Stromingen in de Psychologie PDF

Title Stromingen in de Psychologie
Author Geert Priem
Course Introduction to Psychology
Institution The Open University
Pages 26
File Size 480.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 87
Total Views 134

Summary

Download Stromingen in de Psychologie PDF


Description

Samenvatting ‘Stromingen in de Psychologie’.

H1 DE BIOLOGISCHE BENADERING. Lichaam en geest Dualisme- de opvatting dat lichaam en geest twee afzonderlijke eenheden zijn. (Descartes, Franse filosoof). Monisme- de opvatting dat lichaam en geest een eenheid vormen. Materialisme- de opvatting dat al ons gedrag een fysiologische basis heeft. Wat we denken en wat doen is gebaseerd op onze fysiologische structuur. Erfelijkheid- de biologische overdracht van eigenschappen/kenmerken van de ene generatie op de andere. Pijlers biologische benadering:  Materialisme  Erfelijkheid (Darwin legde met zijn theorie de basis van het onderzoek op de invloed van erfelijke factoren op ons gedrag. Het onderzoek naar effecten van chemische stoffen Elke substantie die een effect heeft op levende cellen is een drug. Drugs zijn lichaamsvreemde chemisceh stoffen. Een chemische stof kan totaal lichaamsvreemd zijn, maar ook de wijze van toediening kan lichaamsvreemd zijn (bijv. adrenaline is een hormoon, maar kan ook als drug geinjecteerd worden). Niet alle chemische stoffen hebben merkbare effecten op gedrag. Psychofarmacologie- wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoek naar de effecten van psychoctieve stoffen. Psychoactieve stof- chemische stof die een merkbaar effect heeft op ons gedrag of onze gemoedstoestand. Neurotransmitter- chemische boodschappers die de communicatie tussen neuronen verzorgen. Endorfinen- door zenuwcellen geproduceerde eiwithormonen die een belangrijke rol spelen bij pijnbeleving en gemoedstoestanden.

Vrijwel alle psychoactieve stoffen kunnen de communicatie tussen neuronen (zenuwcellen) beinvloeden. Neuronen kunnen electrochemische boodschappen overbrengen. Neuronen maken contact met elkaar op een verbindingspunt, de synaps. Tussen twee neuronen bestaat een ruimte, de synaptische spleet. De communicatie tussen neuronen wordt bepaald door neurotransmitters. Alleen een bepaalde vorm van een transmittermolecuul past in een bepaalde receptor. Dit geldt voor alle neurotransmitters en psychoactieve stoffen en vormt de basis voor een belangrijke ontdekking, de endorfinen (natuurlijke pijnstiller). In de hersenen van de mens blijken receptoren aanwezig te zijn die door opiaten beinvloed worden. Dat leidde tot de veronderstelling dat ons lichaam zijn eigen pijnstiller produceert. De endorfinen worden door zenuwcellen in bepaalde hersengebieden geproduceerd. Het zijn eiwithormonen. (Endorfine: endogene-natuurlijk optredende-morfine). Pychoactieve stoffen onder te verdelen in:  Stimulerende stoffen (cafeïne, nicotine en amfetamine);  Depresserende stoffen (alcohol en barbituraten (barbituur=zout dat de basis is voor vele thans gebruikte slaapmiddelen, barbituurpreparaten) Farmacon- middel dat langs chemische weg de werking van het zenuwstelsel verandert. Op het terrein van de psychofarmacologie wordt de wisselwerking tussen zenuwstelsel en gedrag duidelijk zichtbaar. De werking van het zenuwstelsel bepaalt het gedrag en het gedrag bepaalt de werking van het zenuwstelsel. Vb de werking van imipramine:dit farmacon blijkt we; effect te hebben op acute angst, niet op chronische(dus: mogelijk twee vormen van angst met hun eigen neurochemisch substraat.

Hoe de geest het lichaam beinvloedt

1

Samenvatting ‘Stromingen in de Psychologie’.

