PSY - Samenvatting Psychologische stromingen: vroeger en vandaag PDF

Title PSY - Samenvatting Psychologische stromingen: vroeger en vandaag
Course Psychologie
Institution Hogeschool Gent
Pages 91
File Size 2.2 MB
File Type PDF
Total Downloads 15
Total Views 142

Summary

Volledige samenvatting van het eerste semester Psychologie in Orthopedagogie. Boek + eventuele informatie op powerpoints...


Description

PSY.1

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1: Psychologie als wetenschap.................................................................................2 Hoofdstuk 2: Psychotherapie...................................................................................................10 Hoofdstuk 3: Psychoanalyse.....................................................................................................17 Hoofdstuk 4: Behaviorisme......................................................................................................28 Hoofdstuk 5: Humanistische psychologie................................................................................41 Hoofdstuk 7: Systeemdenken..................................................................................................53 Hoofdstuk 9: Cognitieve psychologie.......................................................................................61 Hoofdstuk 10: Gedragstherapie van de derde generatie.........................................................68 Hoofdstuk 11: Narratieve psychologie.....................................................................................74 Hoofdstuk 12: Oplossingsgerichte psychologie.......................................................................78 Hoofdstuk 13: Positieve Psychologie........................................................................................83 Hoofdstuk 14: Evolutiepsychologie..........................................................................................87

1

PSY.1

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1: Psychologie als wetenschap Wat is Psychologie? -

-

Binnen psychologie: verschillende stromingen met elk een versch kijk op de mens Twee categorieën: o Psychodynamische stromingen (vnl. psychoanalyse) o Gedragstherapieën (vnl. behaviorisme) Soorten stromingen: o Psychoanalyse: gebaseerd op verschijnselen in het bewuste en onbewuste o Behaviorisme: gebaseerd op gedrag o Humanistische psychologie: gebaseerd op de gehele individuele mens o Systeemdenken: gebaseerd op communicatie o Cognitieve psychologie: gebaseerd op de denkpatronen van de mens o Evolutiepsychologie, …

 Kunnen moeilijk met elkaar communiceren = hun gelijk betekent het ongelijk van ander

Stromingen 19e eeuw – nu -

Eerste helft vorige eeuw: psychodynamische theorie VS behaviorisme Daarna: andere bestaande stromingen Einde van de eeuw: o Nieuwe stromingen: voegden nieuwe elementen toe aan bouwstenen uit eerdere stromingen o Evidence-based therapieën: gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek

Kenmerken van wetenschap Domein -

Onderwerp van bepaalde wetenschap of discipline Verschillende stromingen binnen de psychologie concentreren zich vaak op verschillende onderwerpen/domeinen o Bv. Behaviorisme = gedrag, psychoanalyse = onbewuste

Hypothesen en theorieën -

Hypothese: wetenschappelijke stelling die nog niet bewezen is o Kan beginpunt zijn van een theorie Theorie: opgebouwd uit geteste stellingen en inzichten o Bij voorkeur causale verbanden o Systematisch en hiërarchisch geordend  Gaan over bepaald gebied van de werkelijkheid (= over een gekozen wetenschappelijk domein Bv. Evolutiepsychologie  theorieën van Charles Darwin

2

PSY.1

Hoofdstuk 1

Reductie -

Elke wetenschap is een vereenvoudiging van de werkelijkheid (= reductionistisch)

-

Kracht van de wetenschap ligt in het isoleren van deelsystemen o Bv: ruzie tussen twee partners, angst om niet door examen te geraken o H2O: reductie van water  Water: je kunt erin zwemmen, het drinken, ermee wassen, …  Met H20 kun je dat niet o Voorbeeld: what’s it like to be a bat? P4

-

Gevolg: iedere psychologische theorie faalt sowieso (veel te complex)

Intersubjectieve overeenstemming -

Iets die geldig/waar is voor een groep mensen onderling Onderling overeenkomen dat bepaalde teksten, stellingen, opvattingen, gebeurtenissen waar en echt zijn Bv: o De wereldgodsdiensten o Geloof in ufo’s o Aarde draait rond de zon

