Ziekteleer PDF

Title Ziekteleer
Author Femke Luiken
Course Ziekteleer
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 58
File Size 403 KB
File Type PDF
Total Downloads 3
Total Views 117

Summary

Samenvatting...


Description

Ziekteleer Examen = mondeling, 4 vragen: 2 grote open vragen, 1 kleine vraag, 1 patiëntcasus Les 1 Levensverwachting neemt toe door betere medicatie en chronische ziekten waarbij mensen blijven leven. Deze vergrijzing kost veel maatschappelijke zorg. Relatie tussen de arts en patiënt is ook veranderd. Patiënt zoekt steeds vaker dingen van tevoren op, stelt meer vragen, vaker second opinion. Ontstaan van ziekten 1. Infecties Hetzelfde concept per orgaan. ● Bacterieel = soms nodig soms overbodig in het lichaam. Bacteriën kunnen zich kortstondig (acuut) of langdurig nestelen (chronisch) Behandeling: antibiotica. Overdracht: door aerogenes (vochtdruppeltjes), faeco-oraal (mond) of seksueel. Onderzoek: met behulp van een kweek = staaltje uitstrijken en deze in een broedstoof = hemocultuur: bloed met stof = cultuur: schaaltje met voedingsbodem = antibiogram: kweek met antibiotica pilletjes of kijken of het lichaam antistoffen heeft ontwikkeld ● Virussen = kunnen niet op zichzelf leven en zijn primitiever dan bacteriën Kunnen zich kortstondig (acuut) of langdurig (chronisch) nestelen. Meestal enkel kort. Behandeling: Vaak niet beschikbaar, uitzieken. Soms antivirale middelen. Onderzoek: niet kweken omdat virussen niet op zichzelf groeien, wel antistoffen in het bloed. ● Parasitaire infecties = organismen (eencellig of macro organisme) Behandeling: antiparasitaire middelen ● Opportunistische infecties = infecties waar alleen zieke mensen last van hebben ● Genetische/congentiale aandoening = bestaat bij de geboorte al Aanwezig op het genetisch materiaal van de patiënt. Allelen: homozygoot = hetzelfde, heterozygoot = anders tussen pap en mam Gemuteerd gen leidt tot een genetische aandoening. Afwijkingen: determinant = 1 fout leidt tot ziekte, recessief = 2 fouten leiden tot ziekte. ●

Autoimmuunziekten = eigen immuniteit werkt niet tegen indringer maar tegen het eigen lichaam (organen) Waarschijnlijk veroorzaakt doordat een eigen cel kenmerken van een virus bij zich draagt. Behandeling: platleggen van het immuunsysteem (cortisonen) maar wel sneller ziek Cortisonen: blijft tot vetopstapeling, droge huid, snel blauwe plekken, hevige bijwerkingen. Immuunolgisch-inflammatoir = cellen/eiwitten die als menselijke antistof dienen. Eigen immuniteit wint het van de indringer. Eiwitten in het vloed (immunoglobuline) IgM = snel in het bloed, verdwijnt ook weer

IgE = Allergie, ontwikkelen van overgevoeligheid voor een lichaamsvreemde stof. IgG= levenslange immuniteit ● ●

Toxisch = schadelijke producten, schadelijk voor organen Degeneratief = veroudering