De pijnonderzoeker Melzack is van mening dat de verschillen in pijnreacties toegeschreven kunnen worden aan verschillende cognitieve verwachtingen en percepties. Deze cognitieve processen worden als functies van de hersenen (cortex) gezien. Volgens Melzacks theorie worden de effecten van verwachtingen op pijnreacties gemedieerd(bemiddeld) door corticale invloeden, dwz invloeden van de hersenschors. Het placebo effect toont aan hoe gecompliceerd de interactie tussen lichaam en geest kan zijn. Pijn- lichamelijk lijden als gevolg van bepaalde soorten fysieke stimulatie. Palcebo effect- als het toedienen van een niet-werkzame stof bepaalde effecten heeft. Stress- niet specifieke reactie van het lichaam op eisen die aan het lichaam worden gesteld.(Hans Seyle, bekent op gebied van stressonderzoek) Stressoren- factoren die stressreacties oproepen. Stress Biologisch gezien zijn stressreacties noodreacties die ons voorbereiden op “vluchten en vechten”. De hormonen die de bijnieren afscheiden zijn:  Epinefrine/adrenaline- verhoogt de activiteit van de hersenen, waardoor ook hartslag en bloeddruk toenemen.  Norepinefrine/noradrenaline- vindt indirecter plaats; via de productie van steroiden(ook hormonen)zijn ze betrokken bij de regulering van de water- en suikerhuishouding in ons lichaam en hebben ook invloed op ons immuunsisteem. Algemene adaptatiesyndroom- een fasemodel voor stressreacties, varieren van de alarmfase tot de uitputtingsfase. Hans Seyle onderscheidde het algemeen adaptatiesyndroom aan stress. Langdurige stress leidt tot een toestand van uitputting. Gebleken is dat het teveel willen beheersen en het verminderd ervaren van beheersing samenhangen met een verhoogde immunologische gevoeligheid voor levensstress. Ervaren beheersing kan omschreven worden als het geloof dat je je eigen interne toestand en gedrag kunt bepalen, je omgeving kan beinvloeden en gewenste resultaten tot stand kan brengen. Ook de voorspelbaarheid van spanningsvolle gebeurtenissen beinvloedt onze reacties. Onverwachte gebeurtenissen roepen vaak meer spanning op. Psychoimmunologie Psychoimmunologie- wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoek naar de invloed van psychologische factoren op onze gezondheid, met name op ons afweersysteem. Gezondheidspsychologie- houdt zich bezig met het bestuderen en beinvloeden van gezondheids- en ziektegedrag. Gezondheidspsychologie onderscheidt drie soorten relaties:  Directe fysiologische effecten van gedrag;  Langetermijneffecten van leefgewoonten;  Wijze waarop mensen hun ziekte waarnemen, ermee omgaan en het ziekteverloop kunnen beinvloeden. Erfelijkheid Darwin; zijn ideeen over erfelijkheid hingen nauw samen met zijn ideeen over de evolutie Genen- stoffelijke dragers van de erfelijke eigenschappen in de celkern. Genotype- de genetische code die een idividu in het DNA van zijn cellen meedraagt. Herabiliteit- dat deel van de totale variabiliteit van een eigenschap of kenmerk dat toegeschreven kan worden aan erfelijke factoren.

H2. DE BEHAVIORISTISCHE BENADERING De behavioristische benadering benadrukt de rol van stimuli of prikkels in de omgeving als factoren die ons gedrag bepalen. Dit betekent dat ze zich vooral richt op leren, op gedragsveranderingen die

2

Samenvatting ‘Stromingen in de Psychologie’.

