Screencasts marktvormen PDF

Title Screencasts marktvormen
Course Inleiding tot de economie
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 7
File Size 375 KB
File Type PDF
Total Downloads 41
Total Views 147

Summary

Uitgeschreven screencast over marktvormen (een korte samenvatting over de verschillende marktvormen)...


Description

Volmaakte mededinging: definitie = een type marktvorm Synoniemen: perfecte concurrentie, perfecte markt, volkomen concurrentie

Definitie Waaraan moet een markt voldaan zijn om te kunnen spreken van een volmaakte mededinging? 2 voorwaarden: 1. Prijsnemerschap (consumenten en producenten moeten prijsnemers zijn) = deelnemers aan de markt kunnen de marktprijs niet beïnvloeden. 2. Vrije toe- en uittreding = aanbieders kunnen vrij en gemakkelijk de markt betreden of verlaten. Vb 1. de markt voor wasknijpers Vb 2. Frituurmarkt: goed voorbeeld vs autodealer: niet goed voorbeeld voor volmaakte mededinging

1. Prijsnemerschap Frituur: wordt niet onderhandeld voor prijs, jij als consument bent prijsnemer. Friturist heeft ook niet veel invloed op prijs (in elke frituur quasi dezelfde prijzen) Autodealer: Als consument kan je handelen over de prijs. Bij frituur is dit ondenkbaar. Producent is ook geen prijsnemer: auto’s worden vaak aan verschillende prijzen verkocht. Indicatoren van prijsnemerschap (factoren die ervoor zorgen dat producenten effectief prijsnemers zijn of niet) 1. Marktatomisme = hoeveel ondernemingen zijn er op de markt en hoe groot zijn ze relatief gezien  als hoog niveau (veel vragers en veel aanbieders)  veel prijsnemers (zowel consument als producent) 2. Mate van homogeniteit van het product (bv frietjes zijn allemaal vrij homogeen, auto’s veel minder)  gelijklopende prijzen bij homogene producten (als frituur A duurder is als frituur B  frituur A gaan we niet meer! Dit is niet zo bij auto’s daar kan de prijs zeer verschillend zijn) 3. Mate van beschikbare prijsinformatie voor de kopers: hoe makkelijker consumenten prijzen kunnen vergelijken, hoe minder kans dat verkopers hebben om die prijs te beïnvloeden (prijs van bv graan of frietjes is erg transparant (kan je makkelijk vergelijken))

2. Vrije toe- en uittreding  Als markt winstgevend is kan producent markt bettreden even gemakkelijk als het uittreden bij verlies Toch niet zo makkelijk om markt te betreden! (als makkelijk  meer richting volmaakte mededinging) 1. Technologische belemmering: auto’s zijn een pak moeilijker om te maken en een markt over op te starten dan een frituur (heb je enkel pand nodig en enkele machines) 2. Wettelijke belemmering: bv overheid laat maar bepaald aantal apothekers toe per aantal inwoners.

Volmaakte mededinging: opbrengstenzijde  Onderneming binnen een markt van volmaakte mededinging heeft geen controle over haar prijs: de prijs wordt bepaald door de markt.

Cruciaal bij een volmaakte mededinging : Marktprijs = marginale opbrengst (MO) MO is constant en onafhankelijk van het productieniveau, GO is hier ook constant Bij een perfect competitieve onderneming die haar winst maximaliseert is MO = MK = GO = marktprijs Winstmaximalisatie bij volmaakte mededinging = productiehoeveelheid kiezen (want de marktprijs = MO ligt vast) (hoeveel graan moet ik produceren om mijn winst te maximaliseren?)

Volmaakte mededinging: kostenzijde We hebben voor kosten : Totale kosten (TK): betreft alle kosten die gepaard gaan met de productie van ons product Gemiddelde kosten (GK): hoeveel kost gemiddeld gezien de productie van 1 eenheid van ons product (GK= TK/q, met q = aantal geproduceerde eenheden) Marginale kosten (MK): Hoeveel kost het om een bijkomende eenheid van een product te produceren

GK = TK/q = 3000/2 ton = 1500 MK = 3000 – 2000 = 1000 Paarse lijn weergeeft evolutie van de marginale kost, naarmate het productieniveau stijgt. Als marginale waarde onder de gemiddelde waarde ligt, dan is de gemiddelde waarde dalend Toenemende schaalopbrengsten = Als input met bepaald percentage stijgt en de bijhorende productiestijging groter is  Gemiddelde kosten dalen, naarmate de productie stijgt. (bv 1 ton graan 2000  2 ton graan 3000 productiekosten, input stijgt met 50 procent t.o.v. output die stijgt van 1 ton naar 2 ton (stijging van 100 procent)) Constante schaalopbrengsten = output en input stijgen met hetzelfde percentage  constante gemiddelde kost naarmate de productie stijgt. Afnemende schaalopbrengsten = Input stijgt, output niet of minder dan input. Kan bijvoorbeeld dat machines te snel slijten voor grote hoeveelheid en teveel onderhoudskosten vragen.  Stijgende GK, naarmate productie stijgt. Typisch verloop bij productieproces volmaakte mededinging:

De kostenstructuren van een onderneming hebben een typisch U-vormig verloop. Maar eenvoudige vormen zijn zeker ook mogelijk.

