Rondleiding 1ste Ba Biochem-biotech PDF

Title Rondleiding 1ste Ba Biochem-biotech
Author Meskens Meskens
Course Biodiversiteit van planten
Institution Universiteit Gent
Pages 12
File Size 1.1 MB
File Type PDF
Total Downloads 57
Total Views 148

Summary

Samenvatting voor het rondleiding-gedeelte van het practicumexamen. Bevat Voor elke geziene plant een foto en de bijbehorende uitleg. Elke term wordt eenmaal uitgelegd, dus kom je een term tegen die niet staat uitgelegd, kan je deze terugvinden bij een van de vorige planten....


Description

Rondleiding 1ste Ba Biochemie & Biotechnologie Victoriakas Victoria cruziana Waterleliefamilie (Nymphaeaceae)

Maakt gebruik van met lucht gevulde uitsteeksels onder de bladeren om te drijven.

Indische lotus (Nelumbo nucifera) Lotusfamilie (Nelumbonaceae)

Omgekeerde, kegelvormige bloembodem met losse carpellen. Peltaat blad (schildvormig, met vasthechtingspunt in het midden).

Epifytenboom 1

Bromeliafamilie (Bromeliaceae)

Fytogeografisch: de verspreiding van de planten over de aarde. Epifyt: andere plant(en) gebruiken als substraat om zich vaste te hechten zonder de plant te parasiteren. Typerend: Stijve bladeren vormen een watertank.

Spaans mos (Tillandsia usneoides) Bromeliafamilie (Bromeliaceae)

Sterk gereduceerde plant. Hebben bijzondere schubben als condensatiepunt om water uit de lucht te halen.

Peperomia

Succulent: nemen veel water op en houden het voor een lange tijd vast.

Peperfamilie (Piperaceae)

Begonia

Succulent.

Begoniafamilie (Begoniaceae)

Rhipsalis Cactusfamilie (Cactaceae) Epifytenboom 2 Orchideeënfamilie (Orchidaceae)

Succulent. Cactus in het regenwoud.

Taxonomisch: hiërarchische ordening van individuen of objecten in groepen. Typerend: Een bijzondere, langlevende knol; een pseudobulbus. Ook luchtwortels en velamen (spons- of papierachtige epidermis, die de luchtwortels bedekt).

Vanille-orchidee (Vanilla planifolia) Orchideeënfamilie (Orchidaceae)

Liaanachtige structuur met klemwortels.

Schroefpalm (Pandanus montanus) Schroefpalmfamilie (Pandanaceae)

Spirotristichie: Bladeren op 3 rijen, elk een spiraal vormend. Steltwortels (met calyptra): Luchtwortels die bomen ondersteunen, bijwortels afkomstig uit de stengel. Pulvinus: Bladkussentje dat zorgt voor de zeer snelle bewegingen van de deelblaadjes.

Kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica) Vlinderbloemenfamilie (Fabaceae) Vlotvaren (Salvinia natans) Vlotvarenfamilie (Salviniaceae)

Coffea arabica & Coffea canephora

Heterosporie of anisosporie: 2 typen sporen, de macro- en microsporen met geslachtsdifferentiatie. Bladeren: per 3 kransstandig, 2 drijvend (met ‘klopperharen’), 1 ondergedoken met wortelachtige structuur (homologie: twee structuren die een gezamenlijke afkomst en hoofdstructuur hebben). Koffieboon: Steen afkomstig uit steenvrucht, geen boon.

Koffiefamilie (Rubiaceae) Waterhyacinth (Eichhornia crassipes)

Pestsoort: Plant zich heel snel voort. Onderaan de bladsteel verdikt en gevuld met lucht om op het water te drijven.

Papyrus (Cyperus papyrus) Cypergrassenfamilie (Cyperaceae)

Catafyllen: Bruine, gereduceerde laagtebladeren. Bracteaat: Schutbladeren sterk gereduceerd. Rhizoom: Ondergrondse stengel die verder en een “nieuwe” plant vormt. Catafyllen. Foliaat: Schutbladeren sterk ontwikkeld. Spirotristichie.

