Stijlboek Moretus PPP + bronvermelding PDF

Title Stijlboek Moretus PPP + bronvermelding
Course Powerpoint
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 26
File Size 496.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 87
Total Views 128

Summary

concrete richtlijn ppt maken...


Description

Stijlboek Moretus Inhoudstafel Inleiding

3

1 Algemene richtlijnen voor schriftelijke communicatie

4

1.1 Bladspiegel

4

1.2 Regelafstand en lettertype

4

1.3 Titels

4

1.4 Extra witruimte

4

1.5 Paginanummer

5

1.6 Voet- en eindnoten

5

1.7 Tabellen, grafieken en illustraties

5

1.8 Woorden en tekstdelen accentueren

5

1.9 Opsomming

6

1.10 Spaties

6

2 Normen voor brieven

7

2.1 Papierformaat en bladspiegel

7

2.2 Regelafstand

7

2.3 Adresruimte

7

2.4 Onderwerp

8

2.5 Aanspreking

8

2.6 Slotformule

8

2.7 Handtekening

9

2.8 Bijlagen en kopieën

9

2.9 Voorbeeldbrief

10

3 Normen voor e-mails 11

4 De PowerPointpresentatie

13

4.1 Duur

13

4.2 Lay-out

13

4.3 Taal

13

4.4 Structuur en inhoud 13 4.5 Opbouw en animatie

14

1

5 Het werkstuk, de paper of de GP

15

5.1 Titelblad

15

5.2 Voorwoord

15

5.3 Inhoudsopgave

15

5.4 Inleiding

16

5.5 Kern

16

5.5.1 Hoofdstukken

16

5.5.2 Citeren en parafraseren

17

5.5.3 Voetnoten

18

5.6 Slot

18

5.7 Bibliografie

18

5.8 Bijlagen

18

5.9 Illustraties, tabellen, grafieken

18

6 De bibliografie

19

6.1 Algemene richtlijnen

19

6.2 Richtlijnen volgens de aard van de bron

19

6.2.1 Geschreven bronnen

19

6.2.2 Mondelinge bronnen

21

6.2.3 Audiovisuele en elektronische bronnen

22

Bronnenlijst

24

Bijlage 1: Spaties bij aparte tekens

24

2

Inleiding Beste Moretusleerling Beste Moretusmedewerker Je hebt nu de eerste versie van het Stijlboek Moretus in handen. Dit is vanaf nu jouw handleiding bij elke vorm van schriftelijke communicatie, die je binnen onze school voert. Je vindt in dit boek alle afspraken en richtlijnen rond tekstverwerking, zakelijke brieven en e-mails, PowerPointpresentaties, werkstukken, bibliografieën, … die in onze school gelden. Bij de samenstelling baseerde de werkgroep Taalbeleid zich in de eerste plaats op de BIN-normen. Daarnaast hebben we sommige onderdelen verder aangevuld met informatie uit gangbare schoolboeken en naslagwerken. Wij wensen je veel plezier met dit stijlboek. De werkgroep Taalbeleid

3

1 Algemene richtlijnen voor schriftelijke communicatie 1.1 Bladspiegel 

Maak uitsluitend gebruik van papierformaat A4.



De linkermarge maak je bij voorkeur 20 mm tot 25 mm breed.



In een vrij omvangrijk document dat je recto/verso afdrukt, laat je elk nieuw hoofdstuk bij voorkeur op de voorzijde (rectozijde) van een blad beginnen.



Wissel zo weinig mogelijk van lettertype, omdat dat de leesbaarheid van de tekst vermindert.



Zwevende regels onderaan of bovenaan op een pagina moet je vermijden. Dat geldt ook voor losse titels onderaan op een pagina.

1.2. Regelafstand en lettertype 

Gebruik bij voorkeur de enkele regelafstand, die in het tekstverwerkingsprogramma standaard is ingesteld.



Bij huistaken of andere opdrachten kan je de anderhalve regelafstand toepassen, om zo ruimte te creëren voor aantekeningen tussen de regels.



