HOC 9 - Zelfdoding en suïcide PDF

Title HOC 9 - Zelfdoding en suïcide
Author Jolien Verlinde
Course Psychopathologie van kinderen en adolescenten
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 25
File Size 1.4 MB
File Type PDF
Total Downloads 49
Total Views 191

Summary

Gastcollege...


Description

ZELFDODIN G EN SUÏCID E HOC 9 (28/11/2019) Inhou

Zelfdoding en suïcide.......................................................................................................................................................2 Inleiding.......................................................................................................................................................................2 Epidemiologie - cijfers..............................................................................................................................................2 Theoretisch kader........................................................................................................................................................4 Ontwikkelingspsychologisch....................................................................................................................................4 Verklarend model: bio-psycho-sociaal model..........................................................................................................8 Suïcidaal gedrag – doel en betekenis.....................................................................................................................15 Signalen..................................................................................................................................................................16 Diagnostische instrumenten......................................................................................................................................17 Gespreksmodel..........................................................................................................................................................17 1.

Houdingen en technieken............................................................................................................................17

2.

Zelfmoord bespreekbaar maken..................................................................................................................18

3.

Inschatting ernst en acuutheid.....................................................................................................................20

4.

Belang van betekenis en ambivalentie.........................................................................................................21

5.

Een bruikbare metafoor...............................................................................................................................22

6.

Een veiligheidsplan.......................................................................................................................................22

7.

Jongere na de acute crisis: creëren van een netwerk..................................................................................23

Zelfdoding en suïcide

1

Zelfdoding en suïcide Inleiding Epidemiologie - cijfers

In 2017 overleden in Vlaanderen 978 personen door suïcide. Dit komt neer op bijna 3 zelfdodingen per dag. Bijna 3 op de 4 (71%) van hen waren mannen. Vermoedelijk is dit een onderschatting gezien er ook elk jaar sterfgevallen zijn waarvan de doodsoorzaak moeilijk te bepalen is. Ten opzichte van het jaar 2016 toont de suïciderate in 2017, die rekening houdt met de bevolkingsevolutie, een daling bij mannen (van 24.1 zelfdodingen per 100.000 inwoners naar 21.8) en een lichte daling bij vrouwen (van 8.9 zelfdodingen per 100.000 inwoners naar 8.4). Deze cijfers zijn afkomstig uit sterftecertificaten die jaarlijks worden geanalyseerd door het Agentschap Zorg en Gezondheid

Organisaties die aandacht schenken aan het thema zoals Te Gek  daling van het aantal zelfdodingen per dag.

Zelfdoding en suïcide

2

Zelfdoding en suïcide

3

Oorzaak van hoger cijfer bij mannen dan vrouwen? > Ze praten minder, kiezen dodelijkere middelen en zoeken minder vaak hulp dan vrouwen (machocultuur). Waarom vooral oudere mannen? > Generatie die nog moeilijker kan praten over gevoelens en emoties. Beschikken ook over meer dodelijke middelen (zoals medicatie waarover jongeren niet beschikken). Oudere mensen overlijden sneller aan een poging dan jongere mensen (een poging is hen sneller fataal omdat hun lichaam ‘zwakker’ is). Meer pogingen bij jongeren (vooral bij jonge vrouwen).

> Over laatste 20 jaar: zijn we aan het dalen, doelstelling: in 2020 20% minder ZM’en in Vlaanderen dan in 2000. Het daalt, maar gestaag. Veel andere landen gaan uit van ‘zero suicide’.

Theoretisch kader Ontwikkelingspsychologisch Dood en suïcide  

Dood en suïcide zijn concepten die ontstaan vanuit de concrete ervaring met verlies (bv. een grootouder, een huisdier…). We spreken van een ‘volwassen doodsconcept’ als er aan 3 aspecten voldaan is: nl. het besef van onomkeerbaarheid (het is een blijvende toestand), het besef dat het universeel is (iedereen zal sterven) en dat het te maken heeft met non-functionaliteit (het lichaam en de geest werkt niet meer).