Parapluplant (Cyperus involuctratus) Cypergrassenfamilie (Cyperaceae)

Gemberfamilie (Zingiberaceae)

Mangroveboom (Rhiophora racemosa) Rhizophorafamilie (Rhizophoraceae)

Reuzenkruiden; geen verhouting. Rhizoom met kortlevende stengels. Orthodistichie: Bladeren op 2 rijen, recht boven elkaar. Ligula: vliesje of haren bij overgang van bladschede naar bladschijf. Steltwortels met lenticellen (ademporiën). Mangrove = overstromingsgebied.

Boomvaren (Cyathea excelsa)

Stam bestaat uit bladstelen van afgestorven bladeren. Sporenplant.

Anthurium nymphaeifolium

Spadix; Bloeikolf (met spatha = schutblad), ongedifferentieerd. Bloemen: Tweeslachtig, dichogaam (♂ en ♀-bloemen bloeien niet tegelijk), met periant (4-tallig). Proterogynie: De stempels zijn eerder rijp dan de meeldraden. Gedifferentieerde bloeikolf: Groot deel v/d bloeikolf draagt geen bloemen. Bloemen: Eenslachtig, zonder periant.

Aronskelkfamilie (Araceae)

Andere soorten Aronskelken

Varenpalmen (Zamiaceae)

Tropische bekerplant (Nepenthes) Nepenthesfamilie (Nepenthaceae)

Bladbekers.

Dioscorea sansibarensis

Verdikte bladtop: Tuitje waarlangs water loopt met endosymbiotische bacterie (lopend onderzoek in de VG Microbiologie).

Yamswortelfamilie (Dioscoreaceae)

Thalia multiflora Marantafamilie (Marantaceae)

Pulvinus: Bladkussentje dat zorgt voor de zeer snelle bewegingen van het blad. Orthodistichie.

Tropica Worteldoornpalm (Cryosophila nana) Palmenfamilie (Arecaceae)

Bijwortels (afkomstig v/d stengel) met hun bijwortels (= worteldoorns, analoog aan takdoorns).

Reuzenaronskelk (Amorphophallus titanum) Aronskelkfamilie (Araceae)

Ondergrondse knol. Onderaan: Vrouwelijke bloemen. Midden: Mannelijke bloemen. Top: Steriel.

Indeling Kapokboom (Ceiba pentandra)

AF AM AZ & AUS Verhoutte stekels: Breken moeilijker af dan “normale” stekels.

Reuzenbamboe (Dendrocalamus asper) Grassenfamilie (Poaceae)

Knopen: Massief. Internodia: Hol. Extreme heterofyllie (= bladdimorfisme). Gymnosperm (maar geen naaldboom): Gnetopsida (4e groep). Blad: Lijkt op dicotylenblad. Schijnbessen: Zaad, geen vrucht.

Gnetum gnemon Gnetumfamilie (Gnetaceae)

Gleditsia rolfei Peuldragersfamilie (Fabaceae s.l.)

Ficus (diverse soorten) Moerbeifamilie (Moraceae) Hertshoornvaren (Platycerium sp.)

Sterk vertakte takdoorns (doorns op doorns).

Stipulen: Intrapetiolair en contrapetiolair vergroeid (bescherming volgend blad) met een ringvormig litteken tot gevolg. Bladdimorfisme: Trofofyllen (‘normale’ bladeren) en sporofyllen (met sporangia, zonder indusium).

Goethea strictiflora Kaasjeskruidfamilie (Malvaceae) Waringin (Ficus benjamina) Moerbeifamilie (Moraceae)

Bloemstructuur: Typisch voor de kaasjeskruidfamilie (Malvaceae).

Luchtwortels: Bijwortels afkomstig uit de stam, kunnen zelf uitgroeien tot zelfstandige stammen.

Subtropica Indeling

Podocarpus sp.

Banaan (Musa sanguinea) Banaanfamilie (Musaceae)

Citrusplanten (Citrus sp.) Wijnruitfamilie (Rutaceae)

Coprosma repens Koffiefamilie (Rubiaceae)

Acacia implexa Peuldragersfamilie (Fabaceae s.l.)

