Title | Bovenbeen en onderbeen Anatomie |
---|---|
Course | Basiskinesitherapie 2 |
Institution | Universiteit Antwerpen |
Pages | 7 |
File Size | 390.3 KB |
File Type | |
Total Downloads | 7 |
Total Views | 127 |
anatomie boven en onderbeen...
HT 3: Knie Bot- en bandstructuren
Patella Makkelijkst palpabel met knie passief in extensie. Basis patellae = minder goed palpabel aanhechting M. quadriceps femoris. Apex patellae = minder goed palpabel aanhechting lig. patellae. Distale apex patellae kan goed gevoeld worden wanneer basis patellae naar dorsaal wordt geduwd. Aanhechtingen van quadriceps = palpabel. Pijnlijke palpatie rekening houden met aanwezigheid bursitis van bursa subcutanea prepatellaris.
Facies patellaris femoris Randen van de glijgroeve = palpabel knie passief in extensie brengen. Mediale rand palperen duw met de andere hand patella naar lateraal (niet max.). Laterale rand palperen duw met de andere hand patella naar mediaal (niet max.). In zithouding met onderbenen afhangend randen beter te voelen (strakke huid).
Tuberositas tibiae Makkelijk palpabel vanaf de apex patellae naar distaal laten glijden. Net boven de tuberositas = bursae gelegen kan pijnlijk zijn.
Articulatio genus mediale Gemakkelijk palpabel bij gebogen knie bv. in zit met hangende onderbenen. Vanuit de basis kan de mediale gewrichtsspleet gevolgd worden naar mediaal & dorsaal. Passieve endo- en exorotatie van tibio t.o.v. de femurcondyli vergemakkelijken de palpatie. Meniscotibiale ligamenten kunnen gelokaliseerd t.h.v. de distale rand van de gewrichtsspleet (palpatie is pijnlijk als structuren zijn aangedaan). Differentiatie met meniscus flexie van de knie vragen: indien meniscus is aangedaan pijnpunt verplaats zich naar dorsaal, aandoening meniscotibiale ligamenten pijnpunt blijft ter hoogte van dezelfde plaats.
Condylus medialis femoris Palpatie met afhangende onderbenen palperende vinger vanuit de depressie mediaal van lig. patellae naar proximaal rand van facies patellaris volgen langs mediale patella rand verder naar posterieur = condylus medialis. Vertrekkend van depressie mediaal van lig. patellae condylus naar caudaal & posterieur volgen tot men de achterrand bereikt mediale condylus naar proximaal
1
volgen & na korte knik terug naar ventraal botknobbel voelen = tuberculum adductorium.
Condylus medialis tibiae In de depressie mediaal van het lig. patellae palperen met vinger naar caudaal bovenrand condylus & is naar dorsaal af te tasten. Onderste begrenzing van art. genus mediale hele antero-mediale zijde van het mediale tbiaplateau naar distaal te voelen. Exorotatie van tibia met knie 90° flexie condylus promineert.
Lig. collaterale mediale Kan gepalpeerd worden als een verdikking als men van art. genus mediale van voor naar achter volgt. Band = 2- 2,5 cm dik. Voorste rand halverwege ventro-dorsale afstand van condylus medialis femoris. Achterste rand gewrichtsspleet verder naar achteren volgen. In spanning brengen zithouding met mediale voetrand op grond laten rusten (femur = inwendige geroteerd) of door passieve valgusstress op knie.
Articulatio genus laterale Palperen begint vanuit de basis van het kuiltje lateraal van het lig. patellae. Dorso-laterale zijde = makkelijker te voelen dan de zuiver laterale zijde. Passieve exo- en endorotatie van de tibia vergemakkelijken de palpatie.
Condylus lateralis femoris Analoog medialis maar lateraal vertrekkend vanuit depressie van lig. patellae. = Kleiner dan de mediale maar is verder proximaal palpabel.
Condylus lateralis tibiae Palperen vanuit laterale gewrichtsspleet naar distaal het tibiaplateau. Op de antero-laterale zijde van condylus voelen van botverhevenheid = tuberculum van Gredy. Endorotatie van tibia met knie in 90° flexie condylus promineert.
