PR 4 pediatrie coördanatie en lateralisatie PDF

Preview

Summary

PR 4 pediatrie coördanatie en lateralisatie...

Description

PRACTICUM 4: HOORCOLLEGE: PEDIATRIE: COÖRINDATIE EN LATERALISATIE: INLEIDING: DIA 5: 1. Foundations of movement skills 2. Early movement milestones 3. Fundamental movement skills: ontwikkelen vooral tussen de 2 en 10 jaar 4. Specialized movement skills 5. Functional movement skills DIA 6: ➔ Beste om een combinatie te doen van een kwantitatief en kwalitatief onderzoek. ➔ Je krijgt kwantitatieve gegevens in de vorm van cijfers, ik kan deze score verduidelijken door het kwalitatieve observaties hieraan te koppelen. DIA 7: Driehoek van de psychomotoriek ➔ Lichaam en geest zijn continu met elkaar verbonden en de ontwikkeling van de motoriek draagt bij aan de ontwikkeling van een betere cognitie en aan het leerproces van hoe je je voelt. ALGEMENE LICHAAMSCOÖRDINATIE EN GEKRUISTE COÖRDINATIE: DIA 10: Heel veel herhaling zorgt voor de aanleg van neurologische sporen! DIA 11: LICHAAMSCOÖRDINATIE: = Een harmonische activering of samenwerking tussen spieren, zenuwen en zintuigen om de gewenste en beoogde bewegingsacties vrijwillig te genereren en gepaste snelle situatieaangepaste reacties te veroorzaken (reflexen). ➔ Er is nood aan een harmonische samenwerking op verschillende lichaamssniveaus. DIA 13: Vereisten voor goede lichaamscoördinatie: ➔ Juiste krachtdosering: niet te veel, maar ook niet te weinig ➔ Juiste spieractivatie ➔ Spannen en ontspannen van spieren gaat in geleidelijke overgang, niet te bruusk, zodat er geen schokjes ontstaan.

DIA 15: Problemen met lichaamscoördinatie: ➔ Gaan bvb. vaker de bal laten vallen: slechte lichaamscoördinatie → Ze gaan zich dus ook vaak slechter voelen in de groep: driehoek, slechte motoriek zorgt ervoor, dat men zich minder goed gaat voelen. DIA 16: ➔ Kinderen met DCD hebben heel vaak problemen met lichaamscoördinatie DIA 17: Lichaamscoördinatie gaan evalueren: Evaluatie van de lichaamscoördinatie: ➔ KTK Algemene testbatterijen, waarin ook stukjes van coördinatie in: ➔ BOT-2 DIA 18 - 20: KTK: = Indicatie geven voor de algemene lichaamscoördinatie Bevat 4 verschillende onderdelen: 1. Achterwaarts dynamisch evenwicht (6-4,5-3cm) 2. Hinkelend over een hindernis springen (5-60cm) 3. Zijwaarts heen en weer springen over latje (15sec) 4. Zijwaarts verplaatsen met 2 plankjes (20sec) Dia 22: BOT-2: Bevat verschillende soorten items zoals: lichaamscoördinatie: Verschillende items: 1. Coördinatie binnen domeinen: a. Lichaamscoördinatie i. Bilaterale coördinatie ii. Evenwicht b. Manuele coördinatie i. Manuele handigheid ii. Coördinatie BL ➔ Hierbij wordt er ook gekeken hoe het kind de activiteiten uitvoert.

DIA 23: Sterke cognitieve controle: kinderen zijn heel sterk gefocust op de uitvoering van de beweging, bij ons is de beweging geautomatiseerd, maar dat is dus niet het geval bij DCDkinderen. DIA 24: GEKRUISTE COÖRDINATIE: ➔ Is een specifieke vorm van lichaamscoördinatie DIA 26: ➔ Kruisloop = ik ga stappen en tegelijk ga ik met mijn rechterhand klappen op mijn linkerknie en omgekeerd. DIA 27: LATERALISATIE: DIA 29: We gaan lateralisatie bekijken op niveaus: 1. Neurologische of hersenniveau: a. 2 hersenhelften hebben een specifieke functie, ze werken samen: maar onze 2 delen hebben wel verschillende specifiekere functies 2. Motorisch niveau: a. 2 lichaamshelften, met een bepaalde voorkeur: dominante lichaamshelft DIA 35: Let wel: Als we iets heel fijn moeten aanrijgen: dan kan je wisselen tussen links en rechts, om de meer complexe, fijne beweging uit te voeren. DIA 45: 3 Verschillende onderdelen: -

Labyrint: o Zowel uitvoeren met links als met rechts en dan de twee handen vergelijken, welke kant ging het vlotst: lijnen trekken

-

Punten in cirkels plaatsen: o Zowel uitvoeren met links als met rechts en dan de twee handen vergelijken, welke kant ging het vlotst: puntjes in de cirkels zetten

-

Punten in vierkantjes plaatsen: o Zowel uitvoeren met links als met rechts en dan de twee handen vergelijken, welke kant ging het vlotst: puntjes in de vierkantjes zetten.

PRACTICUM 4: PEDIATRIE: COÖRINDATIE EN LATERALISATIE: INLEIDING: DIA 4: Start dus steeds vanuit een goed onderzoek: kwantitatief + kwalitatief: ➔ De resultaten van je testen worden aangevuld door je kwalitatieve observaties! ALGEMENE LICHAAMSCOÖRDINATIE EN GEKRUISTE COÖRDINATIE: LICHAAMSCOÖRDINATIE: DIA 9: Hoe kom je tot een betere lichaamscoördinatie? Door heel veel sport- en spelvaardigheden aan te bieden: Probeer het aanbod van bewegingsactiviteiten te vergroten, sommigen hebben te weinig ervaringen gekregen en moet je gewoon stimuleren om zelf te ontdekken. DIA 10: Algemeen: Verschillende vormen van praktijken die je kan je gebruiken in je therapie om de kinderen mee te stimuleren, of waar de kinderen zelf mee aan de slag kunnen gaan. DIA 11: ➔ Stimuleren van de lichaamscoördinatie binnen in de therapie. Uitlokken en stimuleren van coördinatie en evenwicht: ➔ Spelen met de moeilijkheidsgraad door bepaalde zaken zoals: afstand, hoogte … te veranderen. Altijd in het achterhoofd houden: = Wat is het doel van de oefening, hoe wil ik tot mijn doel komen. En hoe kan ik de oefeningen makkelijker of moeilijk gaan maken. DIA 12: Gekruiste coördinatie: In welke activiteiten vinden we gekruiste coördinatie terug: die ga je uitvoeren!

DIA 13: Wil je evenwicht verbeteren, dan moet je evenwicht gaan oefenen. En als je evenwicht wil verbeteren in een bepaalde ADL-taak, dan moet je ook echt gaan oefenen in die ADLactiviteit. Het is belangrijk om de componenten binnen in de activiteiten zelf!! VB.: door een kind 10 seconden op 1 been te laten staan is het evenwicht in een moeilijk evenwichtsparcours nog niet verbetert → Werk dus steeds taakspecifiek DIA 14 - 16: Casus: ➔ Fijne manuele controle = Gemiddelde score ➔ Manuele coördinatie = Net onder het gemiddelde, maar nog wel oké, want zit nog binnen 1 SD onder het gemiddelde ➔ Lichaamscoördinatie = Risico → Therapie noodzakelijk: >1-1-...