Avant-garde film en video les 3 PDF

Title Avant-garde film en video les 3
Author Liz de Smet
Course Avant-garde film
Institution Universiteit Gent
Pages 6
File Size 126.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 10
Total Views 138

Summary

Download Avant-garde film en video les 3 PDF


Description

AVANT-GARDE EN VIDEO: CINEMA PUR, DADA, SURREALISME Les 3 Na WOI: avant-garde ontdekt medium film - Sovjet-cinema: nauwe verwantschap met constructivisme - Experimenten met abstracte film in duitsland Eggeling, Richter, Ruttmann, Moholy-Nagy,… 1918-1930: ook bloeiende avant-garde in Frankrijk - Gedecentraliseerde filmindustrie - Nauwe contacten tussen avant-garde en mainstream -onderscheid tussen zgn. “eerste” en “tweede avant-garde” (1) “eerste avant-garde”: franse impressionistische film (ritme van de natuur volop in beeld) - Abel Gance, Jean Epstein, Germaine deulac, Marcel L’Herbier, Louis Delluc,.. -

Narratieve langspeelfilms ( niet narratieve kortfilms) Ongebruikelijke camerastanden, mobiele camera Picturalistische inslag Optische effecten: dubbele belichtingen, gebruik van filters, out-of-focus, slow motion,.. Belang van close-up: c.f. tekst van Jean Epstein Vanaf ca 1923: meer snelle, ritmische montage (d.m.v. sovjet-cinema)

Zoeken naar specificiteit van het filmische - Film baseren op visueel ritme (i.p.v. theatrale of literaire narratie) - Essentie van film: confrontatie met wereld in haar kleinste contingenties - Cf. impressionisme met schilderkunst Concept van de photogénie - Gefilmd object verschilt essentieel van object zelf - Film verleent aan object nieuwe expressiviteit - Revelerende dimensie van filmmedium a.h.w. tonen van de essentie van de dingen en de ziel van personages - Belang van symbolistische kunsttheorie - Vervreemdingseffect Vb Jean Epstein en zijn Bretoense films: finis terrae Andere strategie : Samenwerken met vooruitstrevende beeldende kunstenaars Vb Marcel L’Herbier, L’inhumaine, samenwerken met Fernand Léger en Robert MalletStevens (2) “tweede avant-garde”: cinéma pur Fernand Léger, Henri Chomette, Germaine Dulac, René Clair, Man Ray - Niet-narratieve kortfilms - Gebaseerd op ritmische en abstracte visuele kwaliteiten

-

Sterk verwant met abstracte animatie van Richter, Ruttmann, etc.. Maar fotografisch i.p.v. abstracte animatie o Belang van photogénie Connecties met dada en surrealisme

-

Fernand Léger: le ballet méchanique, & Dudley Murphy, 1924 Henri Chomette: jeux des reflets et de la vitesse, 1925 Cinq minutes de cinéma pur, 1926 Germaine Dulac: disque 957, 1928 Thèmes et variations, 1928 Étude cinégraphique sur une arabesque, 1929 Ma coquille et le clergyman, 1926 René Clair: Ientr’acte (1924, 22”) Letterlijk entracte voor balletstuk (relâche van Picabia) Muziek van Eric Satie “instantaneïsme”: spontanteïteit, los en irrationeel verband tussen scènes Slow motion, reverse motion, ongewone camerastandpunten,… ( zie vroege trick films) Nonsensicale dadaïstische sensibiliteit, humoristische inslag Met onder meer Marcel Duchamp, Francis Picabia, Man Ray, Erik Satie, Jean Borlin,..

Man Ray (1890-1976) - Retour à la raison (1923) - Emak Bakia (1927) - L’étoile de mer (1928) - Les mystères du château de Dé (1928) Nauwe connecties met dada en surrealisme (3) dada (ca 1917-1925) & film Meest iconoclastisch Vooraanstaande dadaïsten experimenteren met film - Marcel Duchamp, Hans Richter, Man Ray - Vaak baanbrekende technische en esthetische experimenten Diverse kenmerken van dadaïstische kunst ook in film - Incongruentie en fragmentatie - Gebruik van toevals-elementen - Fascinatie voor het absurde - Fascinatie voor industriële productie o Combinatie van organische en mechanische elementen Hans Richter (1888-1976) -schilder, tekenaar, beeldhouwer en schrijver - 1917: in Zurich bij de dadaïsten - filmmaker en filmtheoreticus - pionier van abstracte film: rhythmus 21 (1921) In de late jaren ’20: -reclame filmmaker - Maakt daarnaast avant-garde-films - Concrete beelden en narratieve dimensie Vormittagsspuk (Hans Richter, 1928)