Zelfdoding en suïcide

4





Dit proces gaat geleidelijk aan en is pas voltooid op de leeftijd van 10 jaar. Het is afhankelijk van het ontwikkelingsniveau en in mindere mate met de ervaring (bv. iemand die op z’n 7 jaar van dichtbij geconfronteerd wordt met de dood zal wellicht sneller een volwassen doodsconcept ontwikkelen.). Dit alles heeft als gevolg dat het voor de leeftijd van 10 jaar weinig zinvol is om van een doodsintentie te spreken.

Lage suïcides in kindertijd

  

Als kinderen onder de 10 niet in de statistieken voorkomen, waarom dan “hier mee werken”? Niet willen leven komt voor bij die doelgroep. Ook kinderen iets ouder, die wel in de statistieken zitten, kunnen nog aspecten van vorige ontwikkelingsfase hebben. Suïcidale neigingen op zich zijn niet onschuldig. Ze werken door in adolescentie, op latere leeftijd. Als suïcidale neiging wordt verminderd = effect later nog.

Toename van suïcide in adolescentie





Tijdens de adolescentieperiode zijn er zeer veel veranderingen op verschillende vlakken. Veranderingen gaan gepaard mét onzekerheid + verschil in snelheid tussen adolescenten, waardoor de adolescent niet altijd aansluiting vindt met leeftijdsgenoten en onzeker wordt. Daarnaast spelen nog twee belangrijke concepten mee tijdens de adolescentieperiode, nl. de persoonlijke fabel en het imaginair publiek.

Aan de basis van suïcidaal gedrag bij jongeren ligt nooit één oorzaak (bv. pesten, schoolproblemen of een relatiebreuk). Suïcidaal gedrag ontstaat altijd vanuit een interactie tussen genetische, biologische, psychologische

Zelfdoding en suïcide

5

en sociale factoren. Onderzoek bij jonge Vlaamse suïcideslachtoffers toonde aan dat bij allemaal een psychiatrische diagnose kon worden vastgesteld (Portzky et al., 2005). Blootstelling aan negatieve levensgebeurtenissen, zoals geweld, pesten, een overlijden van een vriend(in) of familielid, kan het risico verhogen dat kwetsbare jongeren zelfmoordgedachten ontwikkelen (Bilsen 2019; Liu & Miller, 2014). Het sociaal netwerk van jongeren speelt een cruciale rol. Indien sociale steun ontbreekt, kan dit een risicofactor vormen voor het ontwikkelen van suïcidaal gedrag (Cash & Bridge, 2009; Evans, 2004; King & Merchant, 2008). Indien jongeren wel kunnen rekenen op een goede relatie en verbondenheid met ouders en/of vrienden, kan dit net beschermend werken en het ontwikkelen van suïcidale gedachten of gedrag tegengaan (Ayub, 2015; Blum et al., 2003; Hacker et al., 2006). Suïcidaal proces

 

Suïcidaal gedrag evolueert en is een proces van een eerste gedachte, naar meer concrete plannen tot het uitvoeren van de daad (van Heeringen, 2001b). Bovenstaande figuur toont een voorbeeld van het suïcidaal proces. In dit voorbeeld blijkt dat het suïcidaal proces kan starten met gedachten omtrent zelfdoding of een wens om tijdelijk te kunnen ontsnappen aan

Zelfdoding en suïcide

6





de problematische situatie. Deze gedachten kunnen verdwijnen na een tijdje, maar kunnen ook opnieuw opduiken bij een nieuwe confrontatie met stresserende of moeilijke gebeurtenissen. Suïcidale gedachten en plannen zijn vaak niet zichtbaar voor de omgeving of soms zelfs voor het individu. Dit is het suïcidaal proces onder de stippellijn. Het suïcidaal proces kan op een bepaald moment zichtbaar worden voor de omgeving wanneer componenten aanwezig zijn zoals suïcidale communicatie en suïcidaal gedrag, met andere woorden wanneer de persoon uiting geeft aan zijn gedachten en plannen of wanneer hij een poging onderneemt of overlijdt door suïcide. Dit is het proces boven de stippellijn. De hoogte van de stippellijn zou worden bepaald door persoonlijkheidskarakteristieken en sociale kenmerken (van Heeringen, 2001b). Voor wat de duur van het proces bij jongeren betreft, heeft het psychologische autopsieonderzoek bij Vlaamse adolescenten aangetoond dat het proces van de eerste gedachte aan zelfdoding tot de suïcide gemiddeld 29 maanden duurt (Portzky, 2006). Bij de jongeren met een voorafgaande poging duurde het suïcidaal proces gemiddeld 46 maanden van de eerste gedachten tot de suïcide terwijl dit proces bij jongeren zonder voorafgaande poging veel korter was, namelijk gemiddeld 16 maanden.