AF AM AZ AUS & MED Tegenhanger van Pinus op het zuidelijk halfrond.

Musa: Aziatisch genus. Schijnstam: Bladscheden groeien en wikkelen zich om elkaar, binnenin hol, geen boom maar kruid. Monocarpie: Slechts eenmaal bloeien en vrucht dragen, daarna sterft de plant af. Bloei: Dichogaam (eerst ♀, dan ♂). Parthenocarpie: Zaadloze vruchten ontwikkelen zonder bevruchting. Unifoliaat blad: Oneven geveerd, enkel het apicale deelblaadje blijft over, lijkt op een enkelvoudig blad. Bladsteel: Gevleugeld, met articulatie (= gewricht). Stipulen: Interpetiolair (= tussen 2 bladstelen, of petioli) vergroeid. Acarodomatia: Mijtenhuisjes. Heterofyllie: Geveerd blad (nat seizoen) en fyllodium (= gevleugelde bladsteel waarbij de bladschijf is verdwenen) (droog seizoen). Fyllodiale bladeren: Ontwikkeld als een fyllodium.

Eucalyptus sp.

Areaal: Australië. Schors: Lost in lange linten. Goed bestand tegen bosbranden, etherische oliën wakkeren vuur aan en zijn giftig: Verdrijven van andere organismen uit habitat.

Casuarina equisetifolia

Bladeren: Gereduceerd, kransstandig, naalden. Wortels: Symbiose met Frankia (= stikstoffixerende bacterie). Beuken-orde (Fagales).

Casuarinafamilie (Casuarinaceae)

Wollemia nobilis Araucariafamilie (Araucariaceae)

Solanum viarum Nachtschadefamilie (Solanaceae)

Semele androgyna Muizendoornfamilie (Ruscaceae)

Olijfboom (Olea europaea)

Pinosaurus: Levend fossiel (±2 miljoen jaar oud) uit de slangendenfamilie. Ontdekt door David Noble, vandaar nobilis. Zijtakken: Kransstandig. Blad: Onderzijde is gestekeld. Amerikaans, maar vruchten verzameld in China. Fyllocladium: Afgeplatte stengel die daardoor op een blad lijkt. Endemie: Van nature uitsluitend voorkomen in 1 afgegrensd gebied. Endeem v/d Canarische eilanden. Typisch mediterraans: Dikke bladeren. Draagt pas na 5 jaar vruchten.

Carobeboom (Ceratonia siliqua)

Fabaceae: Door het fijn malen van geroosterde peulen maakt men valse chocolade. Zaad: Zou telkens 1 karaat wegen.

Kurkeik (Quercus suber)

Stam: Wordt volledig ontschorst, de kurklaag groeit vervolgens weer aan, wat een uitzonderlijke eigenschap is.

Succulentenkas Indeling

Centrum: Africa vs. Amerika. Rand: Taxonomisch.

Afrika

Aloe Asphodelusfamilie (Asphodelaceae)

Voornamelijk Afrika. Open hart: Vanuit centrum worden nieuwe bladeren gevormd. Pleiocarp: Meervoudige, laterale bloei.

Pachypodium Melksap. Maagdenpalmfamilie Kortlot met 2-3 bladdoorns: 2 (Apocynaceae) bracteolen (= kortloten met bladdoorns), evt. derde blad. Parastichen: Rijen waarlangs bladeren schijnbaar staan ingeplant. Amerika Cactusfamilie 3 onderfamilies met onderstaande vertegenwoordigers. (Cactaceae) Pereskia Cactus met echte, platte bladeren. Okselknop: Start met 2 bracteolen. Zij-as: Groeit uit tot areole (= kussentje met haartjes en doornen bij Cactaceae, gezien als sterk verkorte en omgevormde zijtakjes). Parafyletische groep (= omvat laatste voorouder, maar niet alle afstammelingen ervan). Opuntia

Echinocactus

Cactus met dikke, rolronde bladeren (tijdelijk). Areolen, al dan niet met doorns. Fyllocladia. Glochiden: Kleine, van weerhaken voorziene, haartjes op de areolen. Cactus zonder bladeren. Areolen, al dan niet met doorns.