het gevolg zijn van ervaring. De behavioristische benadering onderscheidt zich door het accent te leggen op de relatie tussen waarneembaar gedrag (respons) en gebeurtenissen in de omgeving (stimuli). Leren- een verandering in het gedrag die optreedt ten gevolge van ervaring. Het meest fundamentele uitgangspunt van het behaviorisme is het wetenschappelijke principe van de parsimoni of soberheid. Parsimoni- het principe in de wetenschapsfilosofie dat stelt dat voor iedere gebeurtenis altijd de eenvoudigste verklaring moet worden onderzocht. Het behaviorisme legt sterk de nadruk op het gebruik van operationele definities(het definieren van begrippen in termen van waarneembare gebeurtenissen). Dit leidde tot het werken met begrippen als stimulus en respons. Het behaviorisme probeert ook inzicht te krijgen in de omstandigheden waarin bepaald gedrag optreedt. David Hume en J.S Mill (filosofen) waren aanhanger van het associatisme en hebben veel invloed gehad op met name behavioristen. Filosoof C.S Peirse introduceerde het pragmatisme, waarbij de nadruk gelegd wordet op het doel van ons denken en ons gedrag. Invloeden voor behaviorisme zijn:  Omstandigheden gedrag;  Associatisme;  Pragmatisme. Assosiatisme- de leer, ondersteund door Aristoteles, Hume en anderen, dat mentale processen en met name het leren, gebaseerd zijn op het leggen van verbanden tussen ideeen en/ of gebeurtenissen. Pragmatisme- een filosofische leer, ontwikkeld door C.S. Pierce, die stelt dat de betekenis van gedachten en gedragingen kan worden vastgesteld door de gevolgen ervan te onderzoeken. Thorndike; deed onderzoek naar probleemoplossend gedrag van dieren. Hij richtte zijn aandacht op de relatie tussen respons en de gevolgen van deze respons. De wet van effect hield in dat iedere respons die voor het organisme tot een bevredigend resultaat leidt, waarschijnlij herhaald zal worden en iedere respons die een onplezierig resultaat oplevert niet herhaalt zal worden (vorm van assosiatisme). John B. Watson (1878-1958); psycholoog, behaviorisme. Experimenteerde met eigen kinderen. Raakte geinteresseerd in het seksuele gedrag van de mens, zijn activiteiten( waaronder participerende observatie) bleken niet te stroken met de heersende morele opvattingen, hij kreeg ontslag aan de universiteit. Watson was echter ook daarna invloedrijk vanwege zijn radicale behaviourisme. Invloed van Watsons gedrag herleidbaar tot drie kernpunten: 1. de nadruk op de waarneembare responsen en stimuli in de omgeving; 2. de afwijzing van mentalistische begrippen die niet direct waarneembaar zijn; 3. het accent op leren en ervaring als het gaat om het begrijpen van het gedrag van mensen. B.F. Skinner;geestelijk erfgenaam van Watsons werk. ‘Een gebrek aan feiten is altijd een probleem in een nieuwe wetenschap, maar Watsons agressieve benadering van een dergelijk omvangrijk onderwerp als het menselijk gedrag was uitermate schadelijk’. Stimulus en respons Stimulus- (Vaak afgekort tot S). in het algemeen iedere gebeurtenis, situatie, object of factor die het gedrag kan beïnvloeden; voor een behaviorist: een meetbare verandering in de omgeving. Respons- in het algemeen iedere reactie op een stimulus, hetzij van buiten zichtbaar of mentaal; in het onderzoek: het gedrag dat wordt gemeten. Een behaviorist wil, om gedrag te begrijpen, vaststellen welke stimuli bij het gedrag betrokken zijn. Het te bestuderen gedrag dient duidelijk beschreven te worden. Meestal wordt het te meten gedrag, de respons (afgekort R) genoemd.Onderzoekers moeten een respons beschrijven in

3

Samenvatting ‘Stromingen in de Psychologie’.

bewoordingen die in een bepaalde situatie van toepassing zijn. Vaak moeten het tempo, de intensiteit en/of andere kenmerken van een respons gespecificeerd worden. Reflex- een niet-geleerde respons die kan worden opgewekt door specifieke stimuli in de omgeving; bijvoorbeeld een baby die begint te zuigen als een voorwerp in zijn mond wordt gestopt. Willekeurige respons- een respons die wordt gecontroleerd door het inividu en niet wordt opgewekt door een specifieke stimulus, zoals bij een reflex het geval is. Klassieke conditionering- leeronderzoek naar reflexmatige responsen, waarbij een neutrale stimulus uiteindelijk een bestaande reflexmatige respons oproept. Ivan Pavlov (1849-1936); bekend door langlopend onderzoeksproject over spijsvertering bij o.a honden. Hij ontdekte de basis voor wat bekend staat als klassieke conditionering. Orientatierespons- de stimulus trekt de aandacht Achterwaartse conditionering- Als de GS na de OS wordt aangeboden, er vindt geen leerproces plaats. Ongeconditioneerde respons- een reflexmatige respons, geproduceerd door een speciefeke stimulus; bijv het samentrekken van de pupil bij fel licht. Ongeconditioneerde stimulus- een stimulus die een reflexmatige respons oproept. Neutrale stimulus- in de klassieke conditionering: een stimulus die in de eerste instantie geen specifieke respons oproept, behalve dat hij de aandacht trekt; in de loop van het conditioneringsproces wordt de neutrale stimulus een geconditioneerde stimulus. Geconditioneerde stimulus- een stimulus die na herhaalde koppeling aan een ongeconditioneerde stimulus uiteindelijk een geconditioneerde respons oproept. Geconditioneerde respons- in de klassieke conditionering: een respons op een voorheen neutrale stimulus, die door herhaalde koppeling aan een ongeconditioneerde stimulus een geconditioneerde stimulus is geworden. De basisprocedure bij klassieke conditionering: Het herhaald koppelen van een neutrale stimulus (NS) aan een ongeconditioneerde stimulus (OS) resulteert in conditionering. De neutrale stimulus wordt een geconditioneerde stimulus en roept dezelfde respons op als de ongeconditioneerde stimulus. Klassieke conditionering is een flexibel proces dat ons in staat stelt te anticiperen op biologisch belangrijke gebeurtenissen (ongeconditioneerde stimuli) door ze aan stimuli (geconditioneerde stimuli) die eraan voorafgaan te koppelen. KLASSIEKE CONDITIONERINGSVERSCHIJNSELEN Stimulusgeneralisatie- en discriminatie. Stimulusgeneralisatie- in de klassieke conditionering: de tendens een GR te produceren bij zowel de oorspronkelijke GS als bij stimuli die daar min of meer op lijken. De frequentie van de respons hsngt samen met de mate van overeenkomst tussen de nieuwe en de oorspronkelijke GS. Stimulusgeneralisatie houdt in, dat we nadat we op een afzonderlijke stimulus op een bepaalde wijze hebben leren reageren, dezelfde respons op overeenkomstige stimuli gaan vertonen. Stimulusgeneralisatie stelt organismen in staat zich beter aan de omgeving aan te passen. De responsfrequentie neemt af als het verschil tussen stimuli toeneemt. Stimulusdiscriminatie- in de klassieke conditionering: het na training selectief reageren op de GS, maar niet op stimuli die daar min of meer op lijken. Wat we discrimineren is afhankelijk van eerdere ervaring; het vermogen om te discrimineren kan vaak van wezenlijk belang zijn voor de aanpassing van de omgeving (v.b herkennen voed goed en bedorven voedsel, sommige beroepen niet geschikt voor mensen die kleurenblind zijn)