In onze school gebruikt men Trebuchet 11 als lettertype.

1.3 Titels Titels kun je accentueren door:



Er een kader omheen te plaatsen.



Een groter lettertype te gebruiken, bijvoorbeeld door per titelniveau de lettergrootte met twee punten te vergroten.



Een andere letterweergave te kiezen, bijvoorbeeld vet of cursief.

Vermijd combinaties zoals vet en cursief of cursief en onderstreept. 1.4 Extra witruimte Binnen een tekst gebruik je dezelfde witruimte als tussen gelijksoortige tekstfragmenten. De witruimte boven een titel is minstens gelijk aan de witruimte eronder.



Je last een beperkte witruimte in: o

na een titel;

o

tussen twee opeenvolgende titels;

o

tussen alinea’s of andere tekstdelen;

o

boven en onder aanduidingen als opmerking, voorbeeld, NB.;

4

o



voor en na een opsomming, een aanhaling, een kader of een illustratie.

Je last een grotere witruimte in: o

na een omkaderde titel;

o

tussen de tekst en de streep die dient als scheiding tussen tekst en voetnoten;

o

tussen een tekstdeel en de daaropvolgende (onder)titel.

1.5 Paginanummer Plaats het paginanummer bij voorkeur aan de buitenkant van de pagina. Dat wil zeggen rechts als je het papier aan de voorzijde bedrukt en beurtelings rechts en links als je tweezijdig afdrukt. In dat geval heeft de voorzijde steeds een oneven paginanummer. Het paginanummer kan ook in de kopof voettekst staan. Voor de kop- of voettekst gebruik je een kleiner lettertype. 1.6 Voet- en eindnoten 

Ze worden onderaan de pagina geplaatst.



Ze worden van de tekst gescheiden door een witruimte van twee regels, gevolgd door een ononderbroken lijn van 3 à 5 cm.



Als verwijzingsteken gebruik je een getal in Arabische cijfers, zo mogelijk superscript. Je gebruikt dat verwijzingsteken zonder haakjes of met één of twee haakjes.

1.7 Tabellen, grafieken en illustraties 

In tabellen, grafieken en illustraties gebruik je zo weinig mogelijk hoofdletters en in principe geen leestekens.



Bij brede tabellen met lange kolommen kun je met een vaste regelmaat een witregel invoegen om de leesbaarheid te vergroten.



Als je tekst in kolommen verdeelt, hebben alle kolommen bij voorkeur dezelfde breedte.



Je plaatst tabellen, grafieken en illustraties niet midden in de tekst, maar tussen de verschillende tekstdelen (vb. alinea’s).



Je voorziet bij grafieken, tabellen en illustraties commentaar wanneer het verband met de tekst niet voor zich spreekt.

1.8 Woorden en tekstdelen accentueren 

Vet typen, cursiveren of onderstrepen: afsluitende leestekens accentueer je niet, tenzij je een volledige zin accentueert.



Tekstdelen met inspringing of centrering scheid je telkens door een witregel van de andere tekstdelen.



Een aanhaling die in een tekst voorkomt, plaats je tussen enkele aanhalingstekens. Als je een andere onderscheidingsmethode gebruikt, plaats je geen aanhalingstekens.

5



Om alinea’s zonder titel te nummeren, zet je een spatie tussen de cijferindeling en de eerste zin van de alinea en lijn je de tekst verder links uit. Je kunt ook de hele alinea laten inspringen.

1.9 Opsomming 

Als de delen van de opsomming vrij kort zijn, hoef je ze niet door een witregel te scheiden. Langere tekstdelen in een puntsgewijze opsomming scheid je door een witregel van elkaar.



Gebruik een cijfer- of letteraanduiding als de volgorde of het onderlinge verband tussen de verschillende delen van de opsomming van belang is of als je in de tekst naar een onderdeel van de opsomming verwijst.

