Module-injecteren - Module omtrent injecteren van medicatie PDF

Title Module-injecteren - Module omtrent injecteren van medicatie
Course Verpleegkunde
Institution Odisee hogeschool
Pages 20
File Size 1.2 MB
File Type PDF
Total Downloads 103
Total Views 126

Summary

Module omtrent injecteren van medicatie...


Description

Verpleegtechnische vaardigheden Injecteren

© 2017 Zorg-Wijs | Floris Versterlaan 19 | 2316 DZ Leiden [email protected] | 06 – 20 33 83 86 | www.zorg-wijs.nl 2e druk. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Omslagontwerp & vormgeving: iemke’s atelier

Verpleegtechnische vaardigheden | 3 Injecteren

Module Injecteren Hoofdstuk 1 - Benodigdheden 1.1 Injectiespuiten 1.2 Injectienaalden 1.3 Ampullen

4 4 5

Hoofdstuk 2 - Opzuigen, ontluchten, desinfecteren, injectieplaats en complicaties 2.1 Ontluchten van de naald 2.2 Kant-en-klaarspuiten 2.3 Desinfecteren 2.4 Injectieplaats

6 6 6 7

Hoofdstuk 3 - Injectiemethode 3.1 Intracutane/intradermale injectietechniek 3.2 Subcutane injectietechniek 3.3 Intramusculaire injectietechniek 3.4 Intraveneuze injectietechniek

8 8 9 11

Hoofdstuk 4 - Handelingsschema’s 4.1 Gereedmaken injectiespuit (ampul) 4.2 Injecteren intracutaan 4.3 Injecteren subcutaan loodrechttechniek 4.4 Injecteren subcutaan huidplooitechniek 4.5 Injecteren intramusculaire loodrechttechniek 4.6 Injecteren intramusculaire rangeertechniek 4.7 Injecteren intraveneus

12 13 14 15 16 17 18

Hoofdstuk 1 - Benodigdheden 1.1

Injectiespuiten

Gebruik voor het injecteren disposable spuiten voor eenmalig gebruik. Disposable injectiespuiten zijn in diverse soorten en maten uitgevoerd. De Luer-Lock-aansluiting vormt een betere garantie tegen het losschieten van de naald dan een Luer-conus. Voor normale injecties worden geen spuiten met Luer-Lock-aansluiting gebruikt, wel bijvoorbeeld voor het eenmalig doorspuiten van een intraveneus poortsysteem of voor het continu toedienen van medicatie met behulp van een spuitenpomp.

Spuit met een Luer-Lock-conus

aanzetstuk, conus

zuiger

cilinder

Spuit met een Luer-Lock-conus

De spuiten met een vaste injectienaald worden bijvoorbeeld gebruikt voor het toedienen van insuline. De kant-en-klaarspuiten met een vaste injectienaald die reeds gevuld zijn met medicatie worden bijvoorbeeld gebruikt voor de subcutane injecties met Fraxiparine® en Neupogen®.

1.2

Injectienaalden

Kant-en-klaarspuit zonder medicatie

Gebruik voor het injecteren en opzuigen van injectievloeistoffen disposable naalden (naalden voor eenmalig gebruik). Een injectienaald bestaat uit een holle metalen naald bevestigd op een kunststof Luer-Lock-conus. De kleur van de conus hangt samen met de diameter van de naald. Dit zegt dus niets over de lengte van de naald. Controleer altijd wat daarover op de verpakking staat (NEN-/ISO-normen). De diameter van de naald wordt ook wel uitgedrukt in 'gauge' (G). 20G = 0.9 mm, 22G = 0,7 mm, 23G = 0,6 mm, 25G = 0,5 mm en 26G = 0,45 mm. Soorten injectienaalden Disposable injectienaalden hebben diverse lengtes en diktes. De te gebruiken maat is afhankelijk van: • de injectiemethode (intracutaan, subcutaan, intramusculair, intraveneus); • de injectietechniek (bv. bij subcutaan injecteren de loodrechttechniek of de huidplooitechniek); • het injectiegebied; • de dikte van het onderhuidse bindweefsel of de spier. Veilige naalden Sinds januari 2012 is er een EU-richtlijn van kracht die het voorkomen van prikaccidenten en veilig werken benadrukt. In Nederland heeft de richtlijn geleid tot een wijziging in het arbeidsomstandighedenbesluit. Naast het verbod op recappen, het gebruik van de juiste naaldcontainers, wordt ook het gebruik van veiligheidsnaalden verplicht gesteld.

