Paper Seminarie Community Care PDF

Title Paper Seminarie Community Care
Author Sander Cusin
Course Community Care
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 16
File Size 524.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 29
Total Views 273

Summary

Paper Seminarie Community CareDilemma’sThema 1: de leefgroepwerker en Community Care Hoe staat de individuele keuze tov de “gekende” meerwaarde van sociale netwerken?Binnen dit dilemma is sociale participatie een erg belangrijk topic. Hoe kunnen wij als hulpverlener inzetten op sociale participatie....


Description

Paper Seminarie Community Care Dilemma’s Thema 1: de leefgroepwerker en Community Care Hoe staat de individuele keuze tov de “gekende” meerwaarde van sociale netwerken? Binnen dit dilemma is sociale participatie een erg belangrijk topic. Hoe kunnen wij als hulpverlener inzetten op sociale participatie. Enerzijds wordt er altijd enorm benadrukt dat sociale participatie (voldoende contacten, een zo ruim mogelijk netwerk,…) van enorm belang is voor het welzijn van mensen. Echter zijn cliënten toch juist de mensen die het best weten waar ze nood aan hebben. Kan je iemand dwingen (participatiedwang) als diegene zegt hier niet echt nood aan te hebben? Ik vind van niet. Ik denk dat wij als hulpverleners de ultieme taak hebben om te luisteren naar wat de cliënt zelf wil en aan de hand daarvan hulpverlening aan te bieden. Zoals bij het voorbeeld vanuit Radio Gaga waarbij een cliënt in een psychiatrische voorziening zei dat hij helemaal geen nood had aan contact met veel anderen en dat hij graag op zijn eentje was. Ik vind niet dat je die man moet dwingen om toch maar contact te gaan leggen met mensen als hij gelukkig is met de situatie zoals hij nu is. De cliënt moet het willen (integratiebehoefte). Het al dan niet nood hebben hieraan is natuurlijk voor iedereen anders, net als dat ieder mens uniek is. Een individuele manier van hulpverlening is dus op zijn plaats. En als iemand participatiedwang heeft, dan moet hier ook optimaal op worden ingespeeld. Luister vooral eens naar de cliënt wat diegene zelf wil. Hoe wil diegene participeren? Vermaatschappelijking van de zorg kan hierin zowel positief als negatief worden ingezet. Ik denk dat het een enorm krachtig gegeven is om vrijwilligers in te zetten bij de hulpverlening. De nadruk hierbij moet echter wel liggen op vrijwillig. Desbetreffend persoon moet dit willen doen. We mogen dit niet gaan verwachten van hem/haar (zoals door actief burgerschap wel gebeurt, en met affectief burgerschap wordt versterkt). Ik heb bijvoorbeeld vrijwilligerswerk gedaan door samen met mensen met een fysieke- of mentale beperking mee te gaan naar RAFC en deed dit met alle plezier. Enerzijds vond ik het heerlijk om de voetbalwedstrijden mee te kunnen maken, anderzijds gaf het mij erg veel voldoening om mede ervoor te zorgen dat deze mensen die ervaring ook konden meemaken,… Wanneer ik dit echter zou doen omdat ik me verplicht voel en vind at het evident zou moeten zijn om mensen te helpen als medeburger, gaan we mijn inziens toch de verkeerde weg op. De overheid heeft nog altijd de plicht om te zorgen voor zijn burgers… Echter wil het niet zeggen dat inzetten op informele zorg als doel moet hebben dat jij als voorziening minder moet inzetten in de hulpverlening. Het is namelijk van uiterst belang om ook de vrijwilliger te ondersteunen in dit proces en in te spelen op hun noden. Het kan niet de bedoeling zijn dat zij volledig aan hun lot worden overgelaten. Ook moet je steeds terugkeren naar de cliënt in dit verhaal. Voldoet de aangeboden hulp aan diens noden? Is er een nodige ‘klik’ tussen vrijwilligers/informele zorg en cliënt (bruggenbouwer op meso niveau), … Ook andere (sociale) partners zijn een meerwaarde om mee samen te werken.  hierin komt weer sterk het bruggenbouweridee naar voren. Ook het generalistische komt hier sterk naar boven. Verbinding maken tussen betrokkenen en het zijn van ‘de expert van het gewone leven, vertrekkende vanuit de hulpvraag van een cliënt. Een hulpverlener moet dus voornamelijk creatief zijn met een open blik vertrekkend vanuit de hulpvraag van een cliënt. Cliënten moeten vertrekken vanuit een veilig nest en gevoel om dan eventueel meer de buitenwereld in te trekken (zoals wij allemaal nodig hadden). We moeten informele zorg (indien aanwezig) mede ondersteunen en moeten een brug zijn tussen cliënt en samenleving indien dit gewenst is door de cliënt. Wij hebben mede de taak om het stigma dat nog steeds heerst over de verschillende cliënten zo fel mogelijk te verkleinen. Cliënten moeten weten dat zij ook het recht hebben om beslissingen te maken. Ik vond het ook een enorm interessant gegeven om in plaats van ‘een last’ te zijn in je wijk juist een cadeau te zijn. Inspelen op wat jij als organisatie te bieden hebt. Hierdoor komen mensen vaker en vaker in contact met de cliënten en wordt er dus ook mede geholpen bij het wegwerken van stigma’s. Een mooi voorbeeld hiervan vond ik bijvoorbeeld dat de gastspreker van Pigode vertelde over de autolening die ze deden. Door de mensen deze dienst aan te bieden betaalt iedereen minder in deze

