4.. Afwijkingen in de leukocyten PDF

Title 4.. Afwijkingen in de leukocyten
Author Anoniem 1998
Course Hemato-Oncologie
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 16
File Size 758.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 13
Total Views 155

Summary

Samenvatting van de les over leukocyten ...


Description

Afwijkingen in de leukocyten, lymfeklieren en milt Bespreken van: - Witte-bloedceltypes in perifeer bloed, hun kenmerken en hun analyse - Het myeloïde compartiment en zijn afwijkingen (↑/↓) - Het lymfoïde compartiment en zijn afwijkingen (↑/↓) - Lymfeklieren, lymfekliervergroting en lymfadenopathie - De milt en afwijkingen van de milt (↑/↓)

Leukocyten Indeling witte bloedcellen / leukocyten in perifeer bloed

-

Granulocyten: granules in cytoplasma  kunnen op verschillende manieren aankleuren o Neutrofiele granulocyt: neutraal aankleuren (paars/grijs) (a)  Veelvuldig gelobde kern, dens kernchromatine, lobben onderling door fijne DNA brugjes verbonden zijn  kwantitatief meest frequente cel in perifeer bloed bij volwassenen o Eosinofiele granulocyt: eosinofiel aankleuren van de granules (b)  Bilobulaire kern  Zeldzamer dan neutrofielen in perifeer bloed o Basofiele granulocyt: nauwlijks zichtbare kern ©  Omdat cytoplasma volgepakt is met zeer dens aankleurende basofiele kolommetjes  Nog zeldzamer o Voorloper (=jonge neutrofiel) (Li bovenhoek)   

-

Staafvormige kern, voorloper, lobulatie is nog niet helemaal voltrokken Jonge graulocyt Kleine hoeveelheden aanwezig in het bloed

Monocyten o Grotere WBC Centraal gelegen kern, ovaal, vaak ingedeukt Geclompd chromatine o Cytoplasma met korrels en vacuolen  lijkt op cytoplasma van neutrofiele granulocyt Lymfocyten o Kleinste cel in perifeer cel (zeker niet-geactiveerde) o o

-

o

Kernchromatine zeer dens

o o

Kern is rond Klein randje cytoplasma aanwezig

Analyse van de witte bloedcellen

-

-

Omdat WBC samengesteld zijn uit verschillende celtypes  Info over totale WBC maar ook op vertegenwoordiging verschillende celtypes (itt RBC of BP=monomorfe martikels) Bovenste rij o WBC telling of absolute leukocyten aantal (5.13 x 10^9/L) o Referentiewaarden 4.00-10.00 Vertegenwoordiging verschillende celtypes (procentuele cijfers en absolute cijfers) Formules o Elektronische of automatische formule: toestel o

Macroscopische of manuele formule: formule zoals bekomen na cytologisch onderzoek obv 50-200 cellen  Relatief eenvoudig: bloeduitstrijkje  kleuren  schuiven onder microscoop: 200 WBC geteld  aan categorie toegeschreven  manuele formule (in%)  Duidelijke procentuele formule beoordelen: absolute leukocytenaantal ter handen nemen!!!  Linksverschuiving: formule abnormaal is: oververtegenwoordiging van elementen die normaal links in de formule worden weergegeven o Absoluut aantal toegenomen gepaard met verhoogde aantal leukocyten Lymfopenie gepaard met normaal tot gedaalde totaal leukocytoten aantal  Rechtsverschuiving: oververtegenwoordiging van elementen die normaal laatst of rechts in de formule worden weergegeven Relatieve waarden samen met absolute waarden interpreteren!!!! o

 -

Tellingen van WBC o Leukopenie: tekort aan neutrofielen en lymfocyten o

 Neutrofiele granulocyten en lymfocyten zijn belangrijkste fractie van WBC Leukocytose: door excess aan eender welk soort leukocyten

Afwijkingen in het myeloïde compartiment Levensloop en functie van granulocyten

Levensloop - Granulocyten gevormd in het beenmerg o duur: 8-10 dagen -

o aantal: 1012/d (door korte overlevingsduur) Voorloper cel= myeloïde voorloper (myeloblast die de granulocyten delen met de moncyten)  verschillende rijpingsstadia o 1. Myeloïde voorlopercel/Myeloblst o 2. Promyelocyt o o

-

-

3. Myelocyt 4. Metamyelocyt (post mitotisch vanaf hier)

o 5. Granulocyt  Evolutie tijdens deze stadia o cellen kleiner, o vorming granules in cytoplasma (aankleuren zoals EU-Neutr-Baso)  rijpe granuclocyt zal het beenmerg verlaten naar de bloedbaan en uiteindelijk naar de weefsels