1.10 Spaties 

Bij aparte tekens: zie bijlage 1



Bij combinatie van tekens: Als twee tekens op elkaar volgen, hebben de spatiëringsregels van openende haakjes en aanhalingstekens steeds voorrang. Voorbeelden Albert Einstein ▲ (°1879-†1955) De student antwoordde:▲ ‘§ 3 bevat de kern van het antwoord.’ Bij andere combinaties pas je de spatiëringsregels van het tweede teken toe.

Voorbeeld Ze zei:▲ “Wees’in’,▲ ga uit.”

6

2 Normen voor brieven 2.1 Papierformaat en bladspiegel Maak uitsluitend gebruik van het papierformaat A4. Dit zijn de marges: Marge

minimum

bij voorkeur

linkermarge

20 mm

33 mm

rechtermarge

10 mm

20 mm

bovenmarge

13 mm

20 mm

ondermarge

5 mm

20 mm

Alle tekst begint tegen de linkerkantlijn. Je mag de tekst links uitlijnen of volledig uitlijnen.

2.2 Regelafstand 

Je gebruikt altijd de enkele regelafstand



In teksten met schrifttekens boven of onder de basislijn mag je een grotere regelafstand gebruiken.



Je mag ook een grotere regelafstand gebruiken als je vooraf weet dat de lezer aantekeningen tussen de regels zal maken.

2.3 Adresruimte 

Voor het adres zijn standaard zeven regels beschikbaar. Tussen de adresregels komt geen witruimte. Adresregels bevatten geen komma’s of andere leestekens.



Volgorde van de adresregels: Specifieke vermelding Geadresseerde Functie en/of afdeling Firma of organisatie Straat en nummer of postnummer Postcode en gemeente

Voorbeeld: NMBS t.a.v. K. Pieters Hoofd afdeling klantenservice Stationsstraat 1 1000 BRUSSEL België

Land

7



Het adres schrijf je zoveel mogelijk in de officiële taal van de gemeente van de geadresseerde.



Specifieke vermeldingen in verband met de afhandeling van de post komen op de eerste regel en beginnen met een hoofdletter.



De persoon die je aanschrijft begint met een hoofdletter, dan komt de voornaam (eventueel de initialen) . Indien nodig schrijf je de achternaam in hoofdletters om hem te onderscheiden van de voornaam.

Voorbeelden Prof. dr. Guido Janssens De heer ir. A. Geboers Mevrouw Dominique FRANS



De functie en/of de afdeling van de geadresseerde begint met een hoofdletter en staat in de officiële taal van de woonplaats van de geadresseerde. Voorbeelden Hoofd Kwaliteitscontrole Secretaris-generaal Afdeling Welzijnszorg



Je gebruikt steeds de officiële naam van een firma of organisatie.

Voorbeelden Firma Van Hout Elektro Groothandel Van de Putte & Zoon 2.4 Onderwerp 

Het onderwerp van een brief mag je benadrukken: cursief, vet of onderstreept.



Je gebruikt geen ander lettertype of andere lettergrootte. De woorden ‘onderwerp‘ of ‘betreft‘ gebruik je niet.



Na het onderwerp gebruik je een witregel van twee regels.

2.5 Aanspreking De aanspreking komt onder het onderwerp en begint met een hoofdletter. Na de aanspreking plaats je geen leesteken. Je scheidt de aanspreking van de eigenlijke brief door een witregel. 2.6 Slotformule De slotformule scheid je door een witruimte van een regel van het briefgesprek. Na de slotformule plaats je geen leesteken.

8

De slotformule mag nooit alleen op een vervolgpagina staan.

2.7 Handtekening 

Na de slotformule volgen voldoende witregels (bijvoorbeeld zes) voor de handtekening(en).



Als meer personen tekenen, staat de belangrijkste handtekening rechts.



Onder de ruimte voor de handtekening herhaal je de voornaam (bij voorkeur voluit) en de achternaam van de persoon die tekent.



