methodologie sylabus van het jaar 021-2022 PDF

Title methodologie sylabus van het jaar 021-2022
Author Caitlin Van Keer
Course Ethologie, dierenethiek, rassen- en beoordelingsleer
Institution Universiteit Gent
Pages 5
File Size 221.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 61
Total Views 131

Summary

sylabus
van edr van het aar 2021-2022...


Description

Methodologie 1. Definitie van het gedrag: empirische of functionele definitie De empirische definitie steunt op een operatieve beschrijving. D.w.z. dat men bepaalde lichaamsdelen, bewegingen, houdingen beschrijft. Bv. "tanden ontbloten", "oren platleggen", "krabben met de voorpoot", enz. De functionele definitie beschrijft de gevolgen en slaat op de proximale (onderliggende motivatie) of ultimate (evolutionair adaptieve) functie van het gedrag. Bv. een functionele definitie van de hierboven beschreven handelingen is "dreigen". Ander voorbeeld: "de kaakbeenderen op en neer brengen" wordt functioneel "kauwen". Aan de hand van dergelijke definities wordt een ethogram opgesteld, d.i. een - afhankelijk van de vraagstelling - beschrijvende meer of minder gedetailleerde lijst van alle gedragingen van een bepaalde diersoort. Vaak bestaat een ethogram uit een combinatie van de twee soorten definities, en moet eerst opgesteld worden alvorens men een onbekende soort of ras observeert. Het is trouwens steeds aan te raden vooreerst een dier zomaar te observeren en zijn gedragingen goed te herkennen alvorens met de echte systematische observaties te beginnen.

2. Gedragssystemen De gedragingen kunnen gemakshalve gegroepeerd worden in systemen, d.w.z. verschillende gedragingen vervullen eenzelfde doel en worden gecontroleerd door dezelfde motivatie. Of nog anders gezegd: gedragsprogramma's die het organisme toelaten een bepaalde homeostatisch proces uit te voeren. Bv. "opname- en uitscheidingsgedrag", "comfortgedrag", "agressief gedrag", "seksueel gedrag", exploratie", "spelgedrag", "slaap- en rustgedrag", enz. Men kan dan hiërarchieën opstellen, bv. "drinken eetgedrag, defecatie, urineren" binnen het eerst vermelde systeem, "balts- en copulatiegedrag" binnen het "seksueel" systeem. Omgekeerd kan men agressief, spel en seksueel gedrag groeperen in een hoger systeem "sociaal gedrag".

3. Gedragseenheden Hier hebben we te maken met de vraag wanneer een bepaald gedrag begint en eindigt. Heel concreet: U observeert een dier aan de hand van een digitale toepassing (app op laptop, computer, tablet of smartphone) en u vraagt zich af wanneer het ene gedrag eindigt en het volgende gedrag begint. Een organisme vertoont in feite steeds een gedrag; "niets" doen is er ook een. Meestal heeft men te maken met een permanente opeenvolging van bewegingen en die sequentie moet ingedeeld worden in kwalitatief verschillende "gedragingen". Gewoonlijk voldoet onze empirische ervaring om zinvol te observeren. Wij weten uit ervaring wanneer een gedrag eindigt en wanneer de volgende begint. Soms vergt het onderzoek een heel wat nauwkeuriger niveau van analyse. Bv. psychofarmacologen hebben een apparaat ontworpen dat de nauwkeurigheid opdrijft tot 1/10 sec door een slowmotion videoband te koppelen met een gecomputeriseerde event-recorder om heel discrete gedragsveranderingen te

registreren na toediening van medicatie. Soms kennen wij te weinig van het betreffende gedrag zodat statistische procedures moeten gebruikt worden (sequentieanalyses). Hierbij wordt het tijdsverloop arbitrair in stukken van x seconden verdeeld en men berekent welke de kansen zijn dat een deel van de beweging door een ander deel gevolgd wordt, of door y aantal volgende delen (bv. Markov-ketens van de 1e, 2e, 3e ... orde). Hetzelfde geldt voor het achterhalen van de "gedragsbeurten" of "bouts". In de vorige paragraaf hadden we te maken met kwalitatieve verschillen (ABDACEA...). Hetzelfde gedrag kan zich echter regelmatig herhalen zodat we moeten beslissen wat we als een "interval" beschouwen (AA.A....AAAA..A......AAA..). Indien wij aannemen dat elk puntje in het voorbeeld één seconde voorstelt, kunnen wij ons de vraag stellen of de knop voor gedrag A moet ingedrukt blijven tijdens een korte onderbreking van één seconde? Zullen wij als criterium twee of drie of meer seconden nemen? Zullen wij verschillende categorieën onderscheiden: "intra-bout" (korte onderbrekingen) en "inter-bout" intervallen (langere onderbrekingen)? Die beslissing kan steunen op onze kennis van de geobserveerde diersoort, maar ook op meer objectieve statistische verwerking. Hiermee kan men een hiërarchie opmaken. Bv. betreffende het graasgedrag van een koe (zie figuur 1): - men kan iedere bijtbeweging onderscheiden; - als "bout" de tijd beschouwen gedurende welke het hoofd naar de grond gebogen is gebleven, gras bijtend maar ook op zoek naar een nieuwe hap, zonder de ogenblikken waarop het hoofd opgericht is geworden; - als "super-bout" de tijd beschouwen die de koe in een bepaald deel van de weide gebleven is, hoofdzakelijk grazend maar met inbegrip van de ogenblikken met opgeheven hoofd (bv. om even rond te kijken); - als "voederperiode" dat gedeelte van de 24u te beschouwen waarin de vorige niveaus voorkomen maar met inbegrip van de tijd nodig om bv. zich te verplaatsen om van zone in die weide te veranderen.