dienst, zorg je ervoor dat mensen eerder een positieve connotatie hebben met de voorziening en diens werking én creëer je kleine ontmoetingen tussen cliënten en samenleving wanneer ze wachten in de hal voor de leenauto bijvoorbeeld. Soorten kapitalen: Ikzelf zou dus enorm vertrekken hierbinnen vanuit het psychologisch kapitaal waarbij ik vertrek van een aansluitende, positieve en onvoorwaardelijke hulpverlening. Ik zou kijken naar wat de cliënt zelf zou willen bereiken en er vooral op inzetten om een band te creëren met de cliënt in kwestie. Van hieruit vertrek ik dan en als de cliënt graag zijn netwerk wil versterken kan je daarmee aan de slag gaan. Dan kom ik dus aan tot het sociaal kapitaal waarbij ik met het eventueel bestaand netwerk aan de slag kan gaan, kan helpen bij het creëren van een nieuw netwerk door bijvoorbeeld op een hobby in te zetten o.i.d. vertrekkend van iemands krachten/interesses. Je kan hierop inzetten door bonding (binnen je leefgroep banden proberen creëren tussen enkele cliënten door bijvoorbeeld activiteiten te organiseren), bridging (eerder inclusieve activiteiten organiseren die opengesteld worden voor zowel cliënten als de omgeving buiten de leefgroep) en linking (door cliënten bijvoorbeeld aan vrijwilligerswerk te helpen). Ik denk dat, bij het nadenken over dit en de andere dilemma’s het moreel kapitaal ook van enorm belang zijn. Ook wanneer je met een cliënt te werk gaat lijkt dit me van uiterst belang. De vraag ‘doe ik hetgeen ik doe om de goede redenen?’ zijnde het bekomen van een beter QOL voor onze cliënt (en bij extensie ook diens netwerk) zou altijd het vertrekpunt moeten zijn in de manier van hulpverlenen. Je bent en blijft bezig met mensen. Sociale inclusie Speeltuin voor zowel mensen met een beperking als mensen zonder van Pegode (praktijkvoorbeeld) (sociale inclusie op meso niveau: toegang krijgen tot buurt en gelegenheid tot deelname aan gemeenschap.) Thema 2: contextgericht werken in de ambulante hulpverlening is hulpverlening residueel of structureel?  HV steeds beschikbaar of proberen jezelf overbodig te maken? Participatie wij hebben mijn inziens de taak als hulpverlener om zorg te bieden aan iedereen die hier nood aan heeft, ook mensen die vraagverlegenheid hebben. Mensen moeten in de mogelijkheid gesteld worden om te kunnen participeren op de verschillende niveau’s (sociaal, economisch, maatschappelijk,…) en wij als hulpverlener moeten er zijn om dit mogelijk te maken. Ik denk dat wij vooral rond het kunnen en mogen moeten werken op meso en macro niveau, en het kunnen en willen eerder micro.