4 | © Zorg-Wijs | www.zorg-wijs.nl

Kant-en-klaarspuit gevuld met medicatie of met oplosmiddel

Tabel met de meest gebruikte injectienaalden diameter (mm)

kleur

lengte (mm)

0,40

grijs

16-20

0,45

bruin

12-23

0,50

oranje

16-25

0,60

blauw

16-25-30

0,70

zwart

30-40-50

0,80

groen

16-2540-50

0,90

geel

25-4050-55-70

1,10

beige/ ivoor/ crème

25-3040-50

1,20

roze

40-5

Verpleegtechnische vaardigheden | 5 Injecteren

Soorten veilige naalden Voor de verschillende injectietechnieken en de opzuignaald zijn meerdere veiligheids- en beschermingsmechanismen: • Injectienaalden waarbij de naald na de prikhandeling automatisch terug in de spuit schiet. • Injectienaalden waarbij het beschermkapje aan de naald vast zit. Het beschermkapje is met een duimbeweging over de naald te klikken, waarbij de duim veilig achter de naaldpunt blijft. • Injectienaalden waarbij een naaldhuls handmatig over de naald getrokken kan worden. Gebruik veilige naaldsystemen Welk systeem gebruikt wordt, hangt af van de doelgroep en de situatie. Het systeem moet ook voor de cliënt veilig zijn. Heb je rustig de tijd om met je duim het beschermkapje over de naald te klikken, gebruik dan het systeem met het beschermkapje. Bij een onrustige cliënt heeft een naald die automatisch terugschiet de voorkeur. Op dit moment zijn er meerdere soorten veilige naaldsystemen in de handel. Opzuignaalden Er hoeft niet altijd een opzuignaald te worden gebruikt, omdat dit een extra handeling is en dus een extra risico op besmetting oplevert. In een thuissituatie hoeft men geen opzuignaald te gebruiken als medicijnen voor dezelfde cliënt worden opgetrokken. In alle andere gevallen dient wel een opzuignaald te worden gebruikt om besmetting (door bijvoorbeeld verwisseling) te minimaliseren.

1.3

Veilige injectienaald

Ampullen

De inhoud van een ampul is bestemd voor eenmalig gebruik. De microbiologische kwaliteit van de inhoud van de ampul neemt af als deze wordt aangebroken en dus in contact staat met de lucht. Plastic ampullen Voor het opzuigen van vloeistof uit de plastic ampullen is geen opzuignaald nodig. De conus van de spuit wordt in de ampulopening geplaatst, nadat het plastic afsluitkapje van de ampul is gedraaid. Door de ampul op de kop te houden, kan de vloeistof worden opgetrokken in de spuit.

Glazen ampul

Glazen ampullen Medicijnen en vloeistoffen in glazen ampullen zijn gesteriliseerd. Het betreft vaak medicatie en vloeistof die intramusculair/intraveneus wordt toegediend. Een ampul kan alleen worden geopend door deze te breken. Voorgevulde injectiespuit Er zijn voorgevulde kant-en-klare injectiespuiten in de handel, gevuld met 10 milliliter fysiologisch zout voor eenmalig gebruik. De spuit heeft een Luer-Lock-aansluiting met een afsluitdopje en wordt gebruikt voor het flushen of spoelen van infuuskatheters. Het voordeel van het werken met voorgevulde kant-en-klaarspuiten is dat het risico op besmetting beperkt wordt.

Voorgevulde injectiespuit

Hoofdstuk 2 - Opzuigen, ontluchten, desinfecteren, injectieplaats en complicaties 2.1

Ontluchten van de naald

Ontlucht de spuit na het opzuigen van de vloeistof bij gebruik van een opzuignaald. Als er geen opzuignaald wordt gebruikt mag ervan uit worden gegaan dat de hoeveelheid lucht die wordt ingespoten verwaarloosbaar klein is.

2.2

Kant-en-klaarspuiten

Voor bepaalde medicijnen in kant-en-klaarspuiten geldt dat ze precies in de voorgeschreven hoeveelheid moeten worden toegediend (zoals Clexane®, heparine enz.) In deze spuiten bevindt zich een luchtbel. Tijdens het inspuiten van het medicijn moet de luchtbel zich aan de kant van de zuiger bevinden. De luchtbel vult na het toedienen de overgebleven dode ruimte van de injectiespuit. Er blijft dus geen medicijn achter in de spuit. Let op: De spuit mag dus niet ontlucht worden, mits anders is aangegeven door de fabrikant!