Kenmerken - Rijpe granucolyt = post mitotische cellen (= kunnen niet meer delen) - Ontwikkeling van de cellen controle door Groeifactoren o vroege stadia: stemcel factors en IL-3 o later: GCSF, GMCG Overleving - In het beenmerg 6-10d - In perifeer bloed: KORT o Enkele dagen voor eosinofielen en basofielen -

-

o Enkele uren voor neutrofielen !!! (8-10u) In perifeer weefsels: ook KORT o 4-5 dagen voor neutrofielen o iet langer voor eosinofielen en basofielen reservepool o In het beenmerg  snel reageren, wanneer het nodig is (bv. ingfecties) o In perifeer bloed  Marginerende pool (op endotheel)



circulerende pool

Functies - Neutrofiel: innate immunity tegen bacteriën en virussen - Eosinofiel: innate immunity tegen parasieten; atopie, allergie - Basofiel: anafylaxie

Labratoriumanauluse van myeloide pathologie Verschillende technieken Celtellingen van perifeer bloed o absolite leucocytenaanta o o -

-

Celullaire formule onderscheidt neutrofielen, eosinofielen, basofielen, monocyten Vlagt abnormale waarden en vormen

Morfologie : (Waardevol!!) o Perifeer bloed: morfologische afwijkingen o Beenmergaspiraat en beenmergbiopt: morfologische analyse Immunologisch onderzoek PB of BM: o weinig contributief Biochemisch: evt UZ of LDH als hypermetabole merkers Genetisch onderzoek o Vooral waardevol indien vermoeden of uitsluiten van maligne hematologische aandoening):  karyotype op beenmerg  !!!!!! cellen moete kunnen delen, dus enkel deze cellen zijn bruikbaar (niet bloed)  moleculair onderzoek op BM of perifeer bloed  wel postmitotische cellen gebruiken

Tekort aan granulocytaire functie - [Kwalitatief o Aantal is normaal, maar kwalitatief niet goed o

ZZ, aangeboren (NTK)

Migratiedefect: “lazy leukocyte syndrome” (niet op plaats van actie geraken) Fagocytosedefect: vaak complement- of Ig-deficiëntie Killing defect: chronic granulomatous disease (XL of AR): stoornis van oxidatief metabolisme] (fagocyteren mogelijk, maa intracellulair doden is moeilijk) Kwantitatief: “neutropenie o Tekort in aantal granulocyten o Definitie: < 1,8x10E9/L in caucasische bevolking   

-

o

Benigne ethnische neutropenie (Afrika, Afro-amerikanen, Midden-Oosten  Neutropenie pas vanaf < 1,5x10E9/L

Abnormale vormen in het perifeer bloed • Blasten • Promyelocyten • Myelocyten • •

Metamyelocyten Wijzen steeds op een ernstige pathologie, soms reactief, soms hematologisch • Leukemoide reactie – DD chronische myeloide leukemie/ myelofibrosis • Leukoerytroblastische formule DD myelofibrosis • Cave “blasten” > 5%: onderliggende hematologische aandoening (gevorderde myelodysplasie, gevorderde CML (>10%), acute leukemie (>20%)

Neutropenie  Oorzaken van neutopenie Geïsoleerde neutropenie: - Aantal RBC en BP zijn normaal vaak immuungemedieerd - Drug-induced + Medicatiegebruik (recent opgestart) o Voorspelbaar: myelosupperatieve eigenschappen  chemotherapie en antimitotische immunosuppressiva   Granulopenie is voorspelbare NW o Idiosyncratisch/onvoorpselbaar: NSAID (Phenylbutazone), Antibiotica (Chloramphenicol; Levamisole), Anti-epileptica (Tegretol), Antithyroid (strumazol), Antidiabetica (Tolbutamide), Antipsychotica (Clozapine)  Soms zeer diep: agranulocytose  Navraag naar recent opgestarte medicatie en stoppen Autoimmuun (Lupus, Felty syndrome (RA + neutropenie + splenomegalie), ..): vaak milde granulopenie Infectieus (viraal HIV, HBV, HCV; uitgebreide tbc; tyfus ..): vaak milde granulopenie Oorzaak niet vinden : Idiopathische neutropenie – autoimmune thrombopenie Congenitaal/aangeboren o Cyclische neutropenie  Vooral bij vrouwen, in cycli van 3-w zakken om dan weer spontaan te herstellen o Congenitale neutropenie (“Kostmann’s syndrome”, …) o Ikv immunodeficientiesyndromen: 

