H 23 Quaternaire ijstijden en tussenijstijden etc. PDF

Title H 23 Quaternaire ijstijden en tussenijstijden etc.
Course Aardrijkskunde
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 5
File Size 238.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 94
Total Views 136

Summary

samenvatting aardrijksund rond quaternaire ijstijden, klimaatonderzoek en glaciale periodes....


Description

H 23: Quartaire klimaatveranderingen Periode Het Quartair = Jongste periode v/h Cenzoicum.

Tijdvlakken Het Holoceen

Het Pleistoceen

Kenmerk het tijdvak na de laatste ijstijd (die ijstijd droeg de naam het Weichseliaan). de aanvang van de ijstijden of glacialen

Tijd 10.000 jaar geleden – nu Start na einde laatste ijstijd

2,6 miljoen jaar geleden – 10.000 jaar geleden Grens met tertiair: begin glaciale cycli

2. Klimaatveranderingen in het quartair 2.1. Klimaat uit het verleden bepalen 2.1.1. Dendrochronologie Tot 12.000 jaar terug= Betrouwbaar Dendroklimatologie=> temperatuurvariaties binnen de laatste paar duizend jaar te bestuderen.  Hoe warmer het klimaat, hoe dikker de opeenvolgende groeiringen.

2.1.2 Varven Dateringsmethode tot 50.000 jaar terug = Betrouwbaar Varven= jaarlijkse meerafzettingen in glaciale gebieden. Warm: smelten van gletjers en ijskappen -> neerslag valt in de vorm van regen -> Sediment wordt aangevoerd aan de meren. -> In het turbulente water gaan enkel de zwaardere zand en siltkorrels bezinken -> °Dikkere varven Koud: geen water stroomt weer af -> Kalm water -> Minder zwaar materiaal kan ook bezinken -> ° Dunnere varven

2.1.3 Pollenanalyse Periodes van enkele honderden tot miljoenen jaren terug= ZEER betrouwbaar Fossiele Pollen worden bewaard in de kleiafzettingen. De pollen in een veen- of kleilaag (die je kan dateren) geven een beeld van de vegetatie van dat moment.  Vegetatie zegt op haar beurt iets over het klimaat. •

eik is typisch voor een gematigd warm en vochtig klimaat



de den eerder in koude periodes

Moeilijke aan pollenanalyse: plaatsen vinden waar de pollen voorkomen.

2.1.4 Zuurstofisotopenanalyse als hulpmiddel Hier: stabiel isotoop zuurstof (niet bij ouderdomsbepaling ) Normaalgezien O16= O met 16 e- en 16 p+ in de kern-> Licht O18= Isotoop van zuurstof met 2 extra neutronen -> zwaarder Gewicht merk je op bij de faseovergang van water: Bij verdamping gaat meer 016 verdampen en bij condensatie zal er meer O18 condenseren. Verhouding: 018 over 016 WATERCYLUS 1) Water verdampt (aan de evenaar) ➔ In het waterdamp is er een daling van O18/O16 ➔ Concentratie van O18 in het oceaanwater stijgt In koude tijden = veel ijs = veel O16 in ijs en veel O18 in water. 2) Je krijgt meer uitregenen van O18 ➔ Verhouding wordt nog kleiner en wordt vastgelegd in de ijskappen. SMOW= verhouding van o18 op o16 van water die men verzameld heeft van alle oceanen van de wereld. Als staal meer O18 bevat dan de referentie -> POSITIEF Als staal minder O18 bevat dan de referentie -> NEGATIEF

2.1.5 IJs als paleothermometer (examenvraag 😊 ) A.d.h.v van zuurstofisotopenanalyse

2.1.6 Plankton als paleothermometer A.d.h.v van zuurstofisotopenanalyse Zuurstofatomen worden opgenomen in het kalkskelet (CaCo3) van plankton. VOORDEEL: NOG VERDER TERUGGAAN

2.2 IJstijden tijdens het Quartair Cycli van opeenvolgende ijstijden en tussenijstijden. IJstijden/ glacialen= periode waarin: •

de gemiddelde jaartemperatuur 5 tot 10 graden lager was dan tegenwoordig



grote delen van de continenten met landijs en gletsjers bedekt waren.  Duur: 10.000-100.000 jaren.



Het zeeniveau lager is



Het niet continu even koud is: o

Stadialen= een relatief koude periode tijdens een ijstijd.

o

Interstadialen= korte periode tijdens een ijstijd waarin het relatief warm is.

Tussenijstijden/interglacialen= Warmere periode tussen 2 ijstijden met een duur van 10.000 tot 15.000 jaren.

2.2 Uitgestrektheid van de ijskap Als T dealt -> ijskappen en gletjers groeien -> houden water vast -> Water stroomt niet terug naar zee-> zeeniveau dealt ook -> °MEER LANDOPPERVLAKTE 3 Belangrijke periodes 1. De Saale-ijstijd De grootste uitbreiding van de ijskappen in Europa. Noordzee lag droog Geen ijskappen in BE want hoog drukgebied=> geen neerslag 2. Weichsel-ijstijd Laatste uitbreiding van de ijskappen in Europa.

3. Jonge Dryas (Impact van het oceaancirculatiesysteem is zeer groot) Overgang tussen de ijstijd en het Holoceen Optreden van de koudste periode door een temperatuurstijging: Ijskappen smelten af -> zoet water komt in de atlantische ocean (zout) -> Oceaancirculatiesysteem valt stil. -> Stilvallen van De warme Golfstroom -> Afkoeling van Europa => ACTUALITEIT...


Similar Free PDFs