2. Diagnose ● Anamnese = klinisch onderzoek, enkel bij pathognomonisch symptoom (symptoom die enkel bij die ziekte voorkomt) ● Laboratoriumanalyse = sensitiviteit en specificiteit controleren met behulp van testen Veel verschillende soorten testen (mbv bloed) ● Beeldvormend onderzoek Foto’s, ultrasone golven, x-ray’s, magnetische scan’s, isotopen. - Ultrasone golven = met behulp van ultrasone golven buiten het menselijk gehoor. Het orgaan verwerkt de golven en kaatst dit terug → beeld op het scherm. Doppler onderzoek = stromen van vocht bekijken (stroomrichting van het bloed) Geen schadelijke stralen. Scan kan niet door bot of lucht → mindere kwaliteit. - X-stralen Stralen opgewerkt door een bron, gaan door een patiënt en worden geprojecteerd op een scherm. Goed door lucht, slecht door organen of botten. CT-scan = beeldscherm draait rond patiënt en maakt een 3D beeld, stralen kunnen leiden tot mutatie - Magnetische stralen Sterk magnetisch veld, gesloten buis met veel lawaai. Metalen in het lichaam leiden tot aantrekkingskracht. Beter beeld ‘weefsels worden zichtbaar’ ook contra stoffen, 3D beeld Stralen zijn onschadelijk. - Nucleaire geneeskunde Beeldvorming met behulp van PET-scans Vector koppelen aan een radioactieve stof en deze terugvinden in bepaalde weefsels. Activiteit van een ziekte controleren (is er een tumor, hoe reageert deze) 3. Pathologisch onderzoek Weefsels, fragmenten, puncties Cytologie = opstpring van cellen in een stof Biopsie = prikkelen in het weefsel en de staal opsturen voor onderzoek. Resectiestuk = stuk van een orgaan (met bv tumor) onderzoeken (op agressiviteit) Autopsie = overleden patiënt microscopisch onderzoeken. Behandeling van ziekten: Acuut = enkele dagen Chronisch = onderhoudsmedicijnen Medicatie, chemotherapie, radiotherapie, heelkunde.

Voorschrift = merknaam - product - manier inname - dosis Les 2 Leverziekten Lever = rechtsboven in de buik, net onder het middenrif, met daaronder de galblaas. Heeft zijn bloedvaten aan de achterkant 2 toevoerende bloedvaten (zuurstofrijk) 1 poortader vanuit de darmen Al het bloed vanuit de darmen gaat via de lever. 1 afvoerende (zuurstofarm met eventueel hormonen) Alle cellen hebben 3 bloedvaten? Gal komt uit de lever en gaat via het galkanaal richting de darm. Lever maakt gal aan en stuurt dit via kanaaltjes naar de hoofdgalweg. Die het via een afvoerbuis richting de darmen brengt. Galblaas is een reservoir en niet noodzakelijk. De afvoerbuis komt samen met de alvleesklier en mond uit op de 12 vingerige darm. Lever: Filterfunctie voor toxische stoffen. 1. Intrinsieke levercellen: Hepatocyten werken de toxische stoffen weg, maken galzouten aan en slaan suiker, vet en eiwitten op. 2. Immuuncellen:witte bloedcellen specifiek voor de lever zodat bacteriën vanuit de darm via de lever het lichaam kunnen verlaten. 3. Stellaatcellen = vet-stapelende cellen, ontwikkelen littekenweefsel Veel functies: 1. Afbraak rode bloedcellen. Rode bloedcellen leven kort en binden niet goed meer met zuurstof. Breekt hemoglobine af naar bilirubine (geel en toxisch) Bilirubine wordt gekoppeld aan suiker dat wateroplosbaar is zo komt het in het gal terecht wat geel/groen kleurt. Dit zorgt voor de bruine kleur in de ontlasting. Overmatige afbraak van hemoglobine. Een niet goed functionerende lever zorgt voor een slechte koppeling met suiker Slechte afvoer gal. zorgt voor teveel bilirubine = geelzucht. 2. Bloedtesten, controleren van beschadiging cellen, lekken in het bloed, stoffen in de levercellen die vrijkomen. Functietesten. Excretie Testen = verwerking van gal. 3. Echo: levercellen zijn makkelijk te onderzoeken doordat er weinig voor zit ● Scanners: makkelijk ● Punctie: leverbiopsie 2 manieren ○ Rechtstreeks prikken, huid verdooft (bloedingsrisico) ○ Via de bloedbaan, ader in de hals en een cathetertje in de lever (druk bloedmeting ook mogelijk) ● Elastografie = elasticiteit van de lever nakijken. Stift tegen lever tikken. ○ Lage score = soepel en goed ○ Hoge score = hard en niet gezond Leverziekten: 1. Hepatitis A (leverontsteking) a. Acuut = lever plots ontstoken = lever cellen gaan kapot

● ● ● ●

i. Kan pijnloos zijn ii. veel beschadiging = veel kapotte cellen = geelzucht iii. Kan acuut hartfalen tot gevolg hebben Vaccinatie mogelijk want oraal over te dragen Komt veel voor in ontwikkelingslanden, bij homoseksuelen en reizigers. Hepatitis A geeft alleen acute infecties, 80% kinderen hebben geen symptomen ook minder kans op leverfalen. Diagnose wordt gesteld door antistoffen in het bloed.