-

Intersubjectieve geloven

Wetenschap streeft naar intersubjectieve overeenstemming tussen degenen die zich aan wetenschappelijke spelregels houden

Formulering

-

Zo nauwkeurig, precies, ondubbelzinnig mogelijk Elke wetenschap: eigen vaktaal (binnen bepaalde theorie verankerd) + eigen termenarsenaal Efficiënte communicatie

-

Bv: termenarsenaal vd psychologie: psychose, sociodrama, oedipuscomplex, IQ, …

-

Voortgang -

Wetenschap evolueert constant o Paradigma’s volgen elkaar op + zijn tijdgebonden:  Paradigma:  

3

= Stelsel van samenhangende wetenschappelijke visies, theorieën, begrippenkaders en onderzoeksmethoden = Een referentiekader: welke belangrijke vragen zijn er? Wat is de oplossing ervoor?

PSY.1

Hoofdstuk 1 o Cyclische voortgang

Kritisch -

Psychologie kritisch opbouwen o Afvragen of de feiten al dan niet subjectief zijn o Voorleggen aan wetenschappelijk forum (volledig objectief) o Komen tot intersubjectiviteit

-

Beoordeeld door een eigen forum van psychologen

Mensbeeld en filosofisch gedachtegoed -

Elke wetenschap omvat een mens- en wereldbeeld (beschrijven van wat het betekent een mens te zijn/ beschrijving van de wereld) Deze visie is ofwel: o Onderliggend bij het formuleren van nieuwe paradigma o Bloeit als een onlosmakelijke conclusie voort uit de opgebouwde theorieën

Onderliggende mensbeelden: - Organisch o Ziet de mens als geheel o Samenstellende elementen beïnvloeden elkaar o Geen lineaire relatie tussen oorzaak en gevolg o Bv: systeemdenken -

4

Mechanistisch o Vergelijkt mens met een machine o Lineair oorzaak-gevolg verklaringsmodel o Objectief en controleerbaar verwerven van kennis o Bv: behaviorisme

mensen maken deel uit van elkaar

PSY.1

-

Hoofdstuk 1

Personalistisch o Omschrijft mens als uniek, scheppers van cultuur en geven zelf zin aan hun bestaan o Nadruk op zingeving, waarden en doelgericht handelen o Aandacht van objectieve en subjectieve feiten o Bv: oosterse filosofie

geloof in de mens die in staat is zichzelf te realiseren

Situering tussen wetenschappen Lezen en begrijpen P10-11

Methoden -

Methodologie = discipline die omschrijft aan welke spelregels moet worden voldaan om tot betrouwbare wetenschappelijke kennis te komen

Mensenkennis Onderscheid: Mensenkennis

Wetenschappelijke psychologische kennis

-

Iedereen heeft het

-

-

Subjectief, waardegeladen, cultuurgebonden

-

Verkregen via strikte onderzoeksmethoden Betrouwbaarder, abstracter, nauwkeuriger

Niet-psychometrische methoden -

Heeft geen statische/cijfermatige onderbouw

Observatie - Zelf deelnemen aan het proces terwijl hij de personen observeert zonder het proces te verstoren, of slechts minimaal (participerend) Introspectie (‘naar binnen kijken’) - Naar eigen gedachten, gevoelens, motieven en gedragingen kijken van op afstand - Vorm van innerlijke zelfwaarneming Interview - Kan meer of minder gestructureerd zijn - Actief luisteren, durven doorvragen - Valkuil: projectie = eigen gedachten/verlangens projecteren op iemand anders Anamnese - Ontstaansgeschiedenis van de ontwikkeling van een bepaald problematiek - Verhaal van de cliënt zelf, hun visie krijgen - Subjectief 5

PSY.1

Hoofdstuk 1

Gevalstudie - Intensieve bestuderingen van één praktijkgeval -

Bedoeling om tot een globaal inzicht te komen in een bepaalde persoon, gezin of problematiek Maakt gebruik van andere methoden: o Medische gegevens, anamnese, vragenlijsten, interviews, testuitslagen, …