-

In kader van veralgemeende pancytopenie - Aantal RBC en BP zijn ook verlaagd - Perifeer (vaak duidelijk uit klinisch beeld) o Hypersplenisme (eerste waar je aan denkt) o Sepsis -

Centraal (beenmerg) o Beenmergdysfunctie door ziekte; chemotherapie of antimitotische immunosuppressiva o Beenmergverdringing door niet-hematologische maligniteit of stapelingsziekte o

Hematologische maligniteiten

 Klinisch beeld van neutropenie -

Verhoogde wetsbaarheid voor infecties o Oorsprong  bacterieel (vanaf vroege faze)  fungaal (bij verlengde duur) o Systemisch: sepsis o

Longen

o

Mucocutane juncties (mond, aars)  Geen rectale onderzoeken of temperatuumeting vermijden!! Potentieel fulminant verloop !

o -

Risico ernstig

-

o Diepte: Matig: < 1.0 x10E 9/L; ernstig < 0,5x10E 9/L; zeer ernstig bij < 0,2x10E 9/L o Duur: Indien langdurig > 7d “Neutropene koorts”: o = combo van t >38,3°C en neutrofielen < 0,5x10E 9/L o Medische urgentie! o Urgente anamnese, klinisch onderzoek, culturen en starten van antibiotica, dan verder technisch onderzoek

Granulocytaire leukocytosis Vormen - Neutrofiele leukocytose: zeer frequent - Eosinofiele leukocytose: frequent - Basofiele leukocytose: zeldzaam

 Neutrofiele leukocytose -

>7,5x10^9/L Zeer frequent Oorzaken o Reactief of secundair Bacteriële en andere infecties Roken en chronische bronchitis Chronische inflammatie Systeeminflammatie Weefselnecrose (myocardinfarct, trauma, .. Medicatie (corticoïden  zorgen voor demarginatie van marginale pool  anatal nuetrofielen in perifeer bloed daalt)  Niet-hematologische maligniteiten Hematologische maligniteiten (Chronische myeloïde leukemie, …)      

o -

Klinisch beeld: o wordt bepaald door onderliggende oorzaak

-

Laboratorium o Tellingen

o

 Reactieve neutrofiele leucocytose meestal < 15x10E9/L,  kan tot 30x10E9/L;  >30x10E9/L: cave CML  Linksverschuiving met jongere vormen (staven kunnen verhoogd aanwezig zijn) Cytologie



Indien reactieve neutrofiele leukocytose  Toxische granulatie  Meer korrels en vacuolen

(a) en Döhle bodies: restanten van RES die nog aanweizg kunnen zijn in jonge neutrofielen (die vaak gezien worden bij reactieve oorzaken waarbij jonge neutrofielen vervroegd het BM moeten verlaten  (b) (remnants van ER bij jonge neutrofiel)  Leukemoide reactie  =bij een neutrofiele leukocytsoe ook een aantal iongere vomren verschijnen(normaal enkel in BM zichtbaar) o beperkt aantal blasten, promyelocyten, myelocyten, metamyelocyten in perifeer bloed  Leukemie van beenmerg, beenmergziekte (invasie tot mlignieit), reactieve leukocytose  Leukoerythroblastische reactie  elementen leukemoide reactie / rode vormen: normoblasten, erytroblasten  beenmergverdringing (c), invasie en niet hematologische maligniteit Ifv uitlokkende oorzaak transiënt (bv postop) of chronisch (leukemie) 

o

 Eosinofiele Leukocytose -

Fysiologische rol eosinofiel: parasitaire infecties + allergische reacties

-

Eosinofilie 0,5 – 1,0 x 10E9 o frequente (bijna banaal) o

Oorzaken (cfr functie van de eosinofiel)    



 -

Allergie en atopie (astma) Medicatie-allergie Diverse huidaandoeningen (psoriasis) Parasitaire infecties ( • buitenlandse reizen ? VS Westen: Strongyloides, Trichinella) • Feces onderzoek en serologie op parasieten Systeemziekten en pulmonaire syndromen • Systemische activiteit door auto-immunie reactiviteit • Pulmonir: infiltraat in de longen (Löffler, allergische granulomatosis) Reactief op maligniteiten

Eosinofilie > 1,5 x 10E9 en meer dan 6 maand durend (zeldzaam) o Oorzaken  CAVE: chronische eosinofiele leukemie  idiopathisch hypereosinofiel syndroom o Orgaanschade van hart, longen, CZS, huid zijn mogelijk  Door infiltratie van neutrofielen