2. Hepatitis B a. Chronisch = vaak laaggradig (+/- 6 mnd) i. Continue afstervende levercellen → opruimcellen de witte bloedcellen zorgen voor meer ontsteking → stellaatcellen zorgen voor de vorming van littekenweefsel en een stuggere lever met minder gezonde levercellen → kan leiden tot cirrose en uiteindelijk leverkanker. ● Hepatitis B kan acuut of chronisch zijn. ● Overdragen komt door bloed, speeksel, seksueel contact, en bij geboorte ● Niet altijd bekend ??? Incubatietijd is 2-6 maanden ● Kans op chronisch is bij volwassenen 5/10% bij baby’s 90% ● Diagnose adhv antigenen (aangemaakt door virus)/antistoffen (aangemaakt door lichaam) in het bloed. Chronisch is geen antistoffen wel antigenen. 3. Hepatitis C a. Minder lang bekend en anders dan B. b. Transmissie door naalden of bloedtransfusies. Seksuele overdracht kleine kans. c. Grote kans op een chronische infectie (70/80%) en co infectie (hepa B of HIV) d. Geen vaccinatie mogelijk. Wel vaker geneesbaar (met 3 maanden) 4. Hepatitis E (erg onbekend wel toename in het aantal patiënten) a. Lijkt op hepatitis A. Faeco oraal (bijvoorbeeld BBQ → acute infectie en hoofdpijn) b. Patiënten met een slecht immuunsysteem kunnen chronische hepatitis krijgen. c. Bij zwangerschap kans op overlijden 20/30%. d. Geen behandeling mogelijk bij chronische ziekte, geen vaccinatie. 5. Toxische hepatitis (gifstoffen die de lever beschadigen) a. Door medicatie (soms onvoorspelbaar, bv allergisch), kruidige voeding, drugs i. antigif = niet te stoppen beschadiging ii. alcohol = lever cellen vullen zich met vet → zwelling → kapot 1. Leidt tot een vette lever → cirrose (20%), leverontsteking (25%) a. Acuut= een hele zware ontsteking b. Chronisch = door langdurig gebruik 6. Immuun Typen hepatitis (auto immuunziekten die eigen organen aanvallen) a. Valt de levercellen en het galkanaal aan b. Vooral bij jonge vrouwen c. Diagnose mbv een biopsie d. Behandeling is het onderdrukken van de immuunreactie (eerst cortisonen)

7. Genetische vormen a. Hemochromatose (meer bij mannen door recessief gen) i. Veel ijzer opnemen uit de voeding door fout eiwit ii. Chronische beschadiging aan de lever, pancreas (diabetes), huid en geslachtsorganen iii. Diagnose mbv 1. een bloedtest = veel ijzer in het bloed 2. genetische test iv. Behandeling = aderlatingen eerst wekelijks later ¾ keer per jaar. Mannen vaker doordat ze niet menstrueren v. (1/300 ziek, 1/10 drager) 8. Ziekte van Wilson (lijkt op chromatose = te veel koper) a. Diagnose adhv te veel koper in het bloed b. Andere organen: het centraal zenuwstelsel, organ (ring om pupil) en spastische verlamming. 9. NASH (niet alcoholische leververvetting) a. Door overgewicht vet tussen de organen = schadelijk b. Niet perse schadelijk mits puur vetopstapeling maar het probleem dat de levercellen kapot gaan → ontsteking → littekenweefsel → cirrose c. (½ vd amerikaanse bevolking heeft het) d. Grootste oorzaak levertransplantaties e. Overlijden aan bloed en hartproblemen f. Diagnose: i. Dikke buik ii. Vette lever iii. Alcohol uitsluiten g. Behandeling: i. Afvallen ii. Bewegen iii. Maagverkleining of bypass iv. Medicatie tegen leververvetting en ontstekingen. 10. Cirrose= een erge aandoening, littekenweefsel. Tussen littekenweefsel groeien gezonde cellen ongestructureerd → grote knobbels. De lever wil herstellen maar dit kan niet. a. (grootste oorzaak is alcohol, hepatitis B en C). b. Symptomen: i. Problemen met de leverwerking, leverinsufficiëntie. ii. Portale Hypertensie = bloed veel moeite met binnen komen → druk op bloedvat. c. Risico op leverkanker verhoogd 11. Leverinsufficiëntie a. Verminderde aanmaak eiwitten i. Stollingseiwitten ii. Albumine = afvalstoffen binden/medicatie laten circuleren iii. Spiereiwitten = minder spieren b. Geelzucht door bilirubine