4

Samenvatting ‘Stromingen in de Psychologie’.

Uitdoving en spontaan herstel W.H. Gnatt , onderzoeker, heeft gewezen op de mogelijkheid dat geconditioneerde responsen die nooit verdwijnen, een mens in de loop der tijd kunnen veranderen. Veel reacties van mensen zouden dan gebaseerd zijn op bepaalde situaties in het verleden en zijn inmiddels wellicht onbruikbaar en misschien wel nadelig geworden. Bijvoorbeeld: iemand die zijn arm heeft gebroken blijft deze arm misschien ontzien terwijl deze allang is genezen (vb van klassieke conditionering die averechts werkt. Extinctie/uitdoving- in de klassieke conditionering: het uitblijven van de respons wanneer de GS herhaaldelijk zonder Os is aangeboden. Zonder actieve uitdoving is het mogelijk dat een geconditioneerde respons onder de oppervlakte aanwezig blijft tot het individu de GS weer tegenkomt. Bijv: een angstreactie die gekoppeld is aan het geluid van een tandartsboor kan ondanks het feit dat er veel tijd verstrijkt tussen twee tandartsbezoeken blijven voortbestaan. Spontaan herstel- in de klassieke conditionering: het opnieuw optreden van de GR wanneer enige tijd na de uitdovingstraining de GS opnieuw wordt aangeboden. Conditionering van hogere orde- een vorm van klassieke conditionering waarbij een eerder gevestigde geconditioneerde stimulus wordt gebruikt als ongeconditioneerde stimulus om een nieuwe stimulus mee te conditioneren. Geconditioneerde emotionele respons- een emotionele respons, bijvoorbeeld angst, die met behulp van klassieke conditionering wordt opgewekt. (Watson en Rayner gebruikten voor onderzoek o.a Albert=zoon) Het onderzoek van Watson en Rayner heeft aangetoond dat emotionele reacties zoals angst door klassieke conditionering opgeroepen kunnen worden. De meeste behavioristen zijn van mening dat fobieen het best kunnen worden opgevat als geconditioneerde emotionele reacties. Dus allerlei angsten kunnen het gevolg zijn van een traumatische gebeurtenis waarbij de stimulus geassocieerd werd met een onaangename stimulus. Hoewel reflexen en basale emotionele reacties een rol spelen in onze dagelijkse ervaring, is ons gedrag grotendeels willekeurig; het wordt door onszelf bepaald. Bepaalde gedragingen, zoals het besturen van een auto, telefoneren, worden niet opgewekt door een geconditioneerde stimuli. Het zijn gedragingen die we ontplooien en waarmee we onze omgeving beinvloeden. Operante conditionering- in de behavioristische benadering; het leeronderzoek dat zich bezighoudt met veranderingen in de respons als functie van de gevolgen van deze respons. Thorndike- in eerste instantie geinteresseerd in probleemoplossen en intelligentie. Hij bestudeerde situaties waarin een dier actief was in zijn omgeving. Zijn wet van effect ; het gedrag dat een onbevredigend resultaat geeft zal niet herhaald worden. De wet van effect verwijst niet naar innerlijke verschijnselen als het stillen van honger of het verlangen naar ontsnappen. B.F. Skinner (1904-1990) ontwierp een theoretisch kader voor het bestuderen van aangeleerd gedrag. Hij vond dat begrippen die naar mentale verschijnselen verwijzen niet alleen vaag zijn, maar ze ook niet nodig zijn om gedrag te kunnen begrijpen. Innerlijke verschijnselen kunnen niet direct waargenomen worden. Skinner beweerde dat gedachten en andere mentale verschijnselen, ook als ze wel direct waarneembaar zouden zijn, geen wezenlijke bijdrageaan het verklaren van gedrag zouden leveren. Radicaal behaviorisme- een zienswijze die door Watson en Skinner werd uitgedragen en die ervan uitgaat dat mentale toestanden niet toegankelijk zijn voor wetenschappelijk onderzoek en irrelevant zijn voor een beter begrip. Skinner: ontwikkelen van het radicaal behaviorisme, begon daarna met vocabulaire en operante conditionering (formuleren van nieuwe termen en beschrijven en analyseren van gedrag). Operante respons= gedrag dat een individu laat zien. Metatheorie- een theorie over hoe een goede gedragstheorie eruit behoort te zien. Bekrachtiger- in de operante conditionering: een stimulus die, wanneer zij volgt op een respons, de