In vergelijking met andere leeftijdsgroepen, komt overlijden door suïcide in Vlaanderen het minst voor bij jongeren. Het is echter, samen met vervoersongevallen, wel de meest voorkomende doodsoorzaak bij jongeren tussen 15 en 29 jaar (Zorg en Gezondheid, 2016). Suïcidepogingen komen bij jongeren, in vergelijking met andere leeftijdsgroepen, wel vrij frequent voor. Ook zelfmoordgedachten komen vrij veel voor bij jongeren. Hoewel zelfmoorden meer voorkomen bij jongens, komen zelfmoordpogingen en zelfmoordgedachten over het algemeen meer voor bij meisjes, vooral bij jonge meisjes (VLESP, 2019).

Jongeren met aanpassingsstoornissen doorlopen het suïcidaal proces sneller, omdat ze tijdens de adolescentie een enorme aanpassing op verschillende vlakken moeten doormaken! Dit is voor iedereen ingewikkeld, maar voor hen dus een extra moeilijkheid.

Zelfdoding en suïcide

7

Verklarend model: bio-psycho-sociaal model





De relatie tussen de verschillende risico- en beschermende factoren kan worden beschreven in een verklarend model. Er zijn verschillende benaderingen mogelijk (van Heeringen, 2007). Het hierboven beschreven verklarend model kan beschouwd worden als een integratief bio-psycho-sociaal model. Het is gebaseerd op de verschillende empirische onderzoeksresultaten met betrekking tot biologische, psychologische, psychiatrische en sociale risicofactoren. De invalshoek van het model is de combinatie van enerzijds voorbeschikkende kwetsbaarheid en anderzijds uitlokkende factoren (van Heeringen, 2007). Suïcidaal gedrag kan dan ook worden gezien als het resultaat van onderliggende, permanent aanwezige factoren (voorbeschikkende factoren) die gelijktijdig voorkomen met toestandsgebonden, tijdelijke risicofactoren (uitlokkende factoren), in afwezigheid van beschermende factoren (Mann et al., 1999). Een onevenwichtigheid tussen beschermende en risicoverhogende factoren is hierbij essentieel. o De voorbeschikkende factoren houden in dat er een kwetsbaarheid voor suïcidaal gedrag is die kan worden beschreven in termen van biologische en psychologische karakteristieken.  De biologische karakteristieken: Onderzoek heeft aangetoond dat het functioneren van het serotonerge systeem in belangrijke mate genetisch wordt bepaald. Het bestaan van een familiale voorbeschikking voor suïcidaal gedrag wordt dan ook in verband gebracht met kandidaat-genen die betrokken zijn bij het serotonine-metabolisme (Hawton & van Heeringen, 2009).  Van verschillende psychologische factoren is wetenschappelijk aangetoond dat ze geassocieerd zijn met suïcidaliteit, waaronder beperkingen in het probleemoplossend vermogen en impulsiviteit (Portzky et al., 2009). Dysfuncties in het probleemoplossend vermogen (of coping-gedrag) worden gezien als een kwetsbaarheidsfactor voor suïcidaal gedrag (Speckens & Hawton, 2005). Uit onderzoek blijkt dat suïcidale personen bij confrontatie met negatieve gebeurtenissen en problemen passiever en afhankelijker van anderen reageren, minder veelzijdige en minder geschikte oplossingen aangeven en minder rekening houden met gevolgen op langere termijn (Orbach et al., 1990).