c. Hepatische encephalopathie = zuivering → circulering afvalstoffen in brein 1. Neuropsychiatrische aandoeningen nav cirrose 2. Covert = niet zichtbaar, rijvaardigheid wordt minder, kost veel hersenfuncties. a. Diagnose: neuropsychologisch i. Strooptest = kleur vs woord ii. Critical flickr frequentie test 3. Overt a. Symptomen zijn meer uitgesproken. i. Bewustzijn verminderd, verward ii. Slaperig, overmatig slapen, coma iii. Karakterverandering, verlies sociale inhibitie b. Lijkt op Korsakov syndroom c. Diagnose: i. Fetor hepaticus = stinkende adem ii. Flapping tremor = ogen dicht → handen vooruit klappen voorover ii. Geen bloedonderzoek. iii. Behandeling: 1. Medicatie werkt op darmen die afvalstoffen afgeven 2. Lactulosestroop = moeilijker opnemen stoffen door de bloedbaan a. Werkt laxerend (bij coma via de anus invoeren) b. Verzuurt de darm Werkt vooral bij covert goed. 3. Antibiotica = bacteriën in de darm doden 4. Aanpakken van de oorzaak: a. Alcoholverslaving b. Overgewicht c. Corrigeren van mineralen en eiwitten iv. Komt niet alleen voor bij cirrose 1. Ook symptomen van een slecht werkende lever 2. Acuut leverfalen zorgt hier ook voor Niet cirrotische lever = snel moeten handelen (levertransplantatie) 12. Portale hypertensie a. Kan door trombose veroorzaakt worden b. Als bloed niet richting de lever kan zoekt het een uitweg (bv via slokdarm = spataderen, of collaterale bloedvaten) Kan tot plotselinge bloedingen leiden. c. Behandeling: i. Bloedverdunners (40% sterft binnen 5 jaar want extreem gevaarlijk) ii. Medicijnen die de bloedvaten dichtknijpen iii. Antibiotica iv. Maagonderzoek naar mogelijke spataderen, deze afbinden of dichtlijmen. 1. Ballon in de spatader bij hoge bloedingen, direct dicht. v. TIPS (buisje) plaatsen bij zware bloedingen, geen operatie maar ader id halsader doorschuiven via bloedbaan. Zorgt voor een verbinding

