Dierziekten konijn PDF

Title Dierziekten konijn
Author Joni Sneyers
Course Dierziekten landbouwdieren
Institution Odisee hogeschool
Pages 31
File Size 986.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 46
Total Views 134

Summary

Download Dierziekten konijn PDF


Description

Dierziekten konijn 1. Infectieuze diarree 2. Dikkebuikenziekte 3. Antibiotica- enterotoxemie 4. Darmparese of ileus 5. Coccidiose 6. Gebitsproblemen 7. Pasteurella 8. Voetzoolnecrose 9. Myxomatose 10. VHS- RHD 11. Oorschurf 12. Hazenpest/turalemie

Konijnziektes A. Maagdarmproblemen 1. Diarree: 1) Infectieuze diarree 2) Dikkebuikenziekte 3) Antibiotica enterotoxemie 2. Darmimmobiliteit of darmparese ( ileus) 3. Coccidiose B. Gebitsproblemen C. Bacteriële ziektes 4. Pasteurella of snot 5. Voetzoolnecrose D. Virale ziekten 6. Myxomatose 7. RHD of VHS E. Parasitaire ziektes 8. Oorschruf

Introductie konijnziektes A.    

Algemeen Zeer kleine, gesloten sector Zeer erg afgeschermd van de buitenwereld In België +- 24 bedrijven Zowel particuliere als bedrijfshouderij

B. Vroeger

Figuur 1rijen legbatterijen/kooien

    

Geen ruimte om rond te springen Op draadkooien Individueel gehuisvest Geen enkel dierenwelzijn Zeer hoge sterfe ( dieren blijven vaak lang liggen vooraleer

opgemerkt)  Geen enkele verrijking  Hygiëne redelijk ok, rest onverantwoord  Tot 2016 kon dit C. Nu  Verrijkte kooien

 Sinds 2016 zijn verrijkte kooien( zowel voor voedsters als voor vleeskonijnen en groepshuisvesting verplicht ( groepshuisvesting voor voedsters nog niet volledig geregeld)  Zijn een verbetering van de batterijkooien  Konijnen zitten nu op plastieke roosters ipv op draad  Zitten nog steeds heel nauw gehuisvest  Verrijkte parken

 Grote merendeel van de konijnenbedrijven nu verrijkte parken, vaak combiparken  Combipark bevat zowel voedster met jongen als vleeskonijnen, enkel voedster wordt verhuisd ( geef minder stress bij al de rest)  Deze parken hebben:  Verschillende niveau’s om te kunnen springen  Bodem bestaat uit kunststof  Meestal open bovenaan  Knaagblok  Automatische voer en drinksysteem

 Ruiven voor hooi  Plastieke buizen om in te kunnen kruipen  Nog toekomst: voedsters verrijkte werpkooien  Maar dit systeem vraagt veel financiële inspanning, vele bedrijven kunnen moeilijk hoofd boven water houden  Nog beter

     

Zitten op stro ( moet wel zeer regelmatig vervangen worden) Springmogelijkheden Zowel voedsters als vleeskonijnen bijeen Aparte hokjes voor de voedster als ze moet bevallen Veel knaagmogelijkheid Maar ook dit vraagt veel financiële inspanning + extra werk, daarom kost dit vlees ook meer

Maagdarmproblemen intro  Van alle diersoorten is het konijn het meest gevoelig voor maag darmproblemen  Maag- darmproblemen zijn dan ook probleem nr 1 bij konijnen  Maag is klein en niet erg actief ( weinig tot niet bespierd)  Ze moeten regelmatig eten want de mechanische druk van voedsel zorgt voor doorschuiven voedsel naar de dunne darm - Kort niet eten geef grote problemen > stilvallen darm - Ineens veel eten geef ook problemen > maagoverlading - Balans en constante is dus !  Zeer gevoelig darmstelsel dat ook snel uit balans is  Zeer groot caecum ! voor microbiële fermentatie ( = caecumfermenter)+ afbraakprocessen  Caecotrofie is zeer ! bij konijn - Konijn produceert 2 soorten uitwerpselen: - Zachte caecotrofen ( zijn zacht, blinkend en slijmerig; vn in vroege ochtend en wordt direct vanuit de anus terug opgegeten (= coprofageren), zo kunnen ze vit B en microbiële eiwitten benutten ( bij paard zelfde alleen niet terug opgegeten maar verloren in mest) - Harde keutels tijdens rest van de dag zijn de gewone uitwerpselen