Eigenlijk 7 niveau’s. niveau 0 is geen participatie. Informeren: krijgen van informatie. Raadplegen: hier kunnen ook vragen gesteld worden en antw gegeven worden Adviseren: mensen die deelnemen mogen voorstellen doen en mening geven. Als ze boeiend lijken worden ze meegenomen. ---- Tot hier alle controle bij professional

Co-produceren: deelnemers mogen en kunnen actief dingen ontwikkelen. De beslissing blijft ook hier echter bij de professional Meebeslissen: er wordt samen gekozen. De deelnemers krijgen deel van de macht. Zelfbeheer: de deelnemers hebben van begin tot eind de zaken in handen. De professional staat op achtergrond beschikbaar. Community care: waarbij er een samenwerking mogelijk moet zijn tussen het netwerk, cliënt en hulpverlening. Wanneer er enkel gewerkt wordt met een residuele manier van werken wordt enerzijds de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers vergeten, en bekom je geen samenwerking tussen dezen. We moeten het netwerk natuurlijk de kans geven om mee te werken in de begeleiding van een cliënt, maar mogen hier geen verplichting van maken en dit dus zien als evidentie. Ik denk dat hulpverlening mede als taak heeft om een netwerk op te sporen waarbij er aan de hand van verbinding en ontmoeting hulp aangeboden wordt. Er moet echter wel steeds een hulpverlening zijn hierbij om de informele zorg ook te kunnen ondersteunen. Vermaatschappelijking van de zorg (vijf concentrische cirkels) Vermaatschappelijking van de zorg mag geen doel op zich zijn, het moet een middel zijn om de kwaliteit van leven te verbeteren. Ik denk dus dat een structurele hulpverlening van uiterst belang is om mensen te ondersteunen en vooral om zelf als bruggenbouwer te kunnen fungeren. Er kan enorm worden ingezet op het generalistische van ons als hulpverleners waarbij we een brug slaan tussen cliënt en omgeving, ze laten kennis maken met nieuwe omgevingen (en dus eventueel ook enabling niches), ze helpen bij het vinden van krachten in zichzelf en te kunnen komen tot (gewaardeerde) rollen. Ik denk dat we als hulpverlener dus gewoon een veranderend takenpakket hebben. Vermaatschappelijking van de zorg en structurele hulpverlening lijken in eerste instantie misschien eerder een tegenstelling, maar kunnen prima samenwerken mijn inziens (community building, EKC,…) Zorglogica’s Politiek en economisch gezien is natuurlijk de residuele manier van hulpverlening aanbieden het meest voordelig. Dit kost het minst en past op het eerste zicht ook het best in de visie die overheid nu steeds wil uitzenden (aan de hand van affectief burgerschap en framing). Burgers hebben een verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor zijn medemens en moet niet enkel passief, maar ook actief hierin een rol opnemen. Ik blijf van mening dat je dit echter nooit kan verplichten aan je burgers en dat de overheid altijd de plicht blijft behouden om zorg te dragen voor zijn burgers. Alle burgers, ook mantelzorgers en vrijwilligers dus. Community building ABCD methode (asset based community devellopment) door hier enorm op in te zetten kan je als hulpverlener meehelpen aan de missies van community care maar toch steeds beschikbaar blijven. Dit is een goed voorbeeld om te laten zien dat community care er niet voor hoort te zorgen dat er besparingen komen op hulpverlening, maar dat de taak van een hulpverlener gewoon verandert. De zorg wordt dan meer en meer voor en door de gemeenschap zelf geboden. Wij hebben als hulpverlener hier dan eerder een rol van verbinder (generalist) en bruggenbouwer. Echter blijf je als hulpverlener wel nodig. Zelfs wanneer je klaar lijkt te zijn, moet je steeds terug naar vorige fasen terugkeren om nieuwe verbindingen en interacties op te bouwen. Dus ook een vorm van structurele hulpverlening. Samenwerking formele en informele zorg: dit kan je zowel residueel als structureel bekijken en toepassen, afhankelijk van je visie van samenwerken. Op residueel niveau ga je zoveel mogelijk van de zorg laten doen door mantelzorgers en vrijwilligers en neem je enkel de overschot (hetgeen nog niet is opgenomen door het netwerk) op. Op structureel niveau ben je er juist om écht samen te werken met informele zorg (als hulpverlener). Hierbij bied je ook ondersteuning aan het netwerk van een cliënt, ben je er wanneer men je nodig hebt en het allemaal wat te veel lijkt te worden voor informele zorggevers,… ik denk dat ik door het geven van deze uitleg al wel duidelijk gemaakt heb dat mijn voorkeur gaat naar de structurele manier van hulpverlening aanbieden. Dit dan niet zoals het vroeger gebeurde waarbij hulpverlening zich in de specialist (expert) rol ging plaatsen en alles overnam van cliënt en netwerk. Maar eerder in een ondersteunende rol vertrekkend vanuit de vraag van cliënten en netwerk zelf en met oog op het verbeteren van kwaliteit van leven.