Zelfdoding en suïcide

8

o

o

Uitlokkende factoren zijn stressoren zoals sociale variabelen en psychiatrische factoren die bij kwetsbare personen suïcidaliteit kunnen losmaken en onderhouden.  Sociale en familiale factoren als armoede, familiale psychopathologie, familiegeschiedenis van suïcidaal gedrag, fysiek en/of seksueel misbruik, gebrekkige sociale steun, sociale isolatie of emotionele verwaarlozing kunnen het risico op suïcidaal gedrag doen toenemen (King & Merchant, 2008; Cavanagh et al., 2003). Ook stressvolle en traumatische levensgebeurtenissen spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van suïcidaliteit. Echtscheidingen, religieuze affiliatie en werkloosheid kunnen beschreven worden als meer klassieke sociologische determinanten van suïcidaal gedrag. De resultaten hierover zijn niet altijd eenduidig, vooral met betrekking tot religie, maar wijzen wel op een interactie met suïcidaal gedrag die complex blijkt te zijn en beïnvloed wordt door andere gerelateerde factoren. In meer recent wetenschappelijk onderzoek werden ook associaties gevonden met andere sociale determinanten zoals sociaal perfectionisme en gebrek aan sociale steun.  Psychiatrische kenmerken vormen een erg belangrijk aspect van de suïcideproblematiek. Psychologisch autopsieonderzoek kon aantonen dat een psychiatrische stoornis aanwezig is bij ongeveer 90% van de suïcides en dat 47-74% van de suïcides in de bevolking kan worden toegeschreven aan een psychiatrische stoornis (Cavanagh et al., 2003). In verschillende onderzoeken is aangetoond dat stemmingsstoornissen het meest voorkomen bij suïcidaal gedrag en dit zowel bij jongeren, als bij volwassenen en bij ouderen (Flisher, 1999; Cavanagh et al., 2003; Van Orden & Conwell, 2011). Andere veel voorkomende psychiatrische risicofactoren zijn schizofrenie (Schneider et al., 2006; Meltzer, 2001), alcohol- en drugsmisbruik (Schneider et al., 2006; Callahan, 1993), persoonlijkheidsstoornissen (Scheider et al., 2006) en eetstoornissen (Berkman et al., 2007). Het verklarend model beschrijft ook de drempelfactoren die de drempel tussen suïcidale gedachten en het overgaan tot suïcidaal gedrag kunnen bepalen (van Heeringen, 2001a). Drempelverhogende of beschermende factoren kunnen voorkomen dat een suïcidale persoon overgaat tot suïcidaal gedrag. Onder meer sociale ondersteuning en verschillende factoren m.b.t. (geestelijke) gezondheid zijn beschermende factoren. Zo zal een correcte kennis en positieve attitude van de suïcidale patiënt ten aanzien van de geestelijke gezondheidszorg beschermend zijn doordat er sneller professionele hulp wordt gezocht. Drempelverlagende factoren of ‘triggers’ zijn uitlokkende factoren zoals blootstelling aan suïcidaal gedrag van andere personen of via de media, beschikbaarheid van middelen tot suïcidaal gedrag en een gebrek aan sociale ondersteuning. Ook eerder suïcidaal gedrag is een factor die de drempel tot herhaald suïcidaal gedrag sterk kan verlagen.