 Basofiele leukocytose -

Bijna onbestaande

Levensloop en functie van de monocyten

Levensloop - Monocyten gevormd in het beenmerg o duur: 8-10 dagen - Voorloper cel= myeloïde voorloper (deelt voorloper met granucolyten) -  verschillende rijpingsstadia o 1. Myeloïde voorlopercel/Myeloblst o

2. Promonocyt

o 3. Monocyt  Evolutie tijdens deze stadia  rijpe granuclocyt zal het beenmerg verlaten naar de bloedbaan en  uiteindelijk naar de weefsels: o jonge en mature macrofaag Kenmerken - Rijpe monocyt=niet-post mitotische cellen (= kunnen wel nog delen) -

Overleving - In het beenmerg86-10d - In perifeer bloed: 20-40u (kort) - In perifeer weefsels: lang! o Als gespecialiseerde cellen van RES

Monocytosis en monocytopenie Monocytosis >0,8x10E9/L - Chronische infectie (tbc, brucellose, bacteriële endocarditis, typhoid) - Bindweefselaandoeningen (SLE, RA, art. temporalis,…) - Chronische neutropenie - Reactief op maligniteiten - Juveniele myelomonocytaire leukemie (kinderen) Chronische myelomonocytaire leukemie (volw) Monocytopenie - Monocyten zz in perifeer bloed geïsoleerde monocytopenie kan nooit daling geven van WBC, maar kan wel op weg zetten naar diagnose - Geeft geen aanleiding tot leukopenie maar wordt wel opgezocht in specifieke situaties o hairy cell leukemie (monocytopenie en neutropenie) o

GATA2-deficientie of monoMac (monocytopenie, B-lymfopenie en NK-deficientie):  congenitale aandoening met hoog risico op evolutie naar AML  frequenst gekende aandoening voor ontwikkeling naar AML

Afwijkingen in het lymfoïde compartiment Levensloop van de lymfocyten

Ontstaan: -

-

Ontwikkelen in primaire lymfoïde organen o

T-cel beenmerg en thymus

o

B-cel: beenmerg

Antigenische naïeve immunocompetente B- en T-lymfocyten secundaire lymfoïde organen: antigenen herkennen immunologische reactie opbouw cellen ontwikkelen tot immunologische effectorcellen of memory cellen  (niet meer antigeen

    naïef) o

T-cel: celgemedieerde immuniteit  

CD4+ = t helper cellen CD8+ =cytotoxische of suppresor T cellen

o -

B celen: humoraal:  Antistoffen en Ig (D, M, G, A)

Specifieke antigeenreceptor TCR of BCR: o o

T-cel: TCR B-cel: BCR: IgG dat deze B-cel als effector zelf zal secreteren

-

Perifeer bloed: 80% T-cellen en 20% B-cellen, maar ook een aantal NK cellen

-

Onderzoek o Morfologisch door een cytologisch onderzoek niet onderscheiden worden o

Immunologisch (flocytometrie): 

antigenreceptor TCR of BCR  VDJ herschikking: mature T-cel en B-cel receptoren worden gevormd (somatische in TCR en BCR receptor loci



Oppervlaktemerkers: CD3 (T), CD19, CD20 (B) (vanaf primaire lymf. Organen)  Somatische hypermutatie

Laboratoriumanalyse (breder dn myeloïde) -

Celtellingen in perifeer bloed: o absolute leukocytose en lymfocytose (geen onderscheid B en T)

-

Morfologie : o Cytologisch/morfologisch onderzoek: beenmerg, perifeer bloed, klierbiopt, BMbiopt (bij voorkeur excisiebiopsie!)  Morfologisch kunnen T- en B- lymfocyten niet worden onderscheiden Immunologisch onderzoek: o flow-cytometrie op beenmerg/bloed/vochten

-

o

immunohistochemie op weefsels

-

Biochemisch: o immunoglobulines o paraproteine

-

Genetisch onderzoek: o status VDJ-herschikkingen o somatische hypermutatie

Lymfopenie en lymfocytose Lymfopenie en immunodeficiëntie - Kwalitatief of kwantitatieve afwijkingen in lymfoÏde compartiment, hetzij B- of T-cellen - Ontstaan o Aangeboren (zie kindergeneeskunde) o Verworven -

Type cel o T-lymfopenie of T-immunodeficientie:  kwetsbaar voor virussen, schimmel, mycobacteria, protozoa:  Behandeling bv. VZV en PJP profylaxie o B-lymfopenie of B-immunodeficientie:  hypogammaglobulinemie en dus vooral kwetsbaar voor bacteriële infecties:  Behandeling: profylactische Immunoglobulines (sc, IV)

o

Opmerking bij Kader  T cel deficiëntie door ziektebeeld/hematologische aandoening zelf :  Bv. aids (T) of Hodgkin  B-cel deficëntie door ziektebeeld zelf:  B-cel Non Hofgkin lymfoma(B-NHL)  B-cel chronische lymfatische lymfoma (B-CLL)  Hoe veroorzaakt B-cel een immunodef? o Klonale aandoeningen  ecosysteem b compartimen verstoren  immunoparese  bcel verstoren  b immuno def