A. Diarree  Vaak eerste symptoom bij problemen  Oorzaken:  Infectieus vb door E colli  Verkeerde voeding: moet vezelrijk zijn , mag niet koolhydraat/zetmeelrijk zijn, mag niet eiwitrijk zijn  Korrelvoeding is niet ideaal, is ook geen krachtvoer ( chemische structuur is ok, maar fysische structuur niet) DUS altijd hooi bijgeven  Nooit korrels van andere diersoorten geven ( vaak teveel koolhydraten of eiwit in, hoewel op eerste zicht zelfde)  Samenstelling typisch konijnenvoer  1/3e luzerne -of grasmeel  1/3e graanafval ( zemelen = buitenkant)  1/3e zonnepitschroot en bietenpulp ( geen zetmeel)

1. Infectieuze diarree A.

B.

Wat = diarree veroorzaakt door:  Virussen vn rota/ corona > geef ernstige diarree maar is relatief onschuldig ( meestal geen sterfe)  Bacteriën vn E. Colli, clostridia  Parasieten vn coccidiose

2. Dikkebuikenziekte A.

Synoniem - Mucoïde enteropathie - Enterocolitis - ERE = epizoötic rabit enteropathie

B.

Wat = relatief nieuwe (1997) en mysterieuze ziekte waarvan men niet de precieze oorzaak/kiem kent. Waarschijnlijk gaat het om een combinatie van verschillende pathogene darmagentia. Waarschijnlijk heef het iets te maken met de shif van melk naar vaste voeding. De ziekte is progressief en fataal als men niks doet.

C.

Risicodier - Vn bij jonge dieren 1 tot 4 weken na spenen

D.

Uiterlijke symptomen - Sterk opgezette buik vlak voor dood samengaand met sterk verminderde voederopname - Gelatineuze, doorzichtige, fecale uitscheiding ( soms diarree) - Zeer sterke dorst maar vaak uitgedroogd door slechte toestand - Lage lichaamstemperatuur ( kan ook door veel drinken) - Hoge sterfe tot 95% - Konijn kan gas enkel kwijt via aars, niet via oprispen - Hierdoor kunnen kolieken optreden omdat passage zeer vertraagd door gas > kan de darmen stilleggen (nemen geen voedsel meer op, aanwezig voedsel gist door parese > nog meer problemen) - Beven - Klotsende geluiden bij aanraken buik - Lusteloosheid - Knarsetanden van pijn

E.

Diagnose - Bij autopsie ziet men:  Sterk gezwollen maag gevuld met waterige inhoud  Opgezette darm met waterige – of gasinhoud

 Abnormale blinde darminhoud: meestal waterig, soms sterk ingedroogd en verhard  Abnormale dunne en dikke darminhoud, vaak gevuld met gelatineus slijm

F.

Preventie - Langzame overgang van melk naar vast voer is belangrijk zodat stress kan vermeden worden - Goede balans in de voeding is essentieel

G.

Behandeling - Gezien men de oorzaak niet goed kent maar zinkbacitracine(=AB) wel lijkt te werken, wordt dit vaak in de voeding gegeven - Pijnstilling tegen de kolieken is aangewezen

3. Antibiotica-enterotoxemie A.

Wat = een verstoring van de darmflora, meestal door oraal antibioticagebruik waardoor een darmontsteking en/of ernstige diarree ontstaat, wat dodelijk kan zijn voor het konijn. ( orale AB heef een zeer slechte invloed op de darmflora van herbivoren)

B.

Symptomen - Niet eten of drinken - Onverschilligheid - Gasgevulde buik - Buikpijn - Diarree - Sterfe  Tot 100% bij toediening van vb clindamycine  40-80% bij toediening van vb penicillines  Tot 20% bij toediening van vb macrolyden

C.

Oorzaak Clostridium spiriforme ( normale commensaal in achterste darmgedeelte konijn) veroorzaakt een woekering en gaat gifstoffen produceren door oraal AB, waardoor er een enterotoxemie optreedt. Deze clostridium heef koolhydraten nodig om te kunnen woekeren en gif te maken, een te koolhydraatrijke voeding werkt dit probleem dus nog meer in de hand.

D.

Preventie - Koolhydraatrijke voeding vb bananen, druiven, graan vermijden, zodat de spiroforme bacteriën minder kans krijgen te woekeren - Zorg voor vezelrijk dieet verkleint kans op veranderingen in darmflora en stimuleren de darmbewegingen - Nooit antibiotica per os geven

E.