tussen de poortader en de ader zodat bloed niet meer door de lever hoeft. Levert minder ongezuiverd bloed en encephalopathie. 13. Ascites (vocht in de buik door overdruk in de poortader) a. Vocht trekt door de wand van het bloedvat richting de buik. b. Levert een zwaar gevoel en soms moeite met ademen of eten i. Diagnose: buikvocht afprikken en bacteriën kweken. c. Grote kans op bacteriële infecties i. Spontane bacteriële peritonitis (levenslang antibiotica slikken) 1. Verhoogde doorlaatbaarheid van de darmwand 2. Koorts, ziek, achteruitgang van de lever en nierfunctie d. Behandeling: i. Minder zout eten ii. Vochtafdrijven (kans op terugkomen groot) iii. Levertransplantatie (niet voor iedereen, alleen mensen die hem goed gebruiken) iv. TIPS v. Antibiotica 14. Hepatorenaal syndroom (lever en nier) a. Nier knijpt door overdruk in de slagaders samen. Minder bloed nieren. i. Als reactie op overdruk in de poortader. ii. Transplantatie nodig anders snel overlijden iii. Albumine en ….?? 15. Levertumoren (niet altijd kwaadaardig) a. Adenomen (vaak bij vrouwen) = goedaardige gezwellen i. Risico op ontaarding naar leverkanker ii. Blijven controleren, zeker bij vrouwen door gebruik van de pil (oestrogeen) 16. Maligne letsels (hepatocellulair carcinoma) a. Bij cirrose standaard onderzoek b. Uitzaaiingen van andere tumoren (borst, long, darm) c. Genezen door ze weg te snijden, soms levertransplantatie i. Te groot = chemotherapie of medicatie (nooit volledige genezing) d. Overleving 6-20 maanden. Een chronisch aanwezig virus is niet persé ernstig. Kan actief of inactief zijn Actief = een hoge virale lading waardoor er forse stoornissen in de lever ontstaan. Moet noodzakelijk behandeld worden met antivirale middelen (sterk product) levenslang. Inactief = weinig virus aanwezig, niet persé behandeling wel blijvende controle. Virus kan verdwijnen of actief raken en is wel besmettelijk. Omgeving beschermen. Preventie Hepatitis A&B: Inspuiten antigeen (3x). Na enige jaren worden de antistoffen minder. Child-pugh score= aanwezigheid van vocht en bilirubine, albumine 5-6 = A (over twee jaar nog in leven) 7-9 = B (57% over twee jaar nog in leven) 10-15 = C (45% voor 1e jaar overleden) Beïnvloed de plaats op de transplantatie ranglijst. Lijst afh. van sterftekans.

Hoge bloedwaardes is meer naar boven, lage bloedwaardes is lager op de lijst.

● Galzouten = verwerken vet en cholesterol Medicijnen worden in het lichaam verwerkt door de lever en de nieren.

Gal: Waterige vloeistof met galzouten en cholesterol. Zorgt voor de vertering van voedsel en staat tussen maaltijden stil, hormonen die vrijkomen bij eten zet deze in beweging. De galblaas zwelt op door opstapeling. Galwegen: Galkanalen zijn goed te onderzoeken. - Echo is slecht, enkel zichtbaar of de galweg gezwollen is. - MR scan is heel duidelijk en ongevaarlijk - ERCP is invasiever, camera via 12 vingerige darm het galkanaal ziek en er mee werken (steentjes, tumoren verwijderen) Aandoeningen aan de gal en pancreas 1. Gal a. Soort detergent lichaam (dreft), trekt water aan en maakt vet wateroplosbaar b. Vetten in de voeding vertering met behulp van de pancreas eiwitten die ze afbreken en verteren. c. Ook excretie van afvalstoffen, medicatie (vanuit de lever) en bilirubine d. Galzouten zijn gemaakt uit cholesterol en worden in de darm omgevormd tot andere galzouten met behulp van bacteriën. Galzouten worden weer opgenomen door de poortader. 2. Verstoring a. Tumoren of steentjes kunnen de circulatie verstoren. Wat kan leiden tot geelzucht. b. Symptomen i. Stoelgang wordt wit ii. Bilirubine door de nieren → donkerbruine urine iii. Lever wordt ziek door de ophoping van gal → leverschade iv. Infecties van de galwegen (trekt bacteriën aan) c. Diagnose: i. Adhv symptomen ii. Bloed testen op bilirubine iii. NMR-CP scan iv. ERCP (van binnen kijken) v. Leverbiopsie (voor kleine vezels) d. Oorzaak: i. Galstenen (vaak) 1. Heel frequent voorkomend, bevinden zich in de galblaas door indikken van het gal dat blijft staan. 2. Stenen actief → ontsteking in de galblaas → veel pijn 3. Behandeling

ii.

iii.

