ulnaris

M. pronator quadratus Oorspro ng Insertie

Facies anterior ulnae Facies anterior radii

Functie

Pronatie onderarm

Innervat ie

N. medianus

7.4.3 Oppervlakkige dorsale spieren

M. extensor carpi radialis longus Oorspro ng Insertie

Onderste deel margo lateralis humeri Basis os metacarpale II (dorsale zijde)

Functie

Dorsaalflexie pols Radiale deviatie Ondersteunt flexie van de elleboog

Innervat ie

N. radialis

M. extensor carpi radialis brevis

Oorspro ng Insertie

Onderste deel margo lateralis humeri Basis os metacarpale II (dorsale zijde)

Functie

Dorsaalflexie pols Ondersteunt flexie van de elleboog

Innervat ie

N. radialis

M. brachioradialis Oorsprong

Laterale zijde humerus

Insertie

Processus styloideus radii (lateraal)

Functie

Flexie elleboog Onderarm in middenstand tussen proen supinatie

Innervatie Hoe visualiseren?

N. radialis Flexie tegen weerstand Onderarm in middenpositie Goed zichtbaar thv radius

M. extensor digitorum Oorspro ng Insertie

Onderzijde epicondylus lateralis Dorsale aponeurose (II tot V)

Functie

Strekken van vingers II tem V Dorsiflexie hand

Innervat ie

N. radialis

M. extensor digiti minimi

Oorspro ng Insertie

Onderzijde epicondylus lateralis Fuseert met pees m. extensor digitorum naar pink

Functie

Versterkt effect m. extensor digitorum op pink

Innervat ie

N. radialis

M. extensor carpi ulnaris Oorspro ng Insertie

Epicondylus lateralis + dorsale zijde ulna Basis os metacarpale V

Functie

Dorsaalflexie en ulnaire deviatie pols

Innervat ie

N. radialis

Oorspro ng Insertie

Epicondylus lateralis humeri

Functie

Extensie elleboog

Innerva tie

N. radialis

M. anconeus Olecranon (lateraal)

7.4.4 Diepe dorsale spieren

M. supinator Oorspro ng

Diep deel: proximaal deel laterale zijde ulna Oppervlakkig deel: epicondylus lateralis humeri

Insertie

Ventrale en laterale zijde radius

Functie

Supinatie

Innervat ie

N. medianus

Oorspro ng

Facies posterior ulna en radius + membrana interossea

Insertie

Basis os metacarpale I (radiale zijde)

Functie

Abductie duim Ondersteunt palmairflexie + radiale deviatie

Innervat ie

N. radialis

Oorspro ng Insertie

Distaal van de m. abductor pollicis longus Dorsale zijde phalanx proximalis duim

Functie

Extensie in het MCP gewricht duim

Innervat ie

N. radialis

M. abductor pollicis longus

M. extensor pollicis brevis

M. extensor pollicis longus

Oorspro ng Insertie

Distaal van de m. exetor pollicis brevis Dorsale zijde phalanx distalis duim

Functie

Extensie in het MCP en IP gewricht duim

Innervat ie

N. radialis

Oorspro ng Insertie

Dorsale zijde ulna

M. extensor indicis Fuseert met pees m. extensor digitorum naar wijsvinger

Functie

Versterkt effect m. extensor digitorum op wijsvinger

Innervat ie

N. radialis

7.4.5 Intrinsieke spieren van handen en vingers De korte handspieren worden ook de intrinsieke handspieren genoemd omdat ze zowel oorsprong als insertie hebben in de hand. Ze worden ingedeeld in:

  

spieren van de thenar (duimmuis) spieren van de hypothenar (pinkmuis) middenhandspieren

1. Thenar M. abductor pollicis brevis Oorspro ng Insertie

Retinaculum flexorum + os scaphoideum Laterale sesambeentje + proximale phalanx van de duim

Functie

CMC: abductie, oppositie en flexie MCP: flexie

Innervat ie

N. medianus

Oorspro ng

Caput superficiale: retinaculum flexorum

Insertie

Proximale phalanx en lateraal sesambeentje van het MCP gewricht

Functie

CMC: oppositie, adductie/abductie

M. flexor pollicis brevis Caput profundum: os trapezium, os trapezoideum, os capitatum en basis metacarpaal 1

MCP: flexie proximale phalanx Innerva tie

N. medianus & N. ulnaris

M. opponens pollicis Oorspro ng Insertie Functie Innervat ie

Retinaculum flexorum + os trapezium Radiale zijde van os metacarpaal I CMC: oppositie van de duim + adductie N. medianus

M. adductor pollicis

Oorspro ng

Caput obliquum: basis os metacarpale II en III + os capitatum Caput transversum: palmaire rand os metacarpale III + capita os metacarpale II en III

Insertie

Ulnaire sesambeentje van het MCP gewricht basis proximale phalanx duim

Functie

CMC: adductie, oppositie MCP: flexie

Innerva tie

N. ulnaris

2. Hypothenar M. adductor digiti minimi Oorspro ng Insertie Functie

Os pisiforme + retinaculum flexorum Mediale rand basis proximale phalanx + mediale boord dorsale strekaponeurose Flexie in het MCP gewricht Abductie

Innerva tie

N. ulnaris

Oorspro ng Insertie

Retinaculum flexorum + os hamatum

M. flexor digiti minimi brevis Palmaire zijde basis proximale phalanx van de pink

Functie

Flexie MCP gewricht

Innerva tie

N. ulnaris

M. opponens digiti minimi Oorspro ng Insertie

Retinaculum flexorum + os hamatum Mediale boord os metacarpale V

Functie

Oppositie van de pink tov handpalm

Innervat ie

N. ulnaris

M. palmaris brevis Oorspro ng

Mediale rand van de aponeurosis palmaris en retinaculum flexorum

Insertie

Diepe zijde huid aan de ulnaire zijde

Functie

Rimpelt overliggende huid, beschermt a. en n. ulnaris

Innervat ie

N. ulnaris

3. Middenhandspieren Mm. lumbricales Oorspro ng

Laterale zijde pezen m. flexor digitorum profundus

Insertie

Pezen van de m. extensor digitorum

Functie

MCP: flexie PIP en DIP: extensie

Innerva tie

N. ulnaris

7.5 Zichtbare en palpabele oriëntatiepunten van pols en hand 7.5.1 Onderarmcontouren: ventraal Middelste buigingslijn pols: gewrichtsspleet art radiocarpalis Distale buigingslijn pols: distaal os pisiforme en tuberculum ossis scaphoidei Palmaire buigingslijnen: distaal liggen capita van de ossa metacarpales Proximale digitale buigingslijn tussen proximale en middelste falanx: interfalangeale gewrichtsspleet Distale digitale buigingslijn tussen middelste en distale falanx: distaal hiervan ligt de interfalangeale gewrichtsspleet

7.5.2 Buigingslijnen pols Distale buigingslijn pols: distaal hiervan: os pisiforme en tuberculum van os scapoideum Middelste buigingslijn pols: gewrichtsspleet art. radiocarpalis...