Samenvatting Human Histology PDF

Title Samenvatting Human Histology
Course Functionele morfologie
Institution Universiteit Hasselt
Pages 39
File Size 1.8 MB
File Type PDF
Total Downloads 25
Total Views 147

Summary

Download Samenvatting Human Histology PDF


Description

Functionele morfologie Histologie Zelfstudieopdracht 1: epithelen Epithelen bestaan uit aaneengesloten cellen zonder tussencelstof. Zowel de vorm en de afmetingen van de epitheelcellen in het aantal cellagen in een epitheel kunnen variëren en hangen in sterke mate samen met de functies van het epitheel. Naar de vorm van de epitheelcellen zijn er plavei of plaveisel epithelen, kubische epithelen en cilindrische of cilinder epithelen. Naar het aantal cellagen zijn epithelen éénlagig, meerlagig,pseudomeerlagig of meerrijig. De epitheelcellen zijn sterk aan elkaar verbonden via hechtingsstructuren (occludensverbindingen/ tight junctions, adherensverbindingen/ desmosomen of hemidesmosomen en communicatieverbindingen/gap junctions). Door middel van een basale laag of lamina basalis wordt het epitheel vastgehecht aan het onderliggend bindweefsel (lamina propria). Om de functionaliteit van de epitheelcellen te verhogen kan de plasmamembraan van de epitheelcellen speciale vormingen of membraanspecialisaties vertonen (microvilli vergroten het absorptieoppervlak, kinocilia of trilharen zijn beweeglijke uitsteeksels met transportfunctie. Epitheelcelen kunnen differentiëren tot kliercel, myo-epitheel of neuro-epitheelcellen. Deelinstructie1: vorm en functie van epithelia Eénlagig cilinder epitheel ↔ niet verhoornend meerlagig plaveisel epitheel Éénlagig epitheel Basale laag

Contact met de basale laag

Vorm cellen

Diepte, hoogte en breedte zijn het zelfde.

kern Functie

Centrale plaat in de kern Secretie

Niet-verhoornend meerlagig plaveisel epitheel Onderste laag in contact met de basale laag Plat oppervlak, de cellen in de basale en midden laag zijn niet plat Bescherming bieden tegen wrijvingskrachten

Basale laag Door een EM zien we deze delen -

Lamina lucida Lamina dense Fibroreticulaire lamina (fig 4.12 p60)

Basale membranen zijn gespecialiseerde vlakken die uit een extracellulaire matrix en glycoaminoglycanen (GAG’s) bestaan. ze dienen voor een afscheiding tussen parenchymcellen en steunweefsel. Ze vormen ook een afschermend membraan voor het zenuwstelsel. Het basaal membraan bestaat uit 5 componenten; lamina type IV collageen,heparinesulfaat,entactine en firbronectine. Alle componenten buiten fibronectine worden geproduceerd door parenchymcellen. Daarnaast hebben we ook minder gekarakteriseerde eiwit- en GAG componenten.

De algemenen structuur van het basaal membraan is goed gekarakteriseerd. Het lamina basalis het lamina dens. Dit lamina is een onderdeel van het basale membraan. Het basale membraan heeft 3 functie: -

-

Het vormt een adhesie laag tussen de extracellulaire matrix en parenchymcellen. De cellen hebben een adhesiemechanisme voor verankering van het basale membraan. Het basale membraan is verstevigd door collageen en de extracellulaire matrix is verstevigd door steuncellen. Zo een tussen laag heet extern lamina bij niet epitheel cellen. Het basale membraan werkt ook als een permeabel membraan. De poriegrootte hangt af van de lading en de ruimtelijke ordening van de GAG’s. Regulatie van de celregulatie en differentiatie.

Wat gebeurt er met de basale laag bij ontaarde groei van de epitheel cellen? De cellen blijven op hun plaats liggen tijdens bijvoorbeeld de groei van kanker. De kanker moet door het basale lamina breken zodat de cellen los komen van het lamina en metasering kunnen gaan doen . Komt de lamina basalis alleen op de grens van bindweefsel en epitheelweefsel voor? Komt voor bij spieren(lamina externa) en bij het zenuwstelsel (glialimitas), maar het komt het meest voor bij bindweefsel en epitheelweefsel Hechtingsstructuren of adherensverbindingen tussen 2 aangrenzende epitheelcellen (alle eiwitten kennen) Ze geven een stabiliteit aan epitheelcellen zodat ze samenhangend kunnen werken. Het actine netwerk reageert met 2 gescheiden typen van verbindingen. -

Adherente verbindingen linken met het actine filament netwerk. Actine vezels worden gebonden met actine bindende proteïnen.