2.3

Desinfecteren

Bij mensen met een normale weerstand tegen infecties kan huiddesinfectie achterwege blijven bij intramusculaire, intraveneuze, subcutane injecties en vaccinaties. Dit geldt eveneens voor bloedafname via een venapunctie. Desinfecteer de huid wel: • bij het inbrengen van een infuus of subcutane (vleugel)naald. Een infuusnaald en een subcutane (vleugel)naald zijn lichaamsvreemde materialen en worden meestal voor langere tijd ingebracht. • bij cliënten met een verminderde weerstand tegen infecties, zoals cliënten die chemotherapie krijgen. Desinfectiemiddelen Gebruik het voor desinfecteren van de huid alcohol 70%, dit heeft een totaal spectrum en werkt slechts tijdelijk of chloorhexidine 0,5% opgelost in alcohol 70% (chloorhexidine/alcohol 70%). Gebruik bij voorkeur chloorhexidine/alcohol 70% omdat dit een langer werkingsprofiel heeft. NB Toevoeging van jodium geeft ook een langere werking, maar omdat jodium onwerkzaam wordt door eiwitten uit wondvocht en bloed, verdient dit niet de voorkeur. Rubberen dopjes en huidflora Desinfecteer de rubberen dopjes van flacons of penvullingen met alcohol als de kans bestaat dat ze met de vingers aangeraakt zijn of kunnen worden. Het dopje kan door aanraking ‘besmet’ worden met huidflora van een ander. Desinfecteer daarom de dop van flacons iedere keer als deze met een naald aangeprikt wordt.

6 | © Zorg-Wijs | www.zorg-wijs.nl

Verpleegtechnische vaardigheden | 7 Injecteren

2.4

Injectieplaats

Wissel injectieplaatsen af wanneer frequent in hetzelfde gebied wordt geïnjecteerd. Injecteer niet in: • verlamde ledematen • trombosegebeid of door vocht opgezwollen extremiteiten • ontstoken gebied • geopereerd gebied • wondgebied of eczeem Aspireren Het terugtrekken van de zuiger van de injectiespuit na injecteren (aspireren) wordt gedaan om te controleren of de injectienaald niet per ongeluk in het bloedvat zit. Aspireren is alleen zinvol als men een intramusculaire injectie toedient. Wanneer er bloed in de spuit verschijnt, verwijder en vervang de naald en kies een nieuwe injectieplaats. Vervang alleen de injectievloeistof wanneer er veel bloed in de spuit zit. Fixeren van de injectienaald Om veilig te werken is het van belang de injectienaald te fixeren bij het inspuiten van de vloeistof. Houd de naald tussen duim en wijsvinger van de niet injecterende hand en zorg dat de rest van de hand op de huid rust. Hierdoor kunnen onverwachte bewegingen worden opgevangen en worden prikaccidenten voorkomen. Masseren injectieplaats Er blijkt nauwelijks verschil te zijn tussen de gemiddelde pijnscore bij groepen waarbij wel en waarbij niet gemasseerd werd na injectie. Daarom wordt masseren na een injectie niet meer in de richtlijnen opgenomen.

Hoofdstuk 3 - Injectiemethode Er zijn verschillende injectiemethoden te onderscheiden: • intracutane/intradermale injectietechniek • subcutane injectietechniek • intramusculaire injectietechniek • intraveneuze injectietechniek

3.1

Intramuscular

Subcutaneous Intradermal Epidermis Dermis Subcutaneous Muscle

Intracutane/intradermale injectietechniek

Bij intracutane injecties vindt de inspuiting plaats in de bovenste huidlaag (de opperhuid of epidermis). De naald wordt bijna evenwijdig aan het huidoppervlak ingebracht met een maximale hoek van 15 graden tussen de naald en de huid (schuine kant van de punt naar boven). Bij het inspuiten van de vloeistof voel je weerstand en er ontstaat direct een onderhuids bobbeltje. Pas intracutane injecties toe om een zeer lokaal effect van een geneesmiddel te bereiken. Meestal wordt de intracutane injectie gebruikt voor diagnostische doeleinden, zoals bij allergieonderzoeken en de Mantouxtest. Voorkeursgebieden voor intracutane injecties zijn weinig gepigmenteerd, hebben een dunne hoornlaag en zijn onbehaard om de reactie goed te kunnen zien. Geschikte injectiegebieden voor de intracutane injecties zijn: • de binnenkant van de onderarm; • de boven-/buitenkant van de onderarm; • de schouderbladen. Er zijn verschillende spuiten op de markt die de intracutane injectietechniek vergemakkelijken. De naaldjes zijn korter en dunner waardoor de injecties minder pijnlijk zijn en de injectietechniek gemakkelijker is.