Onder de naam vermeld je eventueel de functie. De functiebenaming begint met een hoofdletter.

Voorbeelden Mevrouw Geert FRANS Afdelingshoofd De heer Chris Peeters Adviseur De heer Jan Coenen Directeur personeelsdienst

2.8 Bijlagen en kopieën 

De bijlagen vermeld je ofwel na een witruimte van twee regels links onder de naam, ofwel rechts naast de naam van de ondertekenaar(s). Je typt Bijlage of Bijlagen, gevolgd door een dubbelpunt en het aantal bijlagen en/of de titels van de bijlagen.



Op de bijlage zelf plaats je het woord Bijlage bij voorkeur links bovenaan, eventueel gevolgd door een nummer en een duidelijke titel.



Als je een kopie stuurt naar derden, volg je dezelfde werkwijze als bij de bijlagen. Achter Kopie vermeld je de namen van de personen naar wie je de kopie stuurt.

9

2.9 Voorbeeldbrief

Thijs Vermeersch 28 april 2005 Kleine Duivelsstraat 37 2960 BRECHT Tel. 03 313 21 38 ► ► ► ► ► ► Dhr. Van Hooren Sales & Services OMRON Electronics NV/SA Stationsstraat 24 1702 GROOT-BIJGAARDEN ► ► Aanvraag bedrijfsbezoek ► ► Geachte heer ► In het kader van de lessen Nederlands en natuurwetenschappen wil onze klas graag een educatieve klasexcursie organiseren naar uw bedrijf. ► In de lessen natuurwetenschappen kregen we theoretische achtergrond over verschillende krachten en maakten we kennis met instrumenten om deze krachten te meten. Graag hadden we door een bezoek aan uw bedrijf deze toepassingen in de praktijk aan het werk gezien. ► Is het mogelijk in uw bedrijf eerst een algemene rondleiding te krijgen en daarna concreet stil te staan bij enkele concrete toepassingen? Het zou ook een meerwaarde bieden mocht een van uw werknemers hierbij randinformatie geven. ► Alvast bedankt om onze vraag in overweging te nemen. We hopen binnenkort een antwoord van u te ontvangen. ►

Hoogachtend ► ► ► ► ► ► Thijs Vermeersch

10

3 Normen voor e-mails Gebruik je e-mail als zakelijk communicatiemiddel, bijvoorbeeld om informatie te vragen aan iemand die je niet kent, dan schrijf je je bericht alsof het een zakelijke brief was.



De adressering komt in het dialoogvenster. ‘CC’ betekent ‘zichtbare’ kopie. ‘BCC’ betekent een onzichtbare kopie. De andere correspondenten weten niet dat deze ontvanger het bericht ook krijgt.



Het onderwerp (met hoofdletter, zonder leesteken) komt in het dialoogvenster.



De aanspreking (met hoofdletter, zonderleesteken) komt in het berichtvenster. Voorbeeld Geachte mewrouw Geachte heer



De inhoud wordt op dezelfde manier ingedeeld als een zakelijke brief. Tussen de aanspreking en het eigenlijke bericht komt één witregel.



Tussen de opening, het middenstuk en de afsluiting komt telkens een witregel.



Na één witregel volgt de slotformule (met hoofdletter en zonder leesteken)

Voorbeeld

Met vriendelijke groet (M.v.g.) Liever niet: Hoogachtend



De handtekening of afzendergegevens worden onderaan het bericht geplaatst. Deze zijn zo volledig mogelijk. Voorbeeld Jan Peters Voorzitter leerlingenraad SJB

11

Stationsstraat 28 2400 Mol Tel. 014 32 11 80 www.sjbmol.be



Enkele tips om goed te communiceren per e-mail: o

Stem stijl en toon af op de lezer.

o

Neem de tijd om de spelling en de tekstafwerking te controleren.

o

Maak gebruik van alle mogelijkheden van een e-mailprogramma: - het oorspronkelijk bericht bijvoegen in je antwoord; - een kopie meesturen; - de prioriteit of belangrijkheid van je mail invullen; - de gewenste actie vermelden; - een leesbevestiging vragen; - een automatische ‘out of office’-reply sturen als je langere tijd afwezig bent en je mail niet kunt controleren; - een bijlage bijvoegen (liever niet groter dan 1 MB).

