2-Indeling van het dierenrijk PDF

Title 2-Indeling van het dierenrijk
Author M7end Yefror
Course Biodiversiteit en functie
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 2
File Size 256.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 55
Total Views 149

Summary

Samenvatting van Hoofdstuk 2 (les 2+ les 3) van Partim dierkunde - Indeling van het dierenrijk...


Description

INDELING VAN HET DIERENRIJK

2.1 Classificatiesysteem v.h. leven Hiëra Hiërarch rch rchische ische rang rangen en v.h v.h.. lev leven en 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8)

Re Regio gio - Dom Domein ein Re Regnu gnu gnum m-R Rijk ijk Ph Phylum ylum - SStam tam C Classi lassi lassiss - Kla Klasse sse Ord Ordo o - Ord Orde e Fa Famil mil milia ia - Fa Familie milie G Genus enus - Ge Geslach slach slachtt Sp Specie ecie eciess – So Soort ort

3 DOMEI DOMEINEN NEN NEN:: 1) Eu Eukary kary karyaa 2) Eu Eubact bact bacteria eria 3) Arc Archaeb haeb haebact act acteria eria

Prokaryoten

RIJKE RIJKEN N/R REGNA EGNA 1) Protisten 2) Fungi - schimmels 3) Plantae - planten 4) Anim Animalia alia – Di Dieren eren

PHYLA / SSTAM TAM TAMMEN MEN MEN:: 1) Porifera: sponzen 2) Cnidaria: neteldieren 3) Platyhelminthes: platwormen 4) Nematoda: rondwormen 5) Annelida: ringwormen 6) Mollusca: weekdieren 7) Arthropoda: geleedpotigen 8) Chordata: chordadieren

1)

Regnum Pro Protist tist tisten en

-

Goed ontwikkelde cellen (u unicellu nicellulair lair lair) → dus GEEN dieren (soms vormen ze kolonies, lijkt op meercelligen) 2 groepen = fotoautotrofen (vormen org. stoffen uit anorg. stoffen m.b.v. licht) + heterotrofen (gebruiken organisch materiaal van andere organismen) Voorouders van meervoudige cellen Kan zich voortbewegen met flagellen, cilia en pseudopodia Erg gevarieerd

2)

Regnum fun fungi gi

-

Eukaryoot, unicellulair (gist) of meercellig Geen fotosynthetische pigmenten → heterotroof Meestal saprofaag (=voedt zich met dood organisch materiaal), soms parasitair

3)

Regnum Pla Planta nta ntae e

-

Eukaryoot, multicellulair, fotoautotroof stijve celwanden Meestal niet mobiel Koolhydraten opslaan in vorm van zetmeel

→ zie meer in partim planten 4)

*andere niet geplaatste groepen: virussen, viroïden, …

2.2 Regnum Animalia ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪

VOOR VOORWA WA WAARDE: ARDE: Eu Eukaryoo karyoo karyoott + mul multicellu ticellu ticellulair lair Heterotroof → Koolhydraten opgeslagen als glycogeen (i.p.v. zetmeel bij planten) Gespecialiseerde intercellulaire verbindingen (want geen celwand) Spiercellen en zenuwcellen → Autonome verplaatsing Arth Arthropo ropo ropoda da = spinachtige, kreeftachtigen en insecten Cho Chordata rdata = reptielen, amfibieën, vogels, zoogdieren, vissen ERG gevar gevariee iee ieerd rd → meeste diversiteit = arthropoda → insecten

2.3 Stam van de Chordata ▪ ▪ ▪ ▪

Notochord → weefselstreng die voor structuur zorgt Bij gewervelden: somi somieten eten nemen structuurfunctie over → wervels Notochord geeft aanleiding tot nucleu ucleuss pulpo pulposu su suss (gelachtige kern van tussenwervelschijven) Neurale buis (ec ec ectod tod toderm erm erm) vormt hersenen en ruggenmerg

2.4 Soort en classificatie ▪ ▪

▪ ▪



Soort = basis van classificatie Groep van po populat pulat pulaties ies bestaande uit op elkaar gelijk gelijkende ende ind individu ividu ividuen en die in de con contactgeb tactgeb tactgebied ied ieden en met zusterpopulaties • Onder elkaar kunnen voortplanten • Vruchtbare nakomelingen opleveren Indeling dierenrijk: gebaseerd op verwantschappen → Fyloge ylogenie nie (=studie van de afstammingsgeschiedenis van een groep organismen) Monofyletisch groeperen = groeperen samen zetten met gemeenschappelijke afstamming → verwantschap is gelinkt met gelijkenis (opbouw lichaam) → Afstamming nagaan op basis van: (1)) fen fenetisch etisch etische e ken kenme me merken rken (= bouwplan) en (2) geneti genetische sche kkenm enm enmerken erken Door ontwikkeling technieken is (2) terrein aan het winnen → soorten zijn verplaatst in stamboom! Bou Bouwplan wplan wplan:: Morfologisch, fysiologisch, biochemisch, ecologisch, ethologisch(gedrag) Soms: gelijkend bouwplan → APART geëvolueerd → analoo analoogg kenmerk (dan wel: ho homoloo moloo moloogg kenmerk)

2.5 Kenmerken voor grote onderverdelingen (EXAMEN) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Cellulaire organisatie Symmetrie Kiemlagen Verteringsapparaat Lichaamsholte Spijsverteringsstelsel Segmentatie

 Typ Typevr evr evragen agen agen:: ? ?

Teken een globale fylogenetische boom die de belangrijkste phyla van het dierenrijk omvat en geef aan welke kenmerken de grote onderverdelingen bepalen Wat is het verschil tussen een conformer en een regulator? De student is in staat van een opgegeven phylum de belangrijkste kenmerken op te sommen....


Similar Free PDFs