Rotstuin en omgeving Alpenels (Alnus viridis)

Valse katjes: Zowel ♂ als ♀ katjes die verhouten in de herfst.

Ephedra

Gnetales (gymnosperm). Sterk gereduceerde bladeren, stengel doet aan fotosynthese. Bezemplant. Langloten (naalden pp met okselknop) & kortloten. Zachte naalden: Winterkaal.

Europese lork (Larix decidua) Dennenfamilie (Pinaceae) Chinese jeneverbes (Juniperus chinensis) Cipresfamilie (Cupressaceae)

Bladdimorfisme: ‘Juveniel’ (kransstandig, vorm tussen naalden en schubben) vs. ‘adult’ (decussaat, schubben sterk gereduceerd).

Heermoes (Equisetum arvense)

Equisetaceae: Sporenplant. Levend fossiel: Toppunt in Carboon. Gelede stengel. (Ook wel paardenstaart genoemd.)

Madelief (Bellis perennis)

Asteraceae: Samengesteldbloemigen (bloemgestel = hoofdje). Hoofdje met 2 soorten bloemen: Buisbloemen (geel) en straalbloemen (= individuele bloem uit een hoofdje met zygomorfe, eenzijdig uitgegroeide kroon). (Zygomorf = met slechts 1 symmetrievlak)

Paardenbloem (Taraxacum officinale)

Asteraceae: Samengesteldbloemigen. Hoofdje met 1 soort bloem: Lintbloemen (= met actinomorfe, buisvormige bloemkroon, aan 1 zijde niet vergroeid). (Actinomorf = met 2 of meer symmetrievlakken)

Schijncipres (Chamaecyparis lawsoniana) Cipresfamilie (Cupressaceae)

Afleggers: Klonale voortplanting d.m.v. schijnstammen. Diverse kegels: Onderaan ♀, bovenaan ♂. Vertakking: 2D.

Mammoetboom (Sequoiadendron giganteum)

Actieve takworp. Kegelschubben: Spiralig, elk met veel zaden. Brandbestendig: Sierra Nevada (bosbranden), zacht en vezellig. ’s Werelds grootste volume (niet lengte!).

Moerascipres (Taxodium distichum)

Naalden: Zacht, spiralig maar secundair in plat vlak, takjes vallen met naalden. Ademwortels.

Slangenden of Apenverdriet (Araucaria araucana) Araucariafamilie (Araucariaceae)

Brede takworp. Zijtakken: Kransstandig. Schubben: Spirale bladstand. Meer naar boven: Stekels op de stam.

Trachycarpus fortunei

Monocotyl: Houtig (primair weefsel verhout, zeldzaam ↔ dicotyl, secundair weefsel verhout). Monopodiaal: Gevormd uit éénzelfde meristeem dat in dezelfde richting blijft groeien (hoofdas vertakt niet).

Palmenfamilie (Arecaceae)

Parasolden (Pinus pinea) Dennenfamilie (Pinaceae)

SEU Driebladcitrus (Poncirus trifoliata) Wijnruitfamilie (Rutaceae)

Den met bijzondere kortloten: Kortlot = catafyllen (= gereduceerde bladeren) en 2 (-3-5) naalden. Pijnboompitten: Vroeger afkomstig van deze soort. Belgisch kampioen (BELTREES). Speciaal microklimaat onder de den: Koude lucht kan niet dalen dus warmere lucht onder de den. Takdoorns, seriële okselknoppen. Blad: Trifoliaat (1 blad bestaat uit 3 deelblaadjes), gevleugelde bladsteel, met articulaties.

Zanthoxylum planispinum

Stekels. Gevleugelde bladsteel.

Wijnruitfamilie (Rutaceae) Meekrab Interpetiolaire stipulen, (Rubia tinctorum) schijnbaar kransstandig. Walstrofamilie (ook Koffiefamilie of Rubiaceae)

Helwingia chinensis

Recaulescentie: De dragende bractee staat verschoven, een eindje mee opgeschoven langs haar eigen zijtak.