5

Samenvatting ‘Stromingen in de Psychologie’.

kans dat de respons opnieuw zal optreden vergroot. Bekrachtiging- het proces waarbij een bekrachtiger de waarschijnlijkheid van een respons vergroot. Primaire bekrachtiger- een stimulus waarvan het vermogen om als bekrachtiger te dienen is gebaseerd op een aangeboren biologisch belang (bijvoorbeeld voedsel of water). Geconditioneerde bekrachtiger- stimuli die dienen als bekrachtigers maar niet gebaseerd zijn op biologische overleving (bijv aandacht, waardering of geld). Een belangrijke factor bij adequate bekrachtiging is de contiguïteit: de bekrachtiger meot onmiddellijk volgen na de gewenste respons. Skinner noemt onbevredigende gevolgen negatieve bekrachtigers. Negatieve bekrachtigers kunnen primair zijn (vb een fysieke klap of een electrische schok) of geconditioneerd (vb kritiek, bewust negeren, boetes). Negatieve bekrachtigers beïnvloeden een respons op een andere wijze dan positieve bekrachtigers. Negatieve bekrachtiger- een oversieve stimulus die, wanneer hij volgt op een respons, tot gevolg heeft dat de waarschijnlijkheid van de respons in de toekomst afneemt. Straf wordt gedefinieerd als een proces waarin een respons wordt gevolgd door een negatieve bekrachtiging, met als resultaat dat de waarschijnlijkheid van de respons afneemt. Positieve bekrachtiger- in de operante conditionering, een stimulus die, wanneer hij volgt op een respons, tot gevolg heeft dat de waarschijnlijkheid van de respons in de toekomst toeneemt. Operante responsen- responsen die het individu uit zichzelf produceert, maar de waarschijnlijkheid van de respons wordt bepaald door de gevolgen die deze respons in het verleden heeft gehad. Deze relatie tussen respons en bekrachtiger wordt de contingentie van bekrachtiging genoemd (skinner beweerde dat we, om te kunnen begrijpen hoe operante responsen veranderen, naar het type bekrachtiger en de relatie tussen bekrachtiger en respons moeten kijken). Negatieve bekrachtiging kent twee variaties: 1. ontsnappen; 2. vermijden. Om de dynamiek van het gedrag te begrijpen, moeten we de contingentie van de bekrachtiging vaststellen. Hiervoor moeten we de respons, de bekrachtiger en de relatie tussen beide kennen. De waarde van de bekrachtiger wordt bepaalt door het organisme, niet door de omgeving. OPERANTE CONDITIONERINGSVERSCHIJNSELEN Gedragstraining en leerprocessen Nieuwe gedragingen kunnen worden aangemoedigd door middel van een proces dat shaping genoemd wordt, gedragstra...


Similar Free PDFs