Volmaakte mededinging: Winstmaximalisatie Om te bepalen hoeveel we moeten produceren: Marginale regel  MO = MK Bepalen hoe groot winst: TO – TK

Zolang marginale opbrengst groter is als marginale kost, is het winstgevend om te produceren. In de grafiek zien we twee bolletjes waar MK = MO, tussen die bolletjes een hoeveelheid kiezen is dus oke, maar: tweede bolletje is winstmaximum punt  zet die naar x-as: dat is je winst maximaliserende hoeveelheid (Q*). Erna geen winst meer (MK hoger dan MO).

Rechthoek = maximale winst Het winstmaximaliserende punt ligt steeds op het stijgende gedeelte van de MK-curve (enkel het deel dat boven Gemiddelde Kostencurve ligt). Evenwicht van de industrie bij volmaakte mededinging

Marktaanbod stijgt (aanbodscurve naar rechts  meer aanbod): GO/MO verlaagt tot markt niet meer winstgevend is: we bevinden ons dan op het groene punt, waar GK = MK en gelijk is aan het minimum van de GK. Dit is het lange termijn- evenwicht. Vandaar dat dit de prijs wordt op lange termijn. Dit is met andere woorden het evenwicht van de industrie. Evenwicht op lange termijn: GO=MO=Marktpijs=MK=GK

Monopolie: definitie en winstmaximum 1 aanbieder met homogeen product: producent heeft een machtspositie en is een prijszetter (geen prijsnemer). Ontvangsten- en kostenzijde Geen aanbodcurve bij een monopolie. De monopolist ‘kiest’ als het ware een prijs. Totale marktvraag = individuele vraag (alle vragers moeten bij monopolist terecht) Marktvraag = individuele vraag = GO

Bij volmaakte mededinging : MO = GO, bij monopolie is dit NIET zo (zie boven) MO-curve ligt onder GO- curve bij een monopolie. Kostenstructuren zijn vergelijkbaar (MK,GK)

Regel voor winstmaximalisatie: ‘Marginale kost = marginale opbrengst’ geldt zowel bij volmaakte mededinging als bij monopolie.

Winst is het groene vak (Q is winsthoeveelheid met overeenkomende evenwichtsprijs) Lengte van rechthoek is GO-GK. Bij monopolie geen vrije toetreding.

Monopolie: prijsdiscriminatie Kan machtspositie nog meer vergroten door prijsdiscriminatie De vraagfunctie = alle betalingsbereidheden = MBB-functie = GO

Prijs die zal worden aangerekend is 120. Winst is vanaf 120 naar onder tot GK curve. (rechthoek maken) Consumentensurplus is driehoek daarboven (boven rechthoek – vanaf 120 naar boven waar vraagcurve prijs snijdt) Als monopolist elke MBB kent van iedereen, dan is MO = vraagfunctie = MBBfunctie (rekent voor elke consument een andere prijs aan)  consumentensurplus is er niet meer en wordt nu de bijkomende winst van de monopolist.

Prijs moet wel nog steeds hoger liggen dan MK. Prijsdiscriminatie = Er wordt geen uniforme prijs aangerekend, maar er wordt bij de prijszetting rekening gehouden met de verschillen in betalingsbereidheid van verschillende consumenten, of groepen van consumenten. 3 soorten: 1. Perfecte prijsdiscriminatie = De monopolist kent van elk van de consumenten zijn reservatieprijs (MBB) en rekent elke consument apart deze prijs aan. Zo is consumentensurplus = 0 en is monopolist zijn winst het maximum. 2. Marktsegmentering Consumenten opdelen in 2 groepen waarvan betalingsbereidheid duidelijk anders verloopt (ene groep prijselastische vraag en andere meer prijsinelastisch). Bv. Studenten bij kinepolis vs werkende mensen (studenten haken sneller af bij hoge prijs). Winst zal hoger zijn met verschillende prijzen dan dat monopolist uniforme prijs zal aanrekenen. Bv 2: Autoverkoper die zijn prijs zal aanpassen naargelang welke consument hij voor zich heeft (rijke CEO of bediende) 3. Zelfselectie Zelfde principe: verschillende groepen betalen andere prijs voor zelfde product. Verschil is hier dat je zelf kiest of je meer of minder betaald voor het product. Hoe werkt dit? Als je ervoor kiest om het product aan een lage prijs te kopen, moet je er een bepaalde drempel bijnemen. Als je ervoor kiest deze drempel niet te willen nemen, betaal je de hogere prijs. Bv: weekendje boeken met partner. In het verlengd paasweekend is het tweemaal zo duur, sommigen zullen deze drempel nemen, sommigen niet. Consumenten kiezen hier volledig zelf voor of ze dit doen of niet. Valt niet te controleren zoals bij marktsegmentatie: studentenkaart of niet/oud of niet....


Similar Free PDFs