Cel3 2018-2019 - ik ben een persoon ik ben een xy of xs 这是一个没用 的东西 PDF

Title Cel3 2018-2019 - ik ben een persoon ik ben een xy of xs 这是一个没用 的东西
Course Valid SAP C_S4CS_2002 Dumps
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 5
File Size 114 KB
File Type PDF
Total Downloads 36
Total Views 156

Summary

ik ben een persoon ik ben een xy of xs 这是一个没用 的东西...


Description

Cel III : 2018-2019 1. Citraat synthase en isocitraat dehydrogenase worden allosterisch geïnhibeerd door a. ATP en/of NADH b. AMP en/of NADH c. NADH en fructose-6-fosfaat d. NAD+ en AMP 2. Welk eiwit maakt geen deel uit van het vetzuursynthase complex in de synthese van palmitaat? a. bèta keto thiolase b. Acyl carrier protein c. ketoacyl (ACP) synthase d. malonyl/acetyl transferase 3. Waardoor wordt de thymidinesynthese NIET direct of indirect geblokkeerd op thymidine? (Deze inhiberen toch alle 4 de DNA opbouw?) — wast nie “thymidinesynthese” dus hierbij is AZT correct I guess— a. azidothymidine (AZT) b. Methotrexaat c. 5-Fluorouracil d. Aminopterine 4. Welk van de volgende is een omega-6-vetzuur? a. Palmitoleïnezuur b. linolzuur (C18 - 9,12) c. Iets met (C16 d. palmitaat 5. Er wordt dagelijks 12 gram galzuur uitgescheiden. Alle galzuur wordt gemaakt uit cholesterol. Hoeveel gram cholesterol moeten we dagelijks binnenkrijgen via de voeding en neosynthese om hieraan te kunnen voldoen ofso. a. 1 tot 2 gram b. 6 tot 12 gram (is het niet dit?) c. 12 tot 24 gram d. Meer dan 24 gram 6. Hoeveel ATP->ADP bij TAG -> 3VZ + glycerol a) 7 b) 3 c) 2

d) 0 geen energie nodig:

7. Startend met 24 acetyl-CoA en een molecule glycerol, hoeveel ATP->ADP en NADH->NAD+ worden verbruikt voor het vormen van triacylglycerol met palmitaat als acylketen. (=Grootste kutvraag ooit) a. 22 ATP en 48 NADH b. 22 ATP en 42 NADH c. 22 ATP en 43 NADH d. 28 ATP en 42 NADH 8. Antimycine A blokkeert elektronentransport tussen cytochromen b en c1. Wanneer intacte mitochondriën worden geïncubeerd met antimycine A, voldoende NADH en zuurstof, welke van onderstaande componenten bevindt zich dan in de geoxideerde toestand? a. De ijzer-zwavel eiwitten van complex 1 b. Cytochroom a3 c. Cytochroom b d. Coënzyme Q

9. Glucose dat radioactief gemerkt is met C14 op koolstofatomen C3 en C4 van glucose wordt volledig gemetaboliseerd tot acetyl-CoA via de glycolyse en het pyruvaat dehydrogenase complex. Welk percentage van de acetyl-CoA moleculen zal gemerkt zijn met C14, en in welke positie van acetyl groep vindt men het C14 terug? a. Er wordt geen radioactiviteit teruggevonden in acetyl-CoA b. Er is onvoldoende informatie om deze vraag te beantwoorden c. 100% van het acetyl-CoA zal radioactief gemerkt zijn op het middelste koolstof atoom. d. 100% van het acetyl-CoA zal radioactief gemerkt zijn op het koolstofatoom van de methyl groep. 10. 2,4 dinitrofenol en oligomycine inhiberen oxidatieve fosforylering maar doen dit op verschillende manieren. 2,4 dinitrofenol zal a. Zuurstof consumptie verlagen in de aanwezigheid van oligomycine b. Electron transfer blokkeren in de aanwezigheid van oligomycine c. Oxidatieve fosforylering laten doorgaan in de aanwezigheid van oligomycine d. Electron transfer laten doorgaan in de aanwezigheid van oligomycine

11. In onder andere het schors van een perenboom zit een bepaalde stof die ervoor zorgt dat glucose niet heropgenomen kan worden ter hoogte van de niertubuli, en men scheidt deze glucose dan uit via de urine waardoor er een glucosetekort ontstaat. Aan een proefdier wordt zowel deze stof als succinaat gegeven. Hoeveel mol glucose wordt er gevormd bij toediening van 1 mol succinaat? (zie vraag 37) a. 1 mol b. 0,5 mol c. 0,25 mol d. 0 mol; want het proefdier is ten dode opgeschreven

12. Welk antwoord bevat uitsluitend essentiële aminozuren voor gezonde volwassenen? a. Val, Trp, Leu b. Thr, Phe, Arg c. Cys, Lys, Met d. His, Ile, Tyr 13. Lichaam slaat geen energievoorraad op in ATP omdat: A. Er teveel warmte zou vrijkomen B. Omdat ATP niet stabiel is en snel gehydrolyseerd wordt in waterig milieu C. Enzymen het afbreken D. Teveel lichaamsgewicht 14. Wat kan niet gebruikt worden in de gluconeogenese (uit wat kan geen glucose gemaakt worden via de gluconeogenese)

a. Lactaat b. Acetaat c. acetyl-CoA d. Glycerol

15. Men ontdekt een coenzyme X dat mogelijks tot de ETK behoort, welk criteria is het minst geschikt om te zeggen dat het tot de ETK behoort?

A. Wordt snel opgenomen door de mitochondriale membraan B. De reductiepotentiaal ligt tussen 2 reductiepotentialen van andere coenzymen van deze ETK C. indien je het verwijdert wordt er minder O2 verbruikt D. het kan zowel een oxidatieve fase als een reductieve fase aannemen

16. Wat is correct in verband met geactiveerde methylcyclus A. Methionine wordt uit cysteïne gevormd → der is na es just gene kak van just, homocysteïne + meth.THF → methionine ; twas D , gien ien just B. dient om vit. B12 te recycleren C. ? D. geen van bovenstaande uitspraken kloppen

17. Wat is een uitsluitend ketogeen aminozuur (VIII p. 39) A. Ile B. Val C. Lys (was Leu) D. Thr?

18. Wat is juist ivm glycogeen fosforylase A. Splitsing van beta 1,4-binding B. Hydrolitysche splitsing van alpha 1,4-binding C. glucose 6-fosfaat als substraat D. Is een substraat van een kinase

19. Wat wordt niet uitgestoten bij de citraat bypass (waren hier geen andere mogelijkheden???) A. NADP+ B. NAD+ C. NADH D. acetyl-CoA 20. Wat inhibeert carnitine palmitoyl transferase 1 A. Palmitoyl CoA B. Malonyl CoA C. Acetyl CoA D. Succinyl-CoA 21. Wat stimuleert ketogenese

A. Oxaalacetaat B. Citraat C. Glucagon D. ?...


Similar Free PDFs