Arboretum Ginkgo (Ginkgo biloba) Ginkgofamilie (Ginkgoaceae)

Gymnosperm, maar geen naaldboom. Langloten en kortloten: Diepere wigvormige insnijding bij bladeren op langloten. Nervatuur: Dichotome vertakking (nerf splitst in 2). Zaden: Vrouwelijke zaden verspreiden de geur van ranzige boter. Levend fossiel: Laatste soort uit de Ginkgofamilie, sterk bedreigt.

Mannetjesvaren (Dryopteris)

Macrofyllen: Varenveren, jonge varenveren zijn circinaat (= overlangs spiralig opgerold). Microfyllen: Schubben op de stengel. Sori: (enkv. sorus) Groepen sporangia.

Taxus (Taxus baccata) Taxusfamilie (Taxaceae)

Naalden: Spiralig ingeplant, secundaire herschikking in een plat vlak op de zijtakken. De giftige bestanddelen worden gebruikt in medicijnen tegen kanker. Enkel de arillus is eetbaar.

Hydrangea arborescens Hortensiafamilie (Hydrangeaceae)

Noord-Amerikaanse soort. Bloemgestel: Tuilvormig (= structureel gelijk aan een pluim, maar met verkorte internodia v/d hoofdas en verlengde internodia v/d zijassen, alle bloemen liggen in 1 vlak). Bloemen: Fertiel.

Eikenbladhortensia (Hydrangea quercifolia) Hortensiafamilie (Hydrangeaceae)

Bloemgestel: Pluimvormig (= kegelvormig of piramidaal, met een lange bloeias en gestrekte internodia, waarbij alle assen worden afgesloten door een topbloem en waarbij de zijassen het patroon van de hoofdas herhalen, met toenemende complexiteit van boven naar onder). Bloemen: Pluisachtige, fertiele bloemen en witte, steriele bloemen.

Nothofagus

De tegenhanger van de beuk (fagus) van het zuidelijk halfrond.

Hortulanuswoning Ierse taxus (Taxus baccata ‘Fastigiata’) Taxusfamilie (Taxaceae) SMC Iris

Bamboe en

Phyllostachys nigra

Spontane mutant, gevonden in Ierland. Gekweekt als vrouwelijke clone. Zaad: Omgeven door arillus (= vlezige uitgroei van de top van de zaadrok). Bladeren: Zwaardvormig. Tepalen en stijl (v/d stamper) zijn moeilijk te onderscheiden, ze zijn echter gescheiden door de meeldraden, let hierop bij de anatomie! Orthodistichie. Rolronde stengel, collaterale okselknoppen.

Grassenfamilie (Poaceae) Haarmos

Bladmos.

Levermos

Thallus: Vegetatief (= nietgeneratieve, aseksuele fase) lichaam van een plant, zonder differentiatie in wortel, stengel en blad.

Groentetuin Maretak (Viscum album) Sandelhoutfamilie (Santalaceae)

Hemiparasiet: Slechts gedeeltelijk afhankelijk van gastheer, doet zelf aan fotosynthese. Maakt gebruik van haustoria (= zuigwortels). Tweehuizig: ♂ en ♀ voortplantingsstructuren gescheiden, op 2 verschillende individuen.

Hop (Humulus lupulus)

Stengel: Ruw en windend (weerhaakjes). Bladeren: Decussaat en stipulen interpetiolair vergroeid.

Mediterrane tuin Vleesetende planten

Leven op arme bodems; halen nutriënten en mineralen uit insecten. Voorbeelden: - Sarracenia (Trompetbekerplant) - Venus vliegenval (Dionaea) - Zonnedauw (Drosera) - Pinguicula (Vetblad)

Italiaanse cipres (Cupressus sempervirens)

Vertakking: 3D. Grote, verhoutte kegels. Echte cipres ↔ Schijncipres: 2Dvertakkingen en kleine kegels.

Viburnum awabuki

Acarodomatia: Mijtenhuisjes, mijten eten insecten die anders de bladeren zouden opeten....


Similar Free PDFs