3.2

Intradermale injectiespuit

Subcutane injectietechniek

Bij subcutane injecties vindt de inspuiting plaats in het onderhuidse bindweefsel, de subcutis. De huid krijgt bloed vanuit de grote slagaders die onder het onderhuidse bindweefsel lopen. Van hieruit lopen takken naar het onderhuidse bindweefsel en de lederhuid. Daar vormen ze een fijn netwerk van haarvaten. Bij subcutane injecties bestaat dus weinig gevaar voor het aanprikken van grote vaten of zenuwtakken. Na het inbrengen van de naald hoeft de zuiger niet teruggetrokken te worden om te controleren of een bloedvat is aangeprikt. Na injectie in het onderhuidse bindweefsel wordt de vloeistof geleidelijk opgenomen in de bloedsomloop. De resorptiesnelheid is afhankelijk van de plaats waar geïnjecteerd wordt. Geschikte injectiegebieden voor subcutane injecties zijn: • de boven-/buitenkant van het bovenbeen; • het gebied naast en onder de navel; • billen (bovenste buitenste deel); • de boven-/buitenkant van de bovenarm. * Voor subcutane (pijn)behandelingen worden ook andere gebieden gebruikt.

8 | © Zorg-Wijs | www.zorg-wijs.nl

Subcutane injectieplaatsen*

Verpleegtechnische vaardigheden | 9 Injecteren

Specifieke subcutane technieken Voor de subcutane injecties worden verschillende technieken gehanteerd: de loodrechttechniek en de huidplooitechniek.

Huid Subcutane vetweefsel

Loodrechttechniek De loodrechttechniek wordt het meest toegepast omdat deze techniek eenvoudig is. De naald wordt loodrecht door het huidoppervlak (door de opperhuid en de lederhuid) ingebracht. Afhankelijk van de dikte van de huid van de client en de naaldlengte kan dit zowel met als zonder het opnemen van een huidplooi. Neem bij cliënten met een dunne onderhuidse bindweefsellaag een huidplooi op. Ga eerst na of je de juiste naaldlengte gebruikt.

Spier

Injecteren loodrechttechniek zonder en met huidplooi

Huidplooitechniek De huidplooi wordt opgenomen met twee of drie vingers; bij het opnemen van een huidplooi met vijf vingers wordt vaak spierweefsel meegenomen en is de huidplooi te dik. De naald wordt onder een hoek van 45 à 60 graden halverwege het hoogste en laagste punt van de huidplooi ingebracht.

3.3

Intramusculaire injectietechniek

Bij intramusculaire injecties vindt de inspuiting plaats in het spierweefsel. De naald wordt loodrecht door de strak getrokken huid ingebracht. De vloeistof wordt sneller in de bloedsomloop opgenomen dan na een subcutane injectie. Injecteren in een gespannen spier is pijnlijk en vergroot de kans op nabloeden, de cliënt dient zich daarom voor het injecteren te ontspannen. In tegenstelling tot subcutaan injecteren trek je bij intramusculaire injecties na het inbrengen van de naald de zuiger van de spuit iets terug om na te gaan of je in een bloedvat zit. Geschikte gebieden in volgorde van opnamesnelheid: • de armspier • de dijbeenspier • de bilspier

subcutis spierlaag

Loodrechttechniek

subcutane ruimte

Huidplooitechniek

Armspier De kleine dikke driehoekige spier in de bovenarm (musculus deltoïdeus). Het injectiegebied heeft een snelle opname van medicijnen en is gemakkelijk toegankelijk. Het gebied is geschikt voor het injecteren van kleinere hoeveelheden (1 milliliter) zoals vaccinaties. Leg twee vingers horizontaal beneden het botje (acromion) wat de punt van de schouder vormt, je vindt de basis van driehoek waarin je kunt injecteren. Dijbeenspier Goed ontwikkelde spieren in de boven-/buitenkant (het middelste deel) van het bovenbeen, de brede zijspier (musculus vastus lateralis) en de rechte dijbeenspier (musculus rectus femoris). Een toegankelijk gebied met een goede opname van medicijnen. In het gebied bevinden zich veel kleine zenuwuiteinden waardoor de injectie pijnlijk kan zijn. Het injectiegebied ligt tussen een (horizontale) handbreedte vanaf het kruis, en een (horizontale) handbreedte vanaf de knie van de cliënt.