Caput fibulae & collum fibulae Palperende vinger vanaf de epicondylus lateralis femoris naar distaal verplaatsen caput bevindt zich dan dorso-lateraal van het onderbeen op niveau van de tuberositas tibiae. Ronde pees van M. biceps femoris volgen = gehecht aan de caput. Apex capitis fibulae palperen verre passieve flexie & endorotatie van de knie zodat insererende eindpees van bicep femoris & lig. collaterale fibulare ontspannen zijn. Caput ligt onderhuids makkelijk palperen & vast nemen tussen duim & wijsvinger. Distaal van caput = collum best palpabel aan voor- en achterzijde. 2
Lig. collaterale laterale Voet op andere been leggen (4-teken) lig. is zo opgespannen & tractus iliotibialis & pees van bicep femoris ontspannen. Met knie in 90° flexie & in 4-teken houding lig. staat loodrecht op bicep femoris & is te herkennen als ronde streng lopende van epicondylus lateralis dorso-lateraal over gewrichtsspleet naar caput fibulae. Bijkomende varusstress vergemakkelijkt de palpatie.
Lig. capitis fibulae anterius Palperen t.h.v. proximaal deel caput fibulae. Heeft medio-craniaal verloop.
Spieren
M. quadriceps (N. femoralis) Bestaat uit: M. rectus femoris M. vastus medialis, intermedius & lateralis Aanhechtingen: SIAI + sulcus supra-acetabularis (femoris). Femurdiaphyse (intermedius). Linea asperea tot aan de linea intertrochanterica (medialis & lateralis). Gemeenschappelijk insertie = patella. Functie: Strekken van het kniegewricht/ trekken van de knie. Rectus femoris doet ook flexie van het heupgewricht. Visualisatie: Krachtige knie extensie tegen weerstand 3/4 spierbuiken zichtbaar: rectus femoris, vastus medialis & lateralis. Vastus lateralis & medialis vormen 2 zichtbare spierwelvingen proximo-lateraal & proximo-mediaal van de knie. Vastus medialis reikt verder distaal dan de lateralis. Centraal & proximaal van de patella bij opgespannen quadriceps brede pees te zien. In ruglig met knie 90° flexie of in zit zonder ondersteund bovenbeen dorsale begrenzing van vastus lateralis te zien. Palpatie: Vastus medialis is te zien & te voelen ventraal & distaal van sartorius en mediaal van rectus femoris. Vastus lateralis palperen lateraal van rectus femoris & aan laterale rand van bicep femoris. Vastus lateralis palperen dorso-laterale zijde van bovenbeen. Pees vastus lateralis palperen actieve extensie knie t.h.v. proximo-laterale patella. 3
M. sartorius (N. femoralis) Aanhechtingen: SIAS. Pes anserinus. Functie: Heup flexie, exorotatie & abductie. Knie flexie & endorotatie. Visualisatie: Niet te zien t.h.v. mediale knieholte. Palpatie: Onderscheiding sartorius met gracilis: Sartorius voelt als een platte spier & gracilis als een ronde pees. Gracilis spant op bij heupadductie. Afwisselend onderbeen ondersteunen & niet ondersteunen indicatie vergemakkelijken van dorso-mediale spieren t.h.v. de knie.
M. gracilis (N. obturatorius) Aanhechtingen: Ramus inferior ossis pubis dicht bij de symfyse. middenste teen van de pes anserinus aan de mediale zijde van de tibia. Functie: Op de heup adductie & anteflexie en zwakke exorotatie. Op de gestrekte knie flexie. De gebogen knie endorotatie.
Visualisatie: T.h.v. de mediale knieholte = zelden zichtbaar.
Palpatie: Voorlig met knie in flexie stand actief gebogen gracilis, semitendinosus, semimembranosus en sartorius = opgespannen. Ronde pees van de gracilis ligt oppervlakkig in knieholte mediaal & anterieur van de scherpe mediale rand van semimembranosus en juist lateraal & posterieur van sartorius. Gracilis = meer prominent knieflexie & interne rotatie tibia.
M. semimembranosus (N. tibialis) Aanhechtingen: 4
Tuber ossis ischii. Condylus medialis tibiae. Functie: Heup extensie met zwakke adductie. Gestrekte knie flexie. Gebogen knie endorotatie. Visualisatie: Is meestal niet te zien maar bij sterk ontwikkelde spierbuik kan dan soms als verhevenheid te zien zijn proximo-mediaal van de fossa popiltea. Palpatie: Lichte flexie stand semimembranusus = mediaal & lateraal van de pees van de semitendinosus in de diepte voelbaar. Palpatie insertie pees = direct mediaal & dieper dan de pees van smitend. palpatie met gestrekte been indien semimem. te diep zit t.o.v. semitend. palperende vingeren tussen gracilis & semitend. leggen & semimem. trachten te palperen tijdens extensie van de knie. Lange vingermethoden groeven tussen semimem. & semitend. als tussen semimem. & gracilis proximaalwaarts gevolgd worden. Moeilijke palpatie lateraal van semitend. ingezet vanuit het midden van de knieholte op 2cm van de pees van semitend. is slechts over een klein gedeelte mogelijk.