Behandeling - Eten en drinken onder dwang geven zodat darmen niet stilvallen en darmparese wordt voorkomen  Groei pathogene bacteriën zo geremd  Productie gifstoffen geremd  Groei van normale darmflora wordt gestimuleerd - Op peil houden normale vochtbalans door uitdroging te voorkomen

4. Darmparese A.

Synoniem - Darm-immobiliteit - Ileus

B.

Wat = een toestand waarbij het konijn in een negatieve spiraal komt en uiteindelijk sterf. (chronische) stress (of andere oorzaak) ↓ Gedaalde darmmotiliteit/darmpassage ↓ Eet niet/geen honger ↓ Caecale flora dysbalans/dehydratatie ↓ Overwoekering bacteriën en gisten ↓ Gas-en toxineproductie door clostridia ↓ Erge koliek ↓ Verergering verminderde gastro-intestinale mobiliteit ↓ Aanhoudende anorexie ↓ Leverbeschadiging door toxines en leververvetting ↓ Sterfe

C.

Symptomen - Kleine en harde, droge keutels ( soms in geel slijm) - Sterk gestegen of afwezige darmgeluiden - Apathisch - Geen eetlust - In elkaar gedoken zitten

- Knarsetanden van de pijn - Sterfe D.

Oorzaak - (chronische)stress vb individuele huisvesting, veel lawaai, verkeerde voeding - Uitdroging ( verharding voedsel en keutels) - Pijn ( door andere ziekte of infectie) - Obstipatie - Onvoldoende ruwe vezels in eten - Neurologisch vb caecale parese ( bezenuwing caecum onvoldoende) - Gasvorming in darmen

E.

Haarbalmythe - Konijnen maken normaal geen haarballen - Bij goed werkende darmen worden individuele haren met de voedselmassa mee uitgescheiden - Als de darmen plots stilvallen en het aanwezige voedsel indroogt kan een deegachtige massa onstaan waarbij ook haren aanwezig zijn die de bal compact maken - Vaak dus misdiagnose bij palpatie abdomen bij DA die niet veel van konijnen kent - Speciale voeding die hiervoor verkocht wordt is dus puur bedrog

F.

Preventie - Stressfactoren aanpakken - Goede voeding

G.

Behandeling - Idem enterotoxemie - pijnstilling

5. Coccidiose A.

Wat = een parasitaire darmontsteking die zich voordoet ten gevolgde van een erge besmetting met coccidiose. Er zijn 9 verschillende soorten coccidiën bij konijnen bekend en 7 verschillende soorten bij hazen.

B.

Risicodieren - Bijna alle konijnen zijn drager van deze parasiet maar bij voldoende weerstand hebben ze hier weinig last van omdat ze een zekere immuniteit ontwikkelen tegen types waarmee ze in aanraking zijn geweest - Jonge dieren zijn nog zeer gevoelig - Oudere dieren ontwikkelen een zekere graad van immuniteit  Enkel soortspecifieke immuniteit ( bepaalde stam)(kan dus ondermijnd worden bij vb nieuwe dieren)  Levercoccidiose geef betere immuniteit dan darmcoccidiose

C.

D.

Symptomen - darmcoccidiose  Bij jonge dieren  Diarree of waterige ontlasting met eventueel bloed  Groeiachterstand ( ook indien genezen)  Veel sterfe  Oudere dieren  Ziektetekens niet opvallend, vaak onopgemerkt voorbij  Eventueel lichte diarree  Eventueel opstopping - Levercoccidiose  Jonge dieren  Meestal rond 6e levensweek  Galgangen dan zeer gevoelig, veel letsels  Oudere dieren  Galgangen minder gevoelig  Besmetting minder erg, minder producten oöcysten  Geringere celschade Oorzaak - 9 onderstammen gekend bij konijnen waarvan 1 stam die levercoccidiose geef en 8 a 9 stammen die darmcoccidiose veroorzaken, ( levercoccidiose het frequenst) - 7 stammen bij hazen gekend

E.

Diagnose Ahv symptomen Ahv microscopisch onderzoek van gal en caecuminhoud en leverafwijkingen

F.

Infectiedruk Oöcysten in de mest moeten buiten het dier kunnen sporuleren ( = ontwikkelen) Hiervoor belangrijk:  Stijging temperatuur  Goede vochtigheid

 Genoeg zuurstof  Voldoende tijd G.

Overdracht/cyclus opname coccidiën via besmet voeder ↓ Primaire en secundaire schizogonie( ongeslachtelijke voortplanting) ↓ gametogonie met zygotenvorming(geslachtelijke voortplanting) ↓ Ontwikkeling nog meer oöcysten ( = eieren) Gepaard met veel celdestructie darmwand ↓ Uitgescheiden via uitwerpselen in omgeving ( zeer lang aanwezig)

H.

