Title | Cw-punje— dit gaat over het derde deel alles wat u nodig heeft om dit vak te slagenom dit |
---|---|
Course | Cultuur en diversiteit |
Institution | Karel de Grote Hogeschool |
Pages | 4 |
File Size | 101.1 KB |
File Type | |
Total Downloads | 98 |
Total Views | 136 |
Alles wat u nodig heeft om het vak cultuur te slagen heel veel succes ermee! Een top sammenvatting! Het is super!...
3. Politieke instellingen: staatsvormen en parlement 3.1 Staatsvorming 3.1.1 Wat is een ‘staat? = geheel van instellingen dat op een gecoördineerde manier deelneemt aan interactie binnen territoriale grenzen Kenmerken: -
-
Soeverein o De staat heeft absolute macht Publiek o Verantwoordelijk voor collectieve beslissingen Legitimiteit o Wetten zijn bindend, gesteld om algemeen belang t dienen en verdedigen Beheersing o Monopolie van legitiem geweld (bv.: alleen de staat kan vrijheidsberoving uitvoeren) Territoriale associatie o Grondgebied v/d staat met collectieve beslissingen (= grondgebonden)
3.1.2 Typologie van politieke stelsels: 3 begrippenparen Democratisch en niet-democratisch (= in welke mate is het volk betrokken in de staat) -
Directe (bezit) en representatieve (België) democratie o self-government: burgers nemen zelf deel aan politiek, er zijn geen vertegenwoordigers. o Vertegenwoordigende democratie: alle kiezers hebben gelijke toegang tot eerlijke competitieve verkiezingen om vertegenwoordigers aan te duiden.
Autoritarisme: gehoorzaamheid i.p.v. instemming -
Dictatuur: geen realistische, regelmatige kans pop vervanging v/d leider o Dictator is niet gekozen Totalitarisme: typisch 20ste-eeuwse controle over alle aspecten v/d samenleving met als basiskenmerken volgens Friedrich en Brzezinski. o Allesomvattende zwart-wit ideologie (= ideeënleer) Alle aspecten komen voor: goed of slecht o Partij met een charismatisch leider = 1 partijstaat (bv.: Stalin, Hitler) o Georganiseerde terreur Bevolking onderdrukken met psychologisch of fysiek geweld o Monopolie v/d communicatie Overheid heeft communicatie in handen = rammen v/d zwart-wit ideologie
Media moet het succes v/h systeem benadrukken Zeggen dat er krachten zijn om het systeem te saboteren o Monopolie van wapens Overheid is de enigste die de wapens controleert o Gecontroleerde economie Geen vrije markt, wel staatseconomie: productiemiddelen zijn in handen v/d staat (bv.: fabriek = v/d staat) Parlementair en presidentieel Presidentieel systeem: -
Zelfstandige, wetgevende en uitvoerende macht o Afzonderlijk gekozen President is het staatshoofd o Bepaalt wie in de regering zit, leden moeten aan hem verantwoorden President en parlement zetelen een beperkte termijn Systeem van elkaar wederzijds controlerende machten o Controles en evenwichten, vermijd absolute macht President heeft vetorecht t.o.v. (bepaalde) wetten o President kan wetten v/h parlement tegenhouden President legt jaarlijks beleidsplan voor aan parlement o Planning v/d activiteiten en daden die hij wil volbrengen Parlement kan dit verwerpen Empeachement afzettingsprocedure als president afwijkt v/h plan
Parlementair systeem: -
-
Hoofd v/d regering (geen staatshoofd) is 1ste minister o Kanselier ste 1 minister stelt beleidsverklaring aan parlement jaarlijks voor o Regeringscrisis (parlement niet akkoord): 1. Nieuwe regering 2. Nieuwe verkiezingen Voortbestaan van de regering hangt af v/d vertrouwensstemming o Valt weg = nieuwe regering of nieuwe verkiezingen
Semipresidentieel systeem: (bv. Frankrijk) -
President is rechtstreeks verkozen o Stemmen President bezit ruime machten President is staatshoofd, maar niet het hoofd v/d regering o President duidt 1ste minister aan, ministers hebben steun nodig v/h parlement, president = politiek hoofdfiguur
Unitair versus (con)federaal Unitaire staten: (= 1 centraal geleid land met 1 bevoegingsniveau) -
-
Soevereiniteit: exclusief bij centrale regering 1 beleidsniveau controleert alle domeinen Multi-level governance o Bevoegdheden= verdeeld, interactie tussen bevoegd domeinen Maar centrale overheid moet toestemming geven Sterke punten volgens voorstanders: o Meer gelijkheid o Geen schending van minderheden Geen discriminatie o Centrale interventie heeft meer middelen Meer middelen om problemen op te lossen o Decentralisatie leidt tot destabilisatie Decentralisatie kan leiden tot het scheiden v/e land Destabilisatie: regio’s met eigen elementen en lopen hard uiteen In een unitaire staat is er meer destabilisatie
Federale staten: -
-
Soevereiniteit gedeeld o Tussen nationale regering en deelstaten regering Meer dan 1 beleidsniveau op hetzelfde grondgebied o Nationale en regionale niveau is nevengeschikt In essentie partnerschap o Niveaus moeten samenwerken Multi-level governance (coöperatief federalisme versus dwaal federalisme) o = samenwerken versus niet samenwerken Toegewezen en residuaire bevoegdheden o Toegewezen = staat in grondwet o Residuaire = staat niet in grondwet Diversity in unity o Unity = land is 1 Diversity = diversiteit door regering v/d deelstaten Gemeenschappelijke kenmerken ondanks de verschillen: o Relatief autonome niveaus Deelstaat en centrale staat kunnen over elkaar geen macht uitvoeren o Geen grondwetswijzigingen zonder toestemming Alle partijen moeten akkoord zijn o Grondwettelijke scheidsrechter Hooggerechtshof dat toekijkt op de toepassing v/d grondwettelijke bepalingen o Verbondenheid van instellingen
Regionale niveau heeft ook stem in nationaal niveau via parlementsysteem
Confederale staten: (= bepaalde macht v/e land wordt afgestaan aan boven nationaal niveau) -
-
Sterke decentralisatie: bepaalde macht delegeren aan supranationale centrale regering o Delegeren = afstaan Intergouvermentalisme (EU, NAVO, VN) o Noord-Atlantische VerdagsOrganisatie
3.1.3 België: van unitair tot federale staat Van een unitaire staat … -
In 1830 had de pas opgerichte Belgische staat 1 parlement & 1 regering o Het land was wel verdeeld in gemeente en provincies, maar de wetten v/h nationale parlement golden voor alle Belgen. o Ministers bestuurden het hele Belgische grondgebied
… naar een federatie -
-
Het inzicht groeide dat Vlamingen & Walen over bepaalde zaken beter zelf beslissingen nemen. Vlaanderen en Wallonië kregen door 6 staatshervormingen tussen 1970 & 2014 meer zelfbestuur. België heeft 2 soorten deelstaten: gewesten & gemeenschappen o Vlamingen streefden vooral naar culturele autonomie voor alle Nederlandstaligen, ook de Brusselse Vlamingen. o 3 gemeenschappen gevormd: Vlaamse,, Franse en Duitse....