-

In opdracht van Paul Hindemith (schreef de muziek) Omkering tussen mensen en dagelijkse voorwerpen o Menselijke figuren: zonder individualiteit, passief, robot-achtig - Gewone objecten rebelleren tegen dagelijkse routine - Voorwerpen ‘in leven gezet’ of ‘geanimeerd’ door film - Ontvangen als maatschappijkritische film - Aanklacht tegen samenleving gedomineerd door klok en functionele logica Marcel Duchamp: anémic cinéma (1925- 1926) - Gesigneerd Rrose Sélavy - In samenwerking met Man Ray - Anti-cinema; statische camera frontaal geplaatst voor draaienede schrijf - Op basis van rotoreliefs o Film als voortzetting van kinetische kunst - Spiraalvormen en teksten met alliteraties en woordspelingen Man Ray - Link tussen avant-garde in US en Europa - Link tussen surrealisme, dada en abstracte film - Schilder, beeldhouwer - Maar vooral fotograaf en cineast - Retour à la raison - Emak bakia - L’etoile de mer - Les mystères du château de Dé Man Ray: fotogram of rayograph vanaf 1921 - Fotografie zonder camera - Voorwerpen op onbelichte film: rechtstreeks blootstellen aan licht - Film ahw geanimeerde rayogrammen - Dadaïstische voorkeur voor toeval Man ray: retour à la raison (1923) - In opdracht van Tristan Tzara - Vertoond op beruchte Soirée de coeur au barbe (juli 1923) - Hybride vorm: ‘realistische’ shots, rayogrammen, negatieve beelden - Abstractie d.m.v. close-ups, licht,.. - Film als representative én als materiaal - Verwantschap met écriture automatique Man Ray: later - Emak Bakia (meest nauw aansluit bij rétour à la raison) - L’Etoile de mer (1927) - Les Mystères du château de Dé - Meer symbolische verband tussen shots - Ook groter belang van narratieve verbanden - Duidelijker in surrealistisch kader Man Ray: L’Etoile de mer (1927) - Poëtische tussentitels: gedicht/scenario van Robert Desnos - Surrealisme - Narratief element, personages - Thema van een reis naar het onbekende - Symboliek, allegorische dimensie

-

Optische vervormingen Man Ray: Les Mystères du château de Dé (1929) Fascinatie voor lege ruimte= belangrijk motief Gemaskerde personages die zich bezig houden met dobbelspel Dadaïstische fascinatie voor toeval

(4) surrealisme en film Jaren 1920-1930 ontwikkelt hier de belangstelling voor film, zelfs een vrij centrale positie Surrealisten echt geboeid door film - Voorkeur voor vroege cinema en populair entertainment: o Méliès, Feuillade, slapstick, melodrama’s van Von Stronheim,.. - Ook fascinatie voor (duitse) expressionistische cinema vol demonische figuren Fotografie en film zeer belangrijk in artistieke productie van surrealisme - Op eerste gezicht vreemd: objectiverende haaks op irrationele - Foto en film geschikt om surreële in reële te laten zien - In surrealisme: belangrijk etnografisch, documentair aspect - Geschikt om krampachtige schoonheid te laten zien Surrealistisch gebruik van tegenstellingen is filmisch principe - Onlogische of toevallige juxtapositie van twee verschillende realiteiten - Motto ontleend aan Lautréamont “mooi als de toevallige ontmoeting van een naaimachine en een paraplu op een operatietafel” - Montage-principe is inherent surrealistisch: Brokstukken uit realiteit in ongebruikelijke samenstelling - Fragmentatie en montage ook in manier van bekijken van films:  André Breton en Jacques Vaché: van bioscoop naar bioscoop Breton: doel van surrealisme is ontketenen van bewustzijnscrisis - Ook via surrealistische film: meest hypnotische en meest viscerale medium - Voorkeur voor onverwachte en incongruente - Voorkeur voor beeldraadsels, enigmatische beelden (vgl. Magritte) - Voorkeur voor shockerende, bevreemdende, buitenissige, bizarre, abjecte,.. Belangstelling voor droom - Maar ook structurele overeenkomst tussen dromen en filmkijken o Passieve kijker in donkere ruimte tegenover stroom beelden - Geen weergave van droom maar structuur van droom o Alternatieve vorm van narratie Vaak codes van narratieve cinema bespelen (dus geen abstracte film) - Gebruik van conventionele filmtaal, optisch realisme en verhaalstructuren - Identificatie tussen kijker en personage - Maar om de breuk ermee des te krachtig te maken Vergelijkbaar met bepaalde surrealistische schilderkunst: Bvb René Magritte - Behouden van figuratie maar niet herstellen van traditionele beeld o Conventionele representatie van binnenuit ondermijnen Germaine Dulac: la cocquille et le clergyman (met Antonin Artaud) Luis Bunuel: un chien andalou (1929), L’âge d’or (1930), Las Hurdes (1932)