Voorbeeld: Van: [email protected] Aan: [email protected] Cc: Bijlage: prijsofferte.doc Onderwerp: prijsofferte bouwmaterialen

Geachte mevrouw Verheiden Zoals we telefonisch hebben afgesproken, stuur ik u onze prijsofferte voor de levering van bouwmaterialen voor uw bouwproject in Lanaken. In de bijlage vindt u een gedetailleerd overzicht met onze prijzen voor de gevraagde materialen. De offerte blijft geldig tot 31 oktober 2006. Als u interesse hebt in onze materialen, kunt u met mij contact opnemen via het onderstaande emailadres of telefoonnummer. Met vriendelijke groet, Siem Meerman Hoofd P & O Buildit nv / sa Broekstraat 88 6201 BZ MAASTRICHT Tel. 0031 43 587 49 19

12

Fax 0031 43 587 49 20 [email protected] www.buildit.nl

4 De PowerPointpresentatie Het gebruik van PowerPoint leidt niet automatisch tot een boeiende presentatie. Het is belangrijk om het goede evenwicht te vinden tussen informatieve tekstondersteuning en visuele aantrekkelijkheid. Houd rekening met de volgende elementen. 4.1 Duur 

Een goede richtlijn is niet meer dan een slide per minuut. Voor een presentatie van twintig toon je dus niet meer dan twintig slides, inclusief het titelblad, de inhoudsopgave en de afsluitende ‘voor meer informatie’-slide.

4.2 Lay-out 

Respecteer de 7x7-regel, d.w.z. gebruik maximaal 7 woorden per regel en maximaal 7 regels per slide.



Gebruik een duidelijk lettertype zoals Trebuchet, Arial, Helvetica of Univers.



Kies minimaal een 22-puntsgrootte van lettertype voor lopende tekst en ongeveer 40 punts voor titels.



Gebruik een helder contrast tussen achtergrond en tekst. Lichte letters tegen een donkere achtergrond zijn zichtbaarder bij projectie. Denk eraan: overdaad schaadt, kies voor een consequent en sober kleurgebruik. Vermijd rood en groen, zowel voor de letters als voor de achtergrond.



Zorg ervoor dat titels en tekst zoveel mogelijk dezelfde plaats, grootte en kleur krijgen.



Gebruik voldoende witruimte tussen verschillende tekstblokken om rust te brengen in de presentatie.



Zorg ervoor dat figuren en tabellen niet te complex zijn. Een goed uitgangspunt is dat je niet meer dan twee items in een figuur of tabel weergeeft.

4.3 Taal 

Formuleer in actieve zinnen en beknopt.



Gebruik kernwoorden in plaats van volzinnen.



Zorg ervoor dat opsommingen inhoudelijk en grammaticaal parallel zijn.



Wees consequent in het gebruik van hoofdletters en interpunctie.



Controleer de spelling!

4.4 Structuur en inhoud 

Zet zeker de volgende onderdelen op een slide: titel, doelen en samenvatting.

13



Zet onderwerpen die bij elkaar horen, samen.



Nummer je slides.



Verduidelijk de structuur van je slide door te werken met een structuurslide, een overgangsslide, een structuurbalk of een combinatie van die mogelijkheden.

4.5 Opbouw en animatie 

Gebruik weinig of geen visuele en auditieve effecten, tenzij dit echt een meerwaarde biedt.



Gebruik geen geluid, tenzij dit echt een meerwaarde biedt.



Gebruik een stapsgewijze opbouw om je slide niet te overladen. Laat verschillende onderwerpen die op een slide gepresenteerd worden, één voor één op het sch...


Similar Free PDFs