-

Centrale contacten binden het actine filamenten netwerk van een cel met de extracellulaire matrix. Actine filamenten binden met actine bindende eiwitten om met een transmembraan eiwit te binden.

Het intermediair filamenten netwerk reageert met 2 gescheiden typen van verbindingen. -

Desmosomen binden het intermediaire filament netwerk van cellen Hemidesmosomen binden het intermediaire filament netwerk van cellen met extracellulaire matrix.

Samenhangende verbindingen komen vaak voor aan de apex van aangrenzende cilindervormig epitheel. Daar binden ze submembranair actine bundels in een samenhangende bubbel. Occludens verbindingen/ tight junctions Ze zorgen ervoor dat er geen transport tussen gebeurt door de laag, de occludens verbindingen laten gen moleculen door. Ze vormen een soort barrière. Ze zorgen ook voor een voorwaartse transport bij actief transport zodat er geen moleculen de foute richting in gaan. Occludens verbindingen worden gemaakt door intermembranaire proteïnen die voor aantrekking zorgen tussen aangrenzende cellen. Gap junctions/ communicatie verbindingen Dit zijn bindingen die zorgen voor een selectieve diffusie tussen cellen. De cellen kunnen nog ‘communiceren’ met elkaar. Deze verbindingen vind je niet vaak terug bij volwassenen maar eerder bij de embryogenese. Gap junctions zijn ook zeer belangrijk in hartspiercellen en in gladde spiercellen.

Hechtingsstructuren tussen 2 aangrenzende epitheelcellen Actine netwerk met 2 gescheiden typen van verbindingen -

De zonula adherens koppelt de actine filamentnetwerk van aangrenzende cellen De adhesieplaten koppelen het actine filamentnetwerk van een cel aan de extracellulaire matrix.

Intermediair filamenten netwerk reageert met 2 gescheiden typen van verbindingen -

Desmosomen verbinden de intermediaire filamentnetwerken van aangrenzende cellen Hemidesomen verbinden het intermediair filamentnetwerk aan de extracellulaire matrix.

De zonula adherens koppelt submembranaire actines in het zogenaamde adhesiezone. De zonula vind je het meest in de dunne darm.

Desmosomen die voorzien zijn van mechanisme stabilitiet in epitheelcellen die onderhevig zijn aan spanning en schuifkrachten. Ze zijn zo karakteristiek dat het opsporen van desmosomen in kwaadaardige tumoren een indicatie is voor epithelia in tegenstelling van lymfoïde of steuncelherkomst. verschillen interactie

filamenten

Desmosomen Gaat in interactie met een aangrenzend desmosoom op een andere cel cytokeratinefilamenten eindigen meestal in het hemidesoom

hemidesomen Gaat in interactie met de extracellulaire matrix

Cytokeratinefilamenten gaan doorheen het hemidesoom

Verschillen functie

Gap junctions Ze zorgen voor selectieve diffusie van moleculen tussen elkaar grenzende cellen en vermakkelijken celcelcommunicatie Tight junctions zijn ook intermediaire filamenten. De structuur en functie van kinocilia,stereocilia en microvili Microvilli zijn vingervormig, ze werken mee met het absorptieproces.

Een bundel van actinefilamenten behoudt de microvilli, het vormt ook de kern en is verankerd in de actinecortex. De actine bundel is verbonden met het laterale oppervlak door spiraalvormige

myosinemoleculen. Ze binden aan de ene kant met actine en aan de andere kant met het celmembraan. Aan de basis van de microvilli wordt de actinebundel gestabiliseerd door bindingen met het terminaal web.

Stereocilia zijn extreem lange microvilli, en hebben ondanks hun naam niets te maken met cilia. Ze worden aan getroffen in epitheel cellen in de bijbal. Ze vormen de sensoren van het slakkenhuis in de oor.