a. Antibiotica en pijnstilling b. Genezen = geen verwijdering galblaas c. Kans op terugkeer 50% 4. Steentje in het hoofdkanaal → galcrisis → opwekken galblaas a. Veel pijn b. Behandeling door het steentje te verwijderen met ERCP en verwijderen galblaas Tumoren 1. Vaak niet PSC ontstaan in de lever, uitmonding in de dunne darm 2. Symptomen: a. Geelzucht b. Jeuk c. Pijn 3. Diagnose: a. ERCP b. NMR-CP c. CR d. Bloedonderzoek naar eiwitten 4. Behandeling a. Tumor verwijderen b. Soms cristiale plaatsen tussen het uiteinde van het galkanaal en de 12 vingerige darm. Whipple operatie. i. Kans op overlijden groot, veel complicaties c. Chemotherapie PSC & PBC (immuunziekten) 1. PSC- primair scleroserende cholangitis a. Oorzaak onbekend, immuunontsteking vh galkanaal b. Vooral mannen en jonge mensen c. Testen met NMR-CP en ERCP (vernauwingen open blazen) i. Ontstoken galwegen ii. Jeuk d. Geen goede medicatie beschikbaar, levertransplantatie en transplantatie leverkanalen 2. PBC - primair billair cholangitis (immuunziekte) a. Beïnvloed kleine takjes ih galkanaal b. Vooral vrouwen van middelbare leeftijd c. Geen risico op kanker in de galkanalen en geen ontstekingsziekte in de darm d. Klachten hetzelfde als bij galblokkage e. Diagnose met een biopsie en antistoffen in bloed f. Behandeling met berengal (houd gal vloeibaar, namaak ih westen) of levertransplantatie (⅓ krijgt het dan weer)

Pancreas Veel last van alcohol. Achterin de buikholte (moeilijk te opereren) tegen de ruggenwervels. Komt met het galkanaal samen in de darm (pancreaskanaal).

Functie: Verteringssappen afstoten ● Amylasen ● Lipozene (eiwitten, verteren) ● Proteasen (proteïne verteren) ● B-cellen in de eilandjes van langerhans ontwikkelen insuline → bloed Onderzoeken: - Echografie (lastig door de ligging) - Echo-endoscopie (binnenuit via de maag, mogelijkheid voor functie er bij) - CT en NMR scan kan ook - Wirsung (kanaal in de pancreas) - NMR scan zonde invasief de kanalen goed in beeld - ERCP = katheter in de wirsung = invasief - Stoelgang - Vetten onderzoeken. Weinig vet is goed (exocrien) - Vitaminen of suiker onderzoeken. Weinig is slecht (endocrien) Aandoeningen: 1. Maldigestie = slechte vertering door slechte werking van de pancreas a. Sappen → lozing gangen → mengen met water en bicarbonaat → kanaal → darm 2. Pancreatitis (acute ontsteking) a. Vernietigd cellen: de verteringssappen komen vrij en maken cellen kapot i. Vertering van de pancreas ii. Pancreas zwelt licht op iii. Levensbedreigend de pancreas sterft af en de huid kan verteerd worden. iv. Kan omkeerbaar zijn (beschadigingen niet persé chronisch) v. Komt regelmatig voor b. Oorzaken: i. 95% steentjes in de gal blokkeert pancreaskanaal (biliaire pancreatitis) ii. Alcohol (acuut drinken → persoonsafhankelijk) iii. Trauma (bv verkeersongeval) iv. Bof (virus) v. ERCP (onderzoek naar de gal leidt tot een ontsteking) vi. Medicijnen c. Symptomen i. Heel veel pijn (acuut, paar seconden krampen, op en af, misselijk) 1. Na een paar dagen zakt de pijn. ii. Zwaar = darmverlamming → opzwellen en shock (te weinig bloed in bloedbaan) iii. Vocht in de longen (uitvallen ademhalen) iv. Overdruk in de buik door het uitzetten (compartiment syndroom) 1. Heeft invloed op de bloeding 2. Organen sterven af v. Nierfalen → nierdialyse

vi. Later ook vorming van cysten, afsterving en infectie. d. Diagnose i. Verteringssappen...


Similar Free PDFs