Stromingen PDF

Title Stromingen
Author Laura Daems
Course Nederlands
Institution UC Leuven-Limburg
Pages 3
File Size 64.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 4
Total Views 131

Summary

Download Stromingen PDF


Description

Stromingen/periodes Middeleeuwen  Theocentrisme = god staat centraal  Klassieke oudheid = heidens en minderwaardig  ‘memento mori’ (gedenk te sterven) Humanisme/renaissance  Antropocentrisme = mens staat centraal  Humanitas: mensheidsideaal uit klassieke oudheid  ‘carpe diem’ (pluk de dag)  Schoonheid van de vorm: regels en voorschriften, harmonie, zuivere taal  Afstandelijk: men kan geen gevoel leggen wegens alle regels Barok  Medemens, maatschappij, god, hemel staat centraal  Levens-ontgoocheling, pessimistisch, gespannen levensgevoel  Spiritualisme, drang naar absolute Rationalisme  Verstand, rede, denkvermogen  Godsdienstvrijheid: bron van kennis is verstand, niet meer goddelijke openbaring Verlichting  Stroming die zegt dat de mens van nature goed is  Geest is een onbeschreven blad, het is mens zijn taak om ervoor te zorgen dat hij ontwikkelt tot goed mens en zich niet door slechte zaken laat beïnvloeden  opvoeding en onderwijs Empirisme = verstand is nog altijd belangrijk maar bron is de zintuiglijke waarneming, die gaat het verstand voor Preromantiek  = romantiek die nog teveel met verstand bezig is  Mengeling van rationalisme en romantiek  Burgerlijk, moraliserend, braaf, deugdzaam Avant-garde = verwijst in het algemeen naar een generatie jonge kunstenaars die met nieuwe vormen experimenteren in schilderkunst, literatuur... Het Franse woord betekent voorhoede, waarmee oorspronkelijk werd verwezen naar een groep soldaten die ter verkenning vooruit werden gestuurd Dadaïsme = culturele beweging die tijdens WOI begon in Zwitserland. Ze hielden zich bezig met mengvormen van kunst, poëzie... Verwierp elke

vorm en elk systeem van kunst, kunst zonder betekenis en gericht op vrijheid en destructie Futurisme = Italiaanse beweging en kunststroming van 1909 tot 1914, kenmerken zijn snelheid, energie, agressie, krachtige lijnen, vooruitgang Surrealisme = kunststroming ik moderne kunst ontstaan als literaire stroming in begin 1920, onderbewuste, droom, toeval Modernisme = verzamelnaam voor vernieuwende stromingen in de kunsten en westerse maatschappij vanaf eind 19e eeuw. Komt na WOI in verzet tegen traditionele opvattingen en vormen Expressionisme = stroming in Europese kunst en literatuur in 20e eeuw, kunstenaar drukt gevoelens, ervaringen voor de waarnemer uit door zekere vervorming van werkelijkheid Nihilisme = leer die het bestaan van betekenis of waarden ontkent, het nergens in geloven Vitalisme = levenswil en doodsangst, haalt alles uit leven, los van maatschappelijke conventies, driften volgen Existentialisme = filosofische en literaire stroming in 20e eeuw die individuele vrijheid, verantwoordelijkheid en subjectiviteit vooropstelt, iedereen is verantwoordelijk voor eigen lot en je moet je eigen leven zin geven want god is dood en universum is absurd Nieuw-realisme = stroming binnen beeldende kunst rond 1960, reactie op moeilijke poëzie van Vijftigers Nieuwe romantiek = aandacht voor eigen observatie en gevoeligheid, toegankelijk taalgebruik, uiting persoonlijke gevoelens Postmodernisme = reactie op modernisme, geen enkel systeem vat alles of lost problemen op, alles is al gedaan en geprobeerd

Romantiek  = intellectuele en artistieke stroming aan eind van 18e eeuw en begin 19e eeuw waarin verbeelding en gevoel centraal stonden  escapisme = heil zoeken in o ongerepte en wilde natuur o droom en fantasie, irrationele o idealisering van het verleden: toen mens nog niet aangetast was door maatschappij o belangstelling voor mysterieuze en verbodene, exotische en gruwelijke o schoonheidsdroom, humor o hyperindividualisme: ik als individu, los van de beschaving  bij ons: nuchter, braaf, burgerlijk en didactisch opvoedend Realisme  reactie op romantiek, realisten houden hier niet van  te maken met veranderingen in maatschappij (Darwin, treinen, fotografie)  het moet niet negatief zijn, wel echt  personages zijn dagdagelijkse personen Impressionisme = kunststroming in 19e E waarbij kunstenaar tracht weer te geven hoe dingen zich in een kort moment aan hem voordoen, werkelijkheid uitgelegd op eigen zintuigelijke manier Naturalisme  realisten verkleuren de werkelijkheid, ze beschrijven de werkelijkheid zoals ze is in al haar lelijkheid, zeer pessimistisch en negatief  radicaal doorgedreven realisme  invloed van wetenschap o determinisme = mens heeft lot niet in eigen handen, alles wordt bepaald door opvoeding, milieu/omgeving, afkomst/genen/erfelijkheid o darwinisme = mens stamt af van apen, wet van sterkste  degeneratie = menselijkheid breekt af...


Similar Free PDFs