Gevolgen van de ziekte Ofwel treden secundaire infecties op Ofwel is er genezing met soortspecifieke immuniteit Ofwel sterf het konijn

I.

Preventie -

-

J.

Hygiëne is belangrijk Door het geven van preventieve coccidiostatica in voedingwordt de ontwikkelingscyclus van de coccidiën onderbroken > aantal uitgescheiden oöcysten neemt af > minder celbeschadiging waardoor kan tot immunisatie tegen die stam Bij pluimvee en konijnen is deze preventieve gif toegestaan omdat dit geen effect heef op de voeding van de mens

Behandeling Geven van curatieve coccidiostatica in drinkwater Behandeling bestaat niet in het totaal uitroeien van de oöcysten maar wel ze reduceren tot een hoeveelheid die immuniteit kan

-

teweegbrengen zonder dat het konijn schade (ziek zijn)ondervindt Bij diarree best isolatie( droge keutels besmetten weinig want ingekapseld, diarree wel hoge besmettingsgraad) Coccidiose is diersoortspecifiek en dus geen effect op andere aanwezige diersoorten

6. Gebitsproblemen A.

Normaal gebit

-

B.

Wat Bij afwijkende stand gebit (vb bij genetisch gefokte kortkoppige konijnen) blijven de tanden doorgroeien en slijten ze niet af en kunnen ze zich in de kaak/lip boren

C.

Enkele ondersnijtanden Dubbele bovensnijtanden ( snijtand+ stiftand) Stiftandjes doet ondertanden afslijten Konijnensnijtanden blijven continu doorgroeien want slijten snel door eten van ruw voer

Ook kunnen de tanden haken krijgen

Symptomen Doorgroeiende tanden:  Slecht eten of kauwen  Darmproblemen > darmparese

-

 Geen vachtonderhoud > ziet er slordig uit  Kan geen caecotrofie doen  Kaakabcessen door ingroeien tanden in kaak Haken op tanden:  Wondes in tong of wang > pijnlijk  Langzaam kauwen  Kwijl aan de mond  Op etensbak af rennen en toch niet eten  Afzonderen en geen zin meer in eten  Stoppen met eten van hooi en daarna groenvoer( is pijnlijkste), korrels kunnen meestal nog langere tijd gegeten worden  Kleiner wordende keutels  Gasaanvallen

D.

Oorzaak Meestal afwijkende stand gebit

E.

Diagnose Ahv gedrag Voer blijf staan Vermagering Duidelijk zichtbare, lange tanden

F.

Preventie Geen genetisch gefokte kortkoppige konijnen kopen Goede observatie gedrag Genoeg ruwvoer zodat tanden afslijten

G.

Behandeling Regelmatig afvijlen/afslijpen of bijknippen van de tanden ( afvijlen voorkeur want knippen geef meer risico op splijten of scheuren tand onder tandvlees.)

7. Pasteurella A.

Synoniem Snot

B.

Wat = bacteriële infectie van de bovenste luchtwegen. Veel konijnen hebben deze bacterie in de neus zonder echt ziek te zijn, bij verminderde weerstand steekt deze ziekte de kop op en geef problemen

C.

Symptomen Niezen Vuile natte neus Soms hoesten Vieze voorpoten van snot weg te vegen Bacterie kan ook in minder frequente gevallen:  Middenoorontsteking  Fatale hersenvliesontsteking  Sepsis  Pneumonie  Etterabcessen  Mastitis  Baarmoederontsteking veroorzaken

D.

Oorzaak Pasteurella multocida bacterie ( vgl krommeneusziekte varken)

E.

Preventie Stalklimaat zeer belangrijk  Ventilatie meestal kunstmatig in een gesloten stal  Teveel verluchtig geef gevoeligere luchtwegen  Teweinig verluchting doet amoniakgehalte stijgen waardoor irritatie luchtwegen

F.

Behandeling Verluchting optimaliseren Antibiotica toedienen

Voetzoolnecrose A.

Wat = het ontstaan van wondjes ter hoogte van de voetzool (vgl bumblefoot pluimvee). De voetzolen van een konijn hebben geen eeltig of verhoornd loopvlak maar gewoon beharing, hierdoor zijn ze heel gevoelig voor omgevingsfactoren.

B.

Symptomen Zeer vuile en/of natte poten Stinkende wondjes ter hoogte van voetzool In begin pijn, uiteindelijk necrose

C.