Figuur 1. Hypothetisch voorbeeld voor het definiëren van bouts bij het graasgedrag van een koe.

Er wordt vaak in de praktijk een onderscheid gemaakt tussen toestanden of duurgedragingen ("states") en gebeurtenissen of puntgedragingen ("events"). States betekent dat hetzelfde gedrag lang genoeg uitgevoerd wordt zodat de duur (bv. aantal seconden of minuten) gemakkelijk kan geregisteerd worden (bv. eten, rusten, poetsen). Events zijn heel korte gedragingen waarvan alleen maar aantal of frequentie (aantal keer binnen een tijdseenheid) kan geteld worden, tenzij men over speciale apparatuur beschikt (bv. slaan of bijten bij een paard). Meestal bestaan states echter uit een reeks events; alles hangt af van het niveau waarop men wilt analyseren.

4. Observatiemethodes 4.1. Wanneer observeren? - Arbitrair: de keuze steunt niet op een eigenschap van het onderzoeksobject zelf. Bv. in de namiddag omdat men 's morgens les moet volgen en 's middags wenst te eten. Gebeurt gewoonlijk wanneer men nog niets kent van de soort in de "ad libitum" fase (zie verder). - Intentioneel: Men beslist x uren na zonsondergang te observeren omdat preliminair onderzoek aangetoond heeft dat de dieren dan actief zijn. - Toevallige reeksen: Meestal is het zo dat indien men steeds op hetzelfde uur observeert de resultaten verwrongen worden (in het Engels "biased") omdat de proefdieren toevallig meer een bepaald gedrag op dat ogenblik uitvoeren dan op een ander ogenblik. Het is echter zelden mogelijk een dier 24 uren op 24 te blijven observeren. Dat kan maar wanneer men over speciale videotoestellen beschikt en daarenboven veel tijd kan investeren in het analyseren van de films. Stel nu dat iemand twee uren per dag kan observeren. Op welk uur en op welke dag ieder observatieperiode van twee uren zal plaatsgrijpen, wordt dan volgens de toeval bepaald (bv. papiertje uit een hoed halen, toevallige getallenreeksen, enz.). Men moet er natuurlijk voor zorgen dat op elk uur van de dag even vaak geobserveerd wordt. Zo kan men de kans op verdraaien van de resultaten minimaliseren.

4.2. Steekproefnameregels (sampling rules) Steekproefnameregels zeggen iets over wie wanneer wordt geobserveerd.

Ad libitum: Gewoon nota's nemen wanneer het past (="veldnota's"). Er worden geen beperkingen opgelegd i.v.m. wat genoteerd wordt of wanneer en in welke volgorde. Ad libitum sampling is nuttig voor voorlopige observaties om te bepalen hoe het definitief onderzoek zal moeten uitgevoerd worden. Het ethogram wordt vaak zo geïdentificeerd. Zeldzame events kunnen waargenomen worden naast courante events en states, maar een nadeel is dat er ook een bias kan ontstaan omdat opvallende gedragingen en individuen het meest geobserveerd zullen worden.

Focal (animal) sampling: Het is moeilijk of soms onmogelijk tegelijk alle dieren uit een groep te observeren. Daarom concentreert men zich op één individu (of subgroep) gedurende x tijd (meestal toch een relatief lange tijd, bv. van 10 min tot ettelijke uren) om nadien over te gaan tot het volgende individu. Meestal registreert men dan continu, d.w.z. zowel de duur als de frequentie van de verschillende gedragingen. Dit laat toe states en events te registreren, sequenties te analyseren, in mindere mate om percentages of "time budgets" te

berekenen (gedrag X werd 20% van de tijd uitgevoerd, gedrag Y 7.5%, enz.), alsook met welke andere dieren dat individu de meeste sociale relaties onderhoudt. Het is in feite echter mogelijk om in plaats van

continue

registratie

één

van

de

andere

registratiemethoden

toe

te

passen

(zie

4.3 Registratieregels). Focal sampling laat ook nog een andere analyse toe: Sequence sampling. De aandacht gaat hier naar de gedragssequenties, binnen eenzelfde individu (bv. opeenvolgende handelingen die leiden tot nestbouw, geboorte en postpartum, enz.) of tussen twee dieren (bv. gevecht, baltsgedrag leidend tot paring, enz.). Hierbij kan men de probabiliteit meten dat een bepaald gedrag A gevolgd wordt door gedrag B, gedrag C, enz. De volgorde van Focal Animal samples is meestal random.