Lymfocytosis - Kinderen hebben een lymfocytaire formule ! o Perifere WBC formule heel afhankelijk van leeftijd, kinderen veel meer rechtsverschoven - Oorzaken o Virale infecties (EBV, CMV, HIV, HSV, VZV, Rb, Hepatitis-virussen)

-

-

o

Andere infecties (Toxoplasmose, tbc, brucellose, syphilis, pertussis)

o o

Thyreotoxicosis Lymfoide maligniteiten

 Mature lymfoide neoplasmen (Non-Hodgkin Lymfomen T/B)  Acute lymfoblastaire leukemie (T/B) Kinderen hebben een lymfocytaire formule; antwoorden vaak met lymfocytose in situaties waar bij volwassenen een neutrofiele reactie volgt Klierkoorts (grandular fever): kliniek o Typisch gepaard met leukocytose o Epidemiologie: adolescent – jonge volwassene o Agens: EBV (> CMV> Toxoplasma > HIV) o

o o

Klinisch beeld van EBV – mononucleose, “college fever”, “kissing disease” (jongvolw)  Prodroom van enkele dagen: malaise, hoofdpijn, hoest  Koorts: mild tot ernstig  Bilaterale cervicale lymfadenopathie 75%; gegeneraliseerd in 50%  Keelpijn  Palpabele splenomegalie, soms hepatomegalie  Soms rash (huisart schrijft AB voor: ampi-, amoxycilline geeft uitslag)  Soms AutoImmune Hemolystische Anemie(AIHA) of(immune thromocytopenie) ITP Prognose: spontaan herstel, soms langdurige asthenie Mononucleosis infectiosa (EBV): diagnose  Complet: leucocytose en absolute lymfocytose  Cytologisch onderzoek:  “virocyten” (grote atypische lymfocyten (CD8+)  ruim basofiel cytoplasma







gemouleerd rond RBC (“ballerina-skirt)

o  DD lymfoblast !! Serologisch onderzoek  Monospot  Specifieker opsporen van o Anti-VCA IGM in acute fase, o levenslang anti-EBNA IgG en anti-VCA IgG Verwikkeld:  Leverfunctiestoornissen  AIHA  secundaire ITP  langdurige postvirale asthenie

Lymfadenoptahie Definitie: - Lymfocyten komen in contact met het antigenen  lymfeklieren  immunologische reactie  rekrutering cellen en celproliferatie vergroten van de lymfeklier - Lymfadenopathie vs vergrote klier o Lymfadenopathie = pathologisch vergrote lymfeklieren >1cm diameter -

o Vergrote klier= Meerdere “klieren” of “vergrote klieren” ≠ pathologisch vergroot en < 1cm Variaties o Gegeneraliseerd of gelocaliseerd o

Consistentie, vast- of losliggend, pijnlijk

o o

Banale of ernstige oorzaak Nachtzweten, koorts, gewicht?

Onderverdeling - Gelokaliseerde lymfadenopathie o Definitie  Drainagegebied van 1 lymfeklierregio of hooguit aanliggende gebieden  Lokale infecties in het gebied  Maligniteiten in het gebied  Lymfomen

o

o

Hoofd en hals  argwandend zin!  Supraclaviculaire regio  linkerkant : klier vicrhow, Re: geen specifieke naam  voor bacteriële of fungale infecties, maar zijn vaak een uiting van maligniteiten (lymfomen, borstkanker, retroperitoneum, GI)  Klieren iets hoger (nog steeds in laagste helft) ook verdacht  Lagere halsstreek: lymfomen, Hoofd- en hals turmoen, TBC  Klieren hoger (bv. hoog cervicaal): lokale infecties die draineren naar specifieke plaats of aantal virale infecties Andere gelokaliseerde kliern:   

-

oksel : draignerende infecties die meestal van hand of arm afkomstig zijn (bv kattenkrab, brucellose, siliconenplantaten, borstkanker, melanomen lymfome ) Elleboog: verdacht! Verder onderzcht (triade van S’en: syphilis – sarcoïdose – lymfomen) Lies: infectieuze aandoening been of voet, SOA, lymfomen, maligniteiten drai...


Similar Free PDFs