Zelfdoding en suïcide

9

Risicofactoren Biologisch









Zo'n tiental jaar geleden dacht men nog dat de hersenen van adolescenten rond de leeftijd van 12 jaar volgroeid waren. Ondertussen weten we dankzij het werk van het National Institute of Mental Health en de nieuwe technieken van Nucleaire Magnetische resonantie (NMR of kernspintomografie) dat het veel langer duurt voor de hersenen volgroeid zijn. o Nieuw “imagingonderzoek” naar de rijpheid (onrijpheid) van het brein tijdens de adolescentie, bracht het hooggerechtshof in de VS er in 2005 toe om de doodstraf voor jeugddelinquenten af te schaffen (16 & 17 jarigen). o De hersenen zouden naar verluidt pas rond de leeftijd van 20 of 25 jaar volgroeid zijn! En het gedeelte van de hersenen dat zich als laatste ontwikkelt, is de prefrontale cortex. Dit is zone voor de complexe vaardigheden zoals het georganiseerd werken, het onder controle houden van de impulsen, het bewust worden van de gevolgen van de eigen handelingen, het toekennen van prioriteiten, het maken van toekomstperspectieven. Het is dus niet verwonderlijk dat jongeren en jonge volwassenen zich vaak onvolwassen gedragen! Dat komt doordat ze moeite hebben om het anders te doen! Ze leven te veel in het heden om net als volwassenen in de toekomst te kunnen investeren, de gevolgen van hun beslissingen, engagementen of juist het gebrek daaraan, in te schatten. Ze hebben het moeilijk om georganiseerd te zijn, prioriteiten toe te kennen enz. Daardoor is het mogelijk dat ze zich onverantwoordelijk gedragen in het verkeer, onvoorzichtig omspringen met alcohol, verschillende drugs testen of risicovol seksueel gedrag vertonen. Het is mogelijk dat ze het moeilijk hebben om op professioneel vlak toekomstplannen te maken. En diegenen die daar ondanks alles toch in slagen, moeten daar veel meer inspanningen voor doen dan een volwassene van meer dan 25 jaar. Dus: hoewel ze er fysiek en intellectueel als volwassenen uitzien, zijn ze dat nog niet helemaal. Ze moeten dus worden geholpen, gesteund en gehoord om deze fase van hun leven zonder ongelukken door te komen, om te verhinderen dat ze fouten maken die hun toekomst op de helling zouden kunnen zetten. En dat is een uitdaging voor de volwassenen uit hun omgeving, want het is niet eenvoudig een jongere of jonge volwassene te helpen om uit te problemen te blijven! De neurologie van de hersenen verklaart evenwel niet alles! Ook de psychologische toestand en emotionele intelligentie spelen een duidelijke rol. Want bepaalde adolescenten zijn opvallend rijper dan anderen en dat komt misschien omdat ze beter begeleid worden. En er bestaan uiteraard ook volwassenen waarvan men zich zou kunnen afvragen of hun hersenen ooit wel volgroeid zullen zijn!

Zelfdoding en suïcide

10

Hersenen adolescenten Jonge adolescenten die naar plaatjes met angstige gezichtsuitdrukkingen kijken, vertonen meer activiteit in de amygdala dan in de frontaallobben. Het omgekeerde is het geval bij volwassenen. De adolescent neigt dus vanuit emoties (‘buik’) te reageren en volwassenen meer met rationeel denken (‘hoofd’). De verandering richting evenwichtig en volwassen reageren op emotioneel materiaal vindt vooral plaats door groei in de frontaallobben. Ook de amygdala en de hypocampus nemen tijdens de adolescentie toe. Beide zijn betrokken bij het genereren van emoties. Maar de prefrontale cortex die met zelfsturing of zelfbeheersing te maken heeft rijpt wat later (late adolescentie / vroege volwassenheid). Adolescenten ervaren dus veel passie en emoties, maar kunnen dit nog niet goed beteugelen. Door de groei van limbische gebieden hebben adolescenten sterke behoefte aan nieuwheid en stimulatie. Daarom zoeken ze risicosituaties op, maar zonder de ‘verstandige’ beteugeling van een goed ontwikkelde prefrontale cortex. Ouders hebben hier een functie. Ze hebben vaak de neiging de adolescent minder in de gaten te houden, maar daardoor moet de adolescent alleen of met vrienden met verleidelijke situaties leren omgaan. Zonder de ‘begeleiding’ van de ouders hebben adolescenten meer kans op de negatieve gevolgen van risicosituaties.

Psychologisch

  

Denkfouten (vb. zwart-wit en rigide denken, veralgemenen…) Meer emotiegerichte coping (BE vs. Nl) + gebrekkig autobiografisch geheugen of meer ‘globaal’ geheugen ipv specifiek geheugen Concretiseren helpt om een ...


Similar Free PDFs