Scan sampling Bij scan sampling wordt een groep individuen systematisch ‘gescand’, m.a.w. op regelmatige tijdstippen sequentieel geobserveerd in een vaste volgorde. Het gedrag van elk individu wordt geregistreerd via punctuele observatie (zie sectie c/ Registratieregels). Het gaat vaak maar om een beperkt aantal mogelijke gedragingen of de registratie van het individu dat het dichtstbij staat. Dit laatste heet men “nearest neighbour” sampling. Men noteert dan welke andere dieren zich binnen een straal van bv. ongeveer één meter, drie meter, tien meter, enz., of 1 dierlengte, 2 dierlengtes, enz. van het gekozen individu bevinden. Dient voor de detectie van subgroepen en van individuele associaties. Voor het meten van time budgets wordt deze methode vaak gebruikt: omdat men veel dieren kan meten en als men de intervalduur goed kiest, geeft dit veel informatie. De puntwaarneming staat als het ware model voor het gedrag van het halve interval voor en na de puntwaarneming. Gedrag waaraan weinig tijd wordt besteed komt dan ook minder voor in de samples.

Behaviour sampling Bij behaviour sampling concentreert men zich op een bepaald gedrag of gedragssysteem en men gaat na wie het uitvoert, tegenover wie, wanneer, hoe vaak, in welke voorwaarden. Laat toe zowel states als events te bestuderen maar wordt vaker gebruikt voor events.

4.3. Registratieregels (recording rules) Registratieregels bepalen hoe data verzameld worden gedurende een bepaalde observatieperiode. Ze worden gecombineerd met bovenstaande steekproefnameregel s.

Continue registratie Bij continue registratie, registreert men elke instantie van het gedrag, inclusief het tijdstip waarop dit voorkwam, zonder onderbreking gedurende de gehele observatieperiode. Deze methode beoogt een exacte weergave te geven van het verloop van het gedrag. Wordt soms "all occurences" genoemd.

Niet-continue registratie (time sampling) Bij time sampling wordt een bepaalde observatieperiode onderverdeeld in opeenvolgende intervallen. Het einde van elk van deze intervallen wordt het ‘sample point’ genoemd. De lengte van de intervallen is afhankelijk van het aantal gedragingen dat geobserveerd wordt en de aard van de gedragingen (of het ‘states’ of ‘events’ zijn). Er zijn twee vormen: punctuele observatie en one-zero sampling. Bij beiden

is het resultaat een score die de proportie is van resp. het aantal ‘sample points’ of het aantal ‘sampling intervals’ waarin het gedrag voorkwam t.o.v. het in een bepaalde observatieperiode totale aantal ‘sample points’ of ‘sampling intervals’. 4.3.2.1

Punctuele observatie (‘Instantaneous recording”, ‘Instantaneous sampling’ of ‘point sampling’)

Bij punctuele observatie noteert men op het ogenblik van het ‘sample point’ of een bepaalde gedraging dan voorkomt of niet. Geschikt om states te observeren maar niet voor events (te veel kansen op missen). Hoe korter het ‘sampling interval’ des te nauwkeuriger kan men met punctuele observatie de werkelijke duur van een gedrag bepalen. Het laat dus toe bij benadering "time budgets" te berekenen. Voordeel: men kan informatie over een groter aantal dieren vergaren op een kortere tijd. "Focal animal" is nauwkeuriger (o.a. grotere kans op het scoren van kortdurende gedragingen) maar gaat heel wat trager. 4.3.2.2

One-Zero sampling (One-Zero recording)

Bij one-zero sampling wordt tussen twee ‘sample points’ genoteerd of een bepaald gedrag gedurende dat ‘sample interval’ al dan niet uitgevoerd is. Kan gebruikt worden voor events en states. Bij duurgedragingen krijgt men makkelijk een overschatting van het gedrag indien bouts overheen meerdere intervals lopen. Het geeft daarom het grootste risico op vertekening van de werkelijkheid, maar het is een minder intensieve manier om te observeren; eens een gedrag eenmaal voorkomt in een interval en op die manier gescoord werd, mag het de rest van het interval genegeerd worden....


Similar Free PDFs