Intramusculaire injectieplaatsen

Bilspier Er kan aan de rugzijde (dorsogluteaal) of de buikzijde (ventrogluteaal) van de bilspier (musculus gluteus) geïnjecteerd worden. Dorsogluteaal (rugzijde, ‘de bilkant’) Traditioneel wordt er in de dorsogluteale zijden geïnjecteerd door één lijn vanuit de bilnaad naar de heupkam te maken en hierop een verticale lijn in het midden. Zo ontstaan er vier kwadranten. De dorsogluteale plaats bevindt zich dan in de boven-/buitenzijde van de bil (gluteus maximus). Laat de cliënt op de zij liggen met het been opgetrokken aan de kant waar geïnjecteerd wordt. Er kan maximaal 4 milliliter vloeistof toegediend worden. Ventrogluteaal (buikzijde, ‘de heupkant’) De plaats ligt aan de heup in een omgekeerde driehoek, gevormd door het bekken, de spina iliaca anterior superior en de grote femurkop (trochanter). Er kan 2,5 milliliter vloeistof toegediend worden.

plaats voor intramusculaire injectie, dorsogluteaal

De plaats wordt als volgt bepaald: 1 plaats de palm van de rechterhand (voor een injectie aan de rechter zijde de linkerhand) op de trochanter (het ‘uitstekende’ deel van het dijbeen vlak bij de heup); 2 zoek de rand van het heupbot (crista iliaca); 3 de wijsvinger wijst naar de voorzijde van de crista iliaca, in één (verticale) lijn met het lichaam, de duim wijst naar de voorzijde van het been; 4 de middelvinger beweegt langs de crista naar achter zodat er een ‘V’ ontstaat tussen wijsvinger en middelvinger; 5 de injectieplaats bevindt zich tussen de eerste knokkels van de wijs- en middelvinger. Specifieke intramusculaire technieken: stretch- of rangeertechniek? Onderzoek geeft aan dat de rangeertechniek de beste en meest veilige intramusculaire injectie techniek is voor alle injectievloeistoffen. De stretchtechniek (loodrecht) Neem de spier tussen duim en wijsvinger van de ene hand en trek de huid wat strakker. Breng de injectienaald loodrecht door de strak getrokken huid in de spier. De rangeertechniek De rangeertechniek, ook wel Z-techniek of zigzagtechniek genoemd, is een andere techniek om loodrecht intramusculair te injecteren. Deze techniek voorkomt terugvloeien en/of irritatie van geïnjecteerde vloeistof in het onderhuidse bindweefsel. Terugvloeien van vloeistof kan pijn en beschadiging veroorzaken vooral bij olieachtige of irriterende vloeistoffen. Er bestaat geen lijst van dergelijke vloeistoffen. Voorbeelden zijn cytostatica, sommige antibiotica, ijzer, fenytoine, theophylline, goudinjecties bij reuma en het hepatitis B-vaccin. De rangeertechniek wordt ook gebruikt bij het geven van intramusculaire injecties met (olieachtige) vloeistoffen die langere tijd (enkele dagen tot weken) moeten doorwerken, het zogenaamde depot. De ingespoten vloeistof wordt vertraagd afgegeven aan het bloed. Geef een depotinjectie diep intramusculair in de bilspier, tenzij de bijsluiter anders aangeeft. Depotinjecties worden gegeven wanneer

10 | © Zorg-Wijs | www.zorg-wijs.nl

plaats voor intramusculaire injecties, ventrogluteaal

Verpleegtechnische vaardigheden | 11 Injecteren

dagelijks gebruik van orale medicatie noodzakelijk is, maar slechte therapietrouw of weigering van de orale medicatie gevaar oplevert voor de cliënt, bijvoorbeeld psychoses bij cliënten met schizofrenie. Werkwijze rangeertechniek Door de huid eerst zijwaarts te verschuiven, dan te injecteren en daarna de huid weer los te laten, blijft de vloeistof geblokkeerd in de spier. De techniek is als volgt: 1 Verplaats met de ene hand de huid en onderhuidse bindweefsel van d...


Similar Free PDFs