Jean Cocteau: Le Sang d’un poète (1932) Joseph Cornell: Rose Hobart (1936) Hans Richter: Dreams that money can Buy (1946) met Max Ernst, Fernand Léger, Man Ray, Marcel Duchamp, Alexander Calder,..) Surrealisme sijpelt speelfilm en Hollywood binnen: - Jean Cocteau: la belle et la bête (1946), Orphée (1949) - Alfred Hitchcock: Spellbound (1945) (droomscène ism Salvador Dali) - Destino (1945-46): samenwerking Walt Disney en Salvador Dali Germaine Dulac: la cocquille et le clergyman (1926) - Scenario van Antonin Artaud (lid van Surrealistische groep 1924-27) o Distantieerde zich achteraf van film, directe impact van de taal - Dulac: impressionisme, cinéma pur o Vloeiende en soepele filmtaal ( artaud) o Impressionistische en expressieve lichteffecten Surreële elementen - Verhaal zonder traditionele plotstructuur - Symboolgeladen (slaapwandelende) personages en voorwerpen: priester, schelp, soldaat Conflict tussen Artaud en Dulac: film verworpen door surrealisten, film weergave van een droom? Luis Bunuel: un chien Andalou (1929) Bunuel: afkomstig uit Spanje, werkzaam te Parijs Surrealisten aanwezig op première Bunuel: achter het scherm met grammofoonplaten, Wagner en tango’s Surrealistische kenmerken: Traumatisch shock-effect in openingsscène - Perversie van melodramatische clichés: balkon, maanlicht,.. - Bunuel zelf is mannelijk personage: oog en mes (kijken + snijden= montage) Narratieve film maar geen conventionele narratieve structuur - Geen duidelijke coördinaten ruimte en tijd - Maar op microniveau: regels respecteren, om zo door te breken Formele parallellen: cirkels, strepen,.. Ongewone of surreële combinatie van banale elementen - Bvb scène met piano’s, mieren in hand,.. - Zie schilderijken Magritte - Procedé is inherent aan film Psychoanalytische thema’s - Voorkeur voor irrationele, onbedwingbare passies - Sublimatie van driften: priesters en piano’s - Passie verbonden met geweld en dood: eros en thanatos - Fetisjisme: oog, afgesneden hand - Wankele seksuele identiteit: androgyne personages, omruilen van seksuele verschillen - Dubbelganger: über-Ich Evocatie van droomtoestand - Niet zozeer weergave van droom - Vrije associatie van beelden - Geheel anders dan droomscènes uit conventionele films (nauwelijks “special effects”)

Luis Bunuel: L’âge d’or (1930) Beter gestructureerd Rode draad: koppel gefrustreerde minnaars Luis Bunuel: Las Hurdes: (1933) Surrealisme en documentaire Etnografische praxis in surrealisme Henri Storck: Paaseiland Jean Vigo: à propos de Nice Jean Painlevé: diverse natuurfilms, onderwater Bunuel later: (1940-76): toonaangevend cineast - In Frankrijk, Spanje, Mexico - Erfenis van surrealisme duidelijk zichtbaar in narratieve speelfilms Jean Cocteau: - Dichter, romanschrijver, theaterauteur, essayist, schilder, beeldhouwer, cineast,.. - Creatie van eigen mythisch universum: orfische wereld Le Sang d’un poète (1932) - Over kunstenaar: sculptuur komt tot leven - Referenties aan klassieken en klassieke mythologie - Droomwereld - Toetreding tot andere wereld via spiegel - Persoonlijk psychodrama - Belangrijk voor naoorlogse Amerikaanse avant-garde: trance film, mythopoetic film La belle et la bête (1946) Surreële elementen in narratieve langspeelfilm - Toenadering surrealisme en mainstream Orphée (1949) Surreële elementen in narratieve langspeelfilm - Toenadering surrealisme en mainstream - Orpheus- mythe...


Similar Free PDFs