Ik streef dus ook naar een hulpverlening die aan de slag gaat met de verschillende kapitalen (maatschappelijk (macro niveau), sociaal (meso niveau), moreel (micro niveau HV) en psychologisch (micro niveau cliënt). Die kan je dan ook weer mooi verbinden met de missie van community care op micro, meso en macro niveau. Thema 3: contextgericht werken in de residentiële hulpverlening vanuit het krachtenperspectief

Hoe verhoudt zich Protectie tot vermaatschappelijking? Hoe verhoudt de HV zich tov conflicterende waarden bij jongere en netwerk, maar ook eigen waarden binnen professionele opdracht? Krachtenmodel Rapp en Gosha: ik denk dat het heel belangrijk is om samen met je doelgroep te zitten en dat het krachtenmodel van Rapp en Gosha goede hulp kan bieden. Door middel van echt te werken rond de krachten van het gezin (zoals in De Stobbe gezinnen met problematische opvoedingssituaties bijvoorbeeld) en hierbij te vertrekken vanuit een positieve mindset waarbij er geloofd wordt in de mensen. Het werken in teamverband kan ook enorm veel helpen. Inzetten op een netwerk, helpen bij de verschillende praktische hulpnoden, … om zo bescherming te bieden aan het gezin maar vooral ook vanuit henzelf te vertrekken. Door middel van technieken als een netwerkkaart, ecogram, family finding,… kan er geprobeerd worden een netwerk op te sporen. ‘aanbod bieden dat met de nodige flexibiliteit, mildheid en creativiteit samen met het gezin zoekt naar mogelijkheden, krachten en manieren om een antwoord te bieden op de noden van het gezin met het oog op het verbeteren van de veiligheid en het welzijn van het kind’ Aanbieden van verschillende trainingen en vormingen om mensen (zonder verplichting) dingen aan te reiken die hen zou kunnen helpen. Misschien ook eens polsen hierbij naar thema’s/vaardigheden die de doelgroep zelf eens zou willen aangereikt krijgen? Soorten kapitalen (moreel- sociaal- psychologisch) Participatie Bij participatiedrang inzetten op een actieve participatie (zowel binnen- als buitenshuis). Wanneer er hierrond gewerkt wordt is het essentieel om dit samen met het gezin te doen en in dialoog en overleg. Neem niet gewoon het volledige proces over (specialist) maar wees generalist

Community care Vermaatschappelijking van de zorg Sociale inclusie Bruggenbouwer (micro en meso voornamelijk) Generalist/specialist Zorglogica’s Oplossingsgerichte benadering Rollen/ Sociaal gewaardeerde rollen presentiebenadering Thema 4: inzet van mantelzorg en vrijwilligers (informele zorg) Is mantelzorg afdwingbaar (gebruikelijke zorg)? Afhankelijk van het standpunt tav “vanzelfsprekendheid”, wat betekent dit voor de houding (en invulling van de opdracht) van de HV tav de betrokkenen? Rollen Sociaal gewaardeerde rollen Participatie Maatschappelijke participatie,