Oorzaak Slechte hygiëne ( nat stro waardoor veel amoniak > irritatie) Draadkooien > hard en oncomfortabel > wondes Eventueel op wondes bijbesmetting vaak door stafylococcen

D.

Preventie Hygiëne !  Regelmatig vers stro  Droog stro Geen draadkooien gebruiken

E.

Behandeling Omgevingsfactoren aanpakken Oorzakelijke bacterie aanpakken met antibiotica

8. Myxomatose A.

Wat = virale ziekte waarvan het virus zich in de huid nestelt. Het is een virus dat oorspronkelijk in Brazilië voorkwam als matige ziekte, die men in Australië introduceerde als doel om immuniteit te veroorzaken bij de konijnenpopulatie, maar deze ziekte verliep hier heel agressief en roeide bijna de hele populatie uit. Probleem ook opgetreden nadat virus in Europa werd ingezet om konijnenpopulatie uit te dunnen

B.

Risicodier Alle konijnen zijn zeer gevoelig Hazen veel minder Zowel bij wilde, - hobby,- als houderijkonijnen

C.

Symptomen Dikke zwellingen op minder behaarde plekken vb ogen, oren, neus, aars, geslachtsorganen, lippen Na paar dagen korstvorming en etter > blindheid Kan misvormingen aan snuit, mond, oren en neus geven Kan ook interne problemen geven Meestal zeer acuut en binnen paar dagen sterfe( na 8 dagen treed vaak longinfectie op ( vn bij wilde konijnen) Zelden genezing in het wild Tamme konijnen vaak chronisch of op tijd behandeld en soms genezing dus mogelijk

D.

Oorzaak Pokkenvirus

E.

Overdracht Bij wilde konijnen vaak door de konijnenvlo  Vlooien overwinteren in konijnenholen  Virus kan maanden in vlo overleven  Tamme konijnen zelden vlooien Bij tamme konijnen meestal door mug Na beet vlo/mug > virus naar lymfe en bloed > zo verspreiding in lichaam

-

Niet door konijn-konijncontact

F.

Preventie Bestrijding van de vectoren MAAR is zeer moeilijk Contact met wilde konijnen vermijden Vaccinatie mogelijk maar duur  Meestal heteroloog vaccin ( korte immuniteit, maar weinig risico; is afgeleide van virus)  Soms homoloog vaccin ( langere immuniteit, maar veel risico; is verzwakt virus)  Konijn kan nog ziek worden na vaccin maar meestal dan niet dodelijk

G.

Behandeling Dwangvoeren Warmte Antibiotica tegen secundaire bacteriële infecties Geneest het konijn dan is er levenslange immuniteit

9. RHD A.

Synoniem Rabbit heamorrhagic disease VHS Viraal hemorragisch syndroom

B.

Wat = zeer besmettelijke virale ziekte met bijna altijd een dodelijke afloop. In 2017 trad er een ander type op en hielp vaccinatie niet ( RHD type 2)

C.

Risicodier Zoveel te ouder zoveel te gevoeliger Kan vanaf de 8e week voorkomen Zowel bij wilde als tamme konijnen

D.

Symptomen Vaak sterf het konijn voor men iets gezien heef Stoppen met eten Apatisch Schuimerig bloed uit neus Bloedingen in alle inwendige organen( puntbloedingen te zien bij autopsie) Konijnen schreeuwen van de pijn Zeer hoge sterfe ( tot 100%) Sterven in opisthotonus

E.

Oorzaak = VHS-virus

F.

Overdracht Door besmette wilde en tamme konijnen Door ongedierte Door huisdieren In water, in voeding Op materialen en kledij Verspreid door vliegen Bij hoge concentraties zweef het door de lucht

G.

Preventie Vaccinatie:  voor besmetting optreedt, anders verergering ziekte  best op 7-8e levensweek  werkingsduur 1 jaar  best in april/mei, geef optimale bescherming in zomermaanden  leefijd vaccinatie belangrijker dan tijd van het jaar  vaak in combi met myxomatose ongediertebestrijding geen andere dieren in konijnenstal hygiëne !

H.

Behandeling Geen behandeling mogelijk Beste is euthanasie Probeer ziek konijn zo snel mogelijk te verwijderen van anderen

Oorschurf A.

Wat = zeer besmettelijke parasitaire ziekte, die vaak voorkomt bij hobbykonijnen en voornamelijk de oorschelp tref

B.

Risicodier Vaak bij jonge konijnen Konijnen die uit een opvang of boerderij komen

C....


Similar Free PDFs