Microvilli/ borstelzoom functie Werken in het absorptieproces oppervlakte vergroting Cilia? Echte cilia bouwsteen Actine Zijn verankerd in het terminale web

Stereocilia Kinocilia Sensoren in het Cemmobilitiet slakkenhuis transport beweging beweging Geen echte cilia Grote cilia actine Een gespecialiseerde verlenging van het cytoskelet met een georganiseerde kern van microtubuli bundels

ommotile cila syndrome of Kartgener Dit syndroom wordt veroorzaakt door een genetisch defect in de genen die coderen voor ciliaiere eiwitten. Deze defecten kunne leiden tot ongecoördineerde en gebrekkige bewegingen van cilia bij trilhaarepithelen. Gevolgen hier van zijn: -

Tijdens de embryogenese kunnen de cellagen niet goed geplaatst worden waardoor organen hun anatomische positie niet kunnen innemen. De ontwikkeling van luchtsinussen zijn afhankelijk van de cilia werking, ook hier kan een afwijking komen. De muscus wordt niet op een normale manier uit de longen gehaald waardoor er infecties kunnen ontstaan. Een gevolg hiervan kan zijn dat, de luchtwerken zich gaan uitzetten waardoor er meer infecties kunnen ontstaan en een vroegtijdige door kunnen veroorzaken.

Keratinocyten (basale laag v d opperhuid) -

Adherens verbindingen; onderliggende cellen blijven gehecht aan elkaar Intermediairfilamenten netwerk; differentieerde cellen gaan bewegen en worden bij elkaar gehouden door desmosomen. Dermo-epidermale overgangen: cellen hangen vast door desmosomen Deze cellen behoren tot echt immuunsysteem. Beschermen tegen UV licht. Ze hebben uitlopers ma de cellen van Langerhans maken geen verbinding nog contacten met desmosomen of gap junctions.

Deelinstructie 2 : Dek- en klierepithelen

Epithelen worden meestal ingedeeld in 2 hoofdgroepen: dek epithelen en klier epithelen. Dit deel van de studieopdracht gaat dieper in op de classificatie van de dek epithelen. Klierepitheel bestaat uit cellen die gespecialiseerd zijn in de productie van een secreet. De klieren kunnen onderscheiden worden op basis van hun opbouw. De kliercellen kunnen onderscheiden worden op basis van het aangemaakte secreet en naar wijze waarop ze hun secreet uitscheiden. Epitheelcellen/dek epithelen -

Overgangsepitheel Klier epithelen

Eenlagig plaveisel epitheel Afgeplatte nucleus

Kubische epitheel Een centraal liggende kubus

Cilindrisch epitheel Lagen van celkernen

Waar moet je op letten om op een willekeurige doorsnede van het weefsel toch het dekepitheel correct te typeren? Wanneer je in een bocht van een weefsel snijdt kan je een verkeert beeld krijgen. Als wil gaan na kijken of het wel meerlagig is, kan je naar de basale laag kijken of alle cellen deze laag raken. Waarin verschilt het meerrijig epitheel van het overgangsepitheel? Het overgangsepitheel bestaat uit kubische epithelen en plaveisel epitheel. We kunnen het terug vinden in het urinair systeem vinden. Meerrijig bestaat uit 1 soort epitheel. Verschil tussen verhoornd en niet verhoorn epitheel? Bij verhoornd epitheel vinden we doden cellen terug op het oppervlak. Deze cellen hebben geen kern meer. Verhoorend epitheel hebben keratine platen op de oppervlakte liggen, ze beschermen het onderliggende weefsel. Cytokeratine filamenten kan je biij meerlagig plaveisel terug vinden bv. De huid stratum granulosum. Waarom hebben cellen van meerlagig epitheel weinig rER ma wel veel vrije ribosomen of polysomen? Ze moeten niets maken en verpakken (rER en Golgi apparaat), ze doen dus heel weinig aan secretie. Waarom liggen melanine granula aan de zonkant van de cel? De kant waar licht invalt, daar gaat de cel liggen en melanine druppels. Zo wordt de kern beschermt tegen zonlicht. Waarom is het af geraden zonder gewenning in de zon te gaan liggen? De eerste zonnen stralen zijn schadelijker omdat er maar een kleine concentratie is van melanine, wanneer er meer zon op de cellen is gekomen wordt er meer melanine aan gemaakt. Het meerlagig verhoornend plaveisel epitheel. het meerlagig verhoornend plaveisel verschilt van meerlagig plaveilis vanwege de verhoornende laag. Deze laag bestaat uit dode cellen. Welke epitheelcellen zullen de hoogste concentratie van cytokeratine filamenten bezitten en waarom?