M. semitendinosus (N. tibialis) Aanhechtingen: Tuber ischiadicum. Pes anserinus. Functie: Heup extensie met zwakke adductie. Gestrekte knie flexie. Gebogen knie endorotatie. Visualisatie: Voorlig met knie actief in flexiestand ronde dunne pees van de spier = zeer oppervlakkig gelegen & duidelijk zichtbaar in mediale knieholte. Knieflexie & endorotatie tegen weerstand verbeterd zichtbaarheid van pees & spierbuik.
Palpatie: Patiënt in voorlig & knie in lichte actieve flexiestand pees zoeken in mediale knieholte pees = distaal te volgen tot bijna de pes anserinus. Pees kan ook met langevingermethode gevold worden tot orgio. Halverwege de dij voelen van spierbuik. Meer proximaal dan halverwege de dij voelen van aansluiting van semitend. op bicep femoris (groeven zijn lastiger te palperen). M. adductor magnus (N. obturatorius & N. tibialis) Aanhechtingen: 5
Ramus ossis ischii & tuber ossis ischii (onderzijde). Middelste lip van de linea aspera tot aan het distale 1/3 & krachtige pees insereert op de epicondylus medialis (tuberculum adductorium). Functie: Hoge vezels externe rotatie. Lage vezels adductie werking. Visualisatie: Niet mogelijk t.h.v. de knie. Palpatie: Aanhechtingspees volg dorsaal de mediale rand van vastus medialis kan gevoeld worden bij dwarse palpatie. Handelingen die palpatie vergemakkelijken: Statische contractie quadriceps help mediale rand te vinden. Heupadductie en/ of heupextensie tegen weerstand pees opspannen. Knie flexie meer ruimte tussen vastus medialis & naar dorsaal verplaatste sartorius pees adductor beter bereikbaar & al in ongespannen toestand te voelen is.
M. biceps femoris (caput longum: N. tibialis; caput breve: N. fibularis communis) Aanhechtingen: Caput longum tuber ischiadicum. Caput breve linea aspera. Functie: Heup extensie, zwakke adductie. Gestrekte knie flexie. Gebogen knie exorotatie. Visualisatie: Voorlig met knie in flexie pees = zichtbaar. Voorlig met knie flexie & exorotatie (tegen weerstand) in kniegewricht pees = zichtbaar. Spierbuik caput longum = zichtbaar over volledig verloop & caput breve = uitzonderlijk te zien bij opspannen van de spier. Caput breve sluit lateraal & ventraal bij caput longum aan en loopt ook uit in de pees t.h.v. laterale knieholte. Palpatie: Voorlig met knie in flexie. Dikke pees in laterale knieholte = voelbaar tot aan haar insertie op caput fibulae. Proximaal = spier te volgen tot tuber ischiadicum. Groeven tussen vastus lateralis & bicep femoris caput longum als tussen semitend. & bicep femoris caput longum zijn te voelen. Caput breve voelen groeven tussen pees van bicep femoris & distale streng tractus iliotibialis en palperend in de diepte naar proximaal waar bicep femoris caput breve aansluit bij vastus lateralis. 6
Tractus iliotibialis Visualisatie: Been heffen met knie max actief gestrekt tractus = zichtbaar proximaal van art. genu laterale als prominerende streng. Palpatie: Palpabel op laterale zijde van knie. Is als stevige bindweefselplaat voelbaar op het bovenbeen als bedekking van de fascia lata M. vastus lateralis. Palpatie is van belang als vermoede van iliotibial band syndrome.
M. gastrocnemius Aanhechtingen: Caput mediale (proximaal van condylus medialis facies poplitea tot tegen het tuberc adductorium) & caput laterale (proximaal van condylus lateralis). Tuber calcanei. oppervlakkig deel van de achillespees Functie: Knie flexie. Voet plantair flexie & zwakke supinatie. Visualisatie: In fossa poplitea beide koppen van de spier zijn bedekt door corpus adiposum. ≠ Afzonderlijk te observeren. Palpatie: Beide koppen laterale & mediale afzonderlijk te palperen in fossa poplitea. Patiënt in voorlig met knie flexie & plantaire flexie van de enkel (tegen weerstand). Palpatie van caput mediale start in fossa poplitea proximaal van gewrichtsspleet & lateraal van de pees van semitend. Palpatie caput laterale in fossa poplitea proximaal van gewrichtsspleet & mediaal van pees van bicep femoris. Bakercyste t.h.v. de knie mediaal in de knieholte kan (eventueel) verhevenheid gepalpeerd worden niet verwarren met semimem. = meer proximaal.
7...