Zorglogica’s Actief burgerschap Affectief burgerschap Samenwerking formele en informele zorg Community care (caring aboutcare by the community met informele zorg heeft iets te bieden aan caring for  Care in the community: professionele zorg en vice versa.) RELATIONEEL ASPECT. In dit dilemma gaat het vooral over het meso niveau waarbij omgeving wordt ondersteund bij het dragen van informele zorg. Naargelang de persoon die je voor je hebt kan je beter eerder uitleg en informatie geven dan wel ondersteuning bieden op emotioneel vlak,… Vermaatschappelijking van de zorg Vraag-, handelings- en acceptatieverlegenheid Bruggenbouwer (op meso niveau vooral in dit dilemma) Generalist/specialist hulpverlener vooral als generalist die verbindingen maakt tussen betrokkenen (dus ook tussen formele en informele zorgverleners, cliënt en netwerk waaronder mantelzorger,… Soorten kapitalen  Sociaal kapitaal!--> Door vermaatschappelijking van de zorg wordt er meer en meer van de hulpverlener verwacht dat die krachtbronnen kan en zal zoeken van de cliënt. Samenwerking tussen cliënt-netwerk-hulpverlener (triade) van groot belang! Bij het ondersteunen van de mantelzorgers kan het SOFA model wel een meerwaarde bieden (samenwerking-ondersteunenfaciliteren-afstemmen) Bij residentiële opvang van een cliënt kan er aan de hand van een COUP methode gewerkt worden om hen aan te geven dat ze hun rol in de ondersteuning op mogen nemen (met alle plezier)  Contact leggen-ondersteunen-uitnodigen-participeren Bij ‘informele zorg’ niet enkel mantelzorg en vrijwilligers, maar ook de eerder ‘secundaire netwerken’ betrekken (buren, vrienden e.d.) soms zijn dit juist mensen die een helpende hand kunnen bieden en zo de primaire zorgverlener (bijvoorbeeld een mantelzorger) fel kunnen ontlasten. Werken met vrijwilligers heeft veel voordelen (vermaatschappelijking van de zorg/heel vaak band met de thematiek/groter aanbod organisatie/ …) maar er zijn ook wel wat nadelen aan verbonden (soms verkeerde motieven/ koppig en niets van regels aantrekken/ grenzen overschrijden/ Niet iedereen talenten om met doelgroep om te gaan/ …) Professionals moeten vrijwilligers ook kunnen coachen, feedback geven, informeren,…  Vrijwilligers aan de hand van de Wawawa methode behandelen: warmte -waarheid- waarden Thema 5: de hulpverlener als bruggenbouwer  We kunnen heel veel energie steken in kneden van cliënten waardoor ze stappen kunnen zetten in de maatschappij, of zet je je energie in op de gemeenschap (denk aan community building) om op die manier de mensen in de maatschappij te krijgen (enabling niches) Ben je nog vraaggestuurd aan het werken als je als begeleider bruggenbouwer bent (maatschappij is er niet op aan het wachten om gesensibiliseerd te worden… Dit maakt dat we aanbodgestuurd werken…) Krachtenmodel Rapp en Gosha: samenbrengen van individuele krachten en krachten uit de omgeving met als doel een verbetering van levenskwaliteit. Er worden nieuwe enabling niches opgestart (vertrekkende van de doelen die de cliënt zelf heeft) en de kwaliteit van deze niches worden beoordeeld door de cliënt en zijn omgeving.

Krachtbronnen van persoon: wat wil diegene (verlangens en dromen) Wat kan diegene (competenties) Talenten erkennen en ontwikkelen Wat durft de persoon?  2 niveau’s (1. Bepaalde taak die ze niet durven wegens gebrek aan vertrouwen 2. Totaal gebrek aan zelfvertrouwen: aangeleerde hulpeloosheid) Interactie tussen deze drie: wanneer ze duidelijker aanwezig zijn biedt dit mogelijkheden tot positieve verandering Krachtbronnen van omgeving: materiële en praktische hulpbronnen (kleding, voedsel,… en diensten (kwaliteitsvol onderwijs, openbaar vervoer kunnen gebruiken, kinderopvang,… Sociale hulpbronnen: sociaal kapitaal  wie behoort tot netwerk en wat kunnen ze bieden (emotionele steun, zorg, opvoeding,…) Maatschappelijke hulpbronnen enabling niches, maatschappelijke diensten, verenigingen,… om een kwetsbaar persoon te helpen met concrete noden. (armoedeorganisaties, werkzoekenden ondersteunen, kansen tot integratie en participatie in samenleving,…) Interactie: een groot sociaal kapitaal kan zorgen voor meer praktische en materiële steun en meer (kennis over) maatschappelijke hulpbronnen. Participatie: werken aan een mogelijkheid tot bijvoorbeeld maatschappelijke, sociale en economische participatie. Het zijn erg vaak mensen met een psychische problematiek/drugsproblematiek die heel weinig participatie kunnen opnemen in de samenleving… Ze vallen steeds door de mazen van het net en worden van her naar der gestuurd. Het zou echter juist van enorm belang kunnen zijn om in te zetten op het kunnen opnemen van Sociaal gewaardeerde rollen en aan de hand van de krachten van mensen te vertrekken. Community care: ik denk dat wij binnen community care de opdracht hebben om zowel bezig te zijn met het individu (vertrekkend van eigen kracht, interessant model hierbij zou het krachtenmodel van Rapp en Gosha kunnen zijn) op micro niveau, maar zeker ook het sensibiliseren van de samenleving en er mede voor proberen zorgen om gemeenschappen te bekomen waarin onze doelgroep zo makkelijk mogelijk kan deelnemen en participeren om op die manier te kunnen komen tot sociale inclusie. Ik ben zelf enorme fan en voorstander van de ABCD methode omdat er hierbij vanuit de mensen zelf wordt vertrokken bij het creëren van een mooiere gemeenschap. Hierbij is er niet enkel sprake van deelhebben, maar ook echt deelnemen. Een andere mooie werkmethode is voor mij het kwartiermaken waarbij er wordt vertrokken vanuit talenten en krachten van de mensen en die worden ingezet om zo terug wat meer so...


Similar Free PDFs