De epitheelcellen in de darmen, ovaria. Hier hebben we microvilli nodig voor oppervlakte vergroting en cilia voor het voortbewegen van cellen.

Organen en hun epithelen orgaan Trachea Dunne darm Eileider Ureter Galblaas Slokdarm Huid

epitheel Pseudomeerlagig epitheel Eenlagig cilindrische epitheel met veel microvilli Eenlagig cilindrisch epitheel Meerlagig epitheel Niet uitgerokken kubus eenlagig cilindrisch epitheel Meerlagigi niet verhorend plaveisel Meerlagig plaveisel epitheel

functie transportslijm Voor oppervlakte vergroting Transport eicellen Voor het uitrekken van de blaas of urine leider Absorptie Peristaltiek Bescherming en mechanische stress

Verschil tussen exocriene en endocriene secretie Exocriene klieren scheiden een secreet uit in de buiten omgeving. Endocriene klieren scheiden een secreet uit in het lichaam en hebben geen afvoergang.

Merocriene, apocriene en holocriene secreten zijn allemaal vormen van exocriene secretie. Bij merocriene secretie wordt het secreet uitgescheiden in het lumen van de cel( speeksel, traanvocht). Bij apocriene secretie wordt het secreet eerst verpakt voor aleer het uitgescheiden wordt

(zweetklieren, melkklieren). Holocriene secretie is de laatste vorm van exocriene secretie, hier wordt het secreet met de hele cel afgeworpen, (talgklier) Een overzicht van de belangrijkste typen Zweetklier Sereuse

Talgklieren Muceus

Traanklieren

exocrien

Exocrien

exocrien

Acini: framboosachtige structuur dat het uiteinde is van een exocriene klier. Basolaterlae plooien zijn diepe plooien in het basolaterale lamina.

Speekselklier Muceuze en sereuse exocrien

Functionele morfologie Histologie Zelfstudieopdracht 2: bindweefsel Naargelang de functies komen verschillende soorten bindweefsels voor. Vezelige bindweefsels vinden we o.a. in de kapsels rond en in de trabekels van de organen. Steunweefsel zoals vetweefsel, kraakbeen en botweefsel worden apart benoemd. Vetweefsel is zeer belangrijk als energie- opslag en isolator. Botweefsel vormt het hoofdbestanddeel van het skelet; het verleent steun aan weke delen en beschermt belangrijke organen( bv. Schedel en borstkas). Botweefsel herbergt het beenmerg en is een belangrijke opslagplaats voor calcium, fosfaat en andere ionen. Het is een dynamisch weefsel, dat gedurende het hele leven wordt afgebroken en opgebouwd onder invloed van hormonale en fysische factoren. Bij de volwassenen kan de ombouw van het botweefsel toenemen ten opzichte van het basale niveau (botbreuk). Deelinstructie 1: extracellulaire matrix en steuncellen De 2 grootte onderdelen van de extracellulaire matrix zijn glycosaminoglycanen en fibrillaire eiwitten, en structurele glycanen . Glycosaminoglycanen zijn grote polysachariden die druk van de cel inhoud geven op de wand en diffusie van vloeistoffen tot stand brengen door de extracellulaire matrix. Ze zijn negatief geladen en houden positieve ionen vast en water. Veel van deze proteïnen zijn de voorlopers van proteoglycanen. Lange suikereiwitter met veel suiker er weinig eiwit. Ze kunnen de porie grootte regelen. Fibrillaire eiwitten bestaan uit 4 componenten; collageen, fibrilline, elastine en fibrinine. Ze zorgen voor de rekbaarheid van de matrix. Collageen wordt gemaakt door fibroblasten en wordt nog verder verdeeld. Collageen vezels kunnen tegen touw stress in weefsels. Hun oriëntatie en cross-linking hangt af van de omgeving. Collageen vezels kunnen nog verder onderverdeeld worden in fibrilaire collagenen, basaal membraan collagenen, korte keten collagenen, facit collageen. p56 Reticulaire vezels zijn type 3 collageen, ze zijn los ineen verstrikt geraakt en ondersteunen verschillende weefsels. Type 4 gaat ook mee in de warboel. Type 8 vormt een hexagonaal rooster en type 7 vormt de verbindingsfibrilen van het onderste membraan. Deelinstructie 2:

Een fibrillaire collageen wordt gevormd door 3 polypeptide ketens, die initieel gesecreerd zijn met amino en carboxy uiteinden. De uiteinden zorgen er voor dat er geen collageen in de cel wordt gevormd. Na het afsplijten van de uiteinden kunnen de filamenten mooi lange lineaire verzameling vormen. De initiële filamenten vormen een vezel en de vezels vormen samen een bundel. Er zijn verschillende soorten collageen. Vezelcollageen kan tegen touw stress in weefsels. Type 3 van collageen zijn dunne fibrillen die een losse warboel vormen. Morfologie

Voorkomen

Type 1 Breed Band vormig Collageen vezel

2 Smal Band vormig Collageen vezel

3 reticuline Small bandvormig Collageen vezel

4 Bladachtige lagen

7 Dunne vezels

Huid (litteken) Lederhuid Pees Bot ….

Hyaline and elastine kraakbeen

Bloedvaten parenchymen organen bot

Lens Extern lamina Basale membraan

Basale membraan voor verankering

Elastine vezels worden gemaakt door de interactie van elastine en fibrilline. Fibrilline microfibrillen scheiden elastine uit zodat het tussen de microfibrillen zit en elastische vezels kan vormen. Samen organiseren veel elastische vezels een kern. Elastine in een hydrofobisch eiwit dat zeer belangrijk is voor de synthese van elastine vezels. Deelinstructie 3 Door welke cellen worden de componenten van de basale membraan gesynthetiseerd? -

Collageen entactine Laminine

-

Fibronectine Herparinesulfaat

De eerste 3 en de laatse worden gemaakt door parenchymcellen. Basale laag Door een EM zien we deze delen -

Lamina dense Lamina lucida Fiboreticulaire lamina (fig 4.12 p60)

Basale membranen zijn gespecialiseerde vlakken die uit een extracellulaire matrix en glycoaminoglycanen (GAG’s). ze dienen voor een afscheiding tussen parenchymcellen en steunweefsel. Ze vormen ook een afschermend membraan voor het zenuwstelsel. Het basaal membraan bestaat uit 5 componenten; lamina type IV collageen,heparinesulfaat,entactine en firbronectine. Alle componenten buiten fibronectine worden geproduceerd door parenchymcellen. Daarnaast hebben we ook minder gekarakteriseerde eiwit- en GAG componenten. De algemenen structuur van het basaal membraan is goed gekarakteriseerd. Geef de belangrijkste functies van de basale membranen Het lamina basalis het lamina dens. Dit lamina is een onderdeel van het basale membraan. Het basale membraan heeft 3 functie: -

-

Het vormt een adhesie laag tussen de extracellulaire matrix en parenchymcellen. De cellen hebben een adhesiemechanisme voor verankering van het basale membraan. Het basale membraan is verstevigd door collageen en de extracellulaire matrix is verstevigd door steuncellen. Zo een tussen laag heet extern lamina bij niet epitheel cellen. Het basale membraan werkt ook als een permeabel membraan. De poriegrootte hangt af van de lading en de ruimtelijke ordening van de GAG’s. Regulatie van de celregulatie en differentiatie.

Benoem de soorten bindingen die de adhesie van cellen aan de extracellulaire matrix mogelijk maken

fig 4.12

Lamina densa -

fibrilline micro-filamenten

Hemidesmosomen Adhesieplaten/ focal densities Lamininereceptoren Non-integrine glycoproteïnen

Deelinstructie 4 Bindweefsel ontstaat uit een embryonaal weefsel, het mesenchym, dat opgebouwd is uit spoelvormige of stervormige cellen. Het mesenchym dat grotendeels afkomstig is van het middenste kiemblad, het mesoderm, verspreidt zich doorheen het embryo. Het vormt de basis voor het stroma van de organen. Het begeleidt bloedvaten en zenuwen. Mesenchymcellen kunnen differentiëren tot de volgende soorten steuncellen:: fibroblasten, lipoblasten, chondroblasten en osteoblasten. Welke soorten fibrocollageneus steunweefsel kunt U beschrijven? -

Losmazig steunweefsel: de collageenvezels zijn dun en verspreid en ongerankschikt Dens steunweefsel: de collageenvezels zijn dikker en gerangschikt in 1 richting....


Similar Free PDFs