-

-

Voordelen o Kan diepgaande en gedetailleerde gegevens opleveren o Nieuwe of onbekende thema’s verkennen Nadelen o Resultaten kunnen niet zomaar veralgemeend worden  Het is een steekproef van één persoon, gezin, …

Projectieve technieken - Eigen gedachten, emoties en motieven toeschrijven aan iets/iemand buiten zichzelf - Grotendeels of volledig onbewust -

Projectieve testen o Proefpersonen krijgen ongestructureerd, betekenisloos materiaal aangeboden o Bv  

-

Rorschachtest (inktvlekken) Thematische Apperceptie Test (Murray, 1930)

Bruikbare methodiek bij diagnostiek en therapie o Maar wetenschappelijk waardeloos

Psychometrische methoden Experiment -

Vorm van controleerbaar onderzoek Psychologische tak: experimentele psychologische Mogelijke verbanden tussen variabelen zoeken

Steekproef - Populatie = groep die je wilt onderzoeken -

6

Steekproef = deel van de populatie die je echt gaat onderzoeken At random = lukraak mensen selecteren Representatieve steekproef = steekproef representeert de populatie Controlegroep/experimentele groep (effect van onafhankelijke variabele controleren) Condities (situaties waarin proefpersonen terecht kunnen komen)

PSY.1

Hoofdstuk 1

Variabelen - Variabele = een grootheid die je met verschillende waarden kan meten o Bv: leeftijd, temperatuur, lengte, … -

In experiment: manipulatie van variabelen o Onafhankelijke variabele: variabele die de onderzoeker manipuleert o Afhankelijke variabele: 

-

-

Variabele waarvan men nagaat of hij varieert bij veranderingen in de onafhankelijke variabele

 Variabele waarop de onafhankelijke variabele invloed heeft  De waarde van de afhankelijke variabele is afhankelijk van de waarde van de onafhankelijke Dubbel blind: noch proefpersonen, noch onderzoekers mogen weten wie er in de experimentele groep zit en wie in de controlegroep o = Geen invloed van verwachtingen en gedragsveranderingen Isolerende variatie: alle variabelen, op 1 na, constant houden (op 1 = de variabele die men onderzoekt)

Voorbeeld: alcoholisme bij jongeren en reactievermogen - Populatie: 18-25 jaar in Vlaanderen -

-

Groepen: o Controlegroep: zonder alcohol, enkel de proef doen) o Experimentele groep: proef doen met alcohol Conditie 1: 2 tequila shotjes Conditie 2: 4 tequila shotjes Conditie 3: 6 tequila shotjes Variabelen: o Hoeveelheid alcohol (onafhankelijke/gemanipuleerde) o Reactietijd (afhankelijke)

Correlationeel onderzoek -

Correlatie = verband Geen manipulatie van variabelen (leeftijd, geslacht, geboorteplaats, ouders, …) Vele variabelen in de psychologie: subjectvariabelen (zitten vast aan het subject) = Onderzoeken in welke mate veranderingen in de ene variabele, samengaan (correleren, in verband staan) met veranderingen in de andere variabele o Bv: Correleert studieniveau met inkomen van ouders?

-

Positieve correlatie: hoge waarden bij de ene variabele geven hoge waarden bij de andere o Bv: hoog IQ = hoge slaagkansen

7

PSY.1

Hoofdstuk 1

-

Negatieve correlatie: hoge waarden voor de ene variabele geeft lage bij de andere o Bv: meer alcoholconsumptie = tijdens het jaar lagere examencijfers

-

Geen duidelijk verband = geen correlatie o Bv: schoenmaat & IQ = geen verband

-

Mate van correlatie wordt uitgedrukt in de correlatiecoëfficiënt o 0 ≥ +1 = positief o -1 ≤ 0 = negatief o 0 = geen correlatie

Testen -

Een gestandariseerde meetprocedure Scores op test vergelijken met normgroep (grote groep die diezelfde test uitvoert) Kenmerken/voorwaarden: o Validiteit/geldigheid: de test meet wat hij zou moeten meten o Betrouwbaarheid: nauwkeurige en constante metingen 

Intrinsieke toevalsfactoren: oorzaak = de test (bv: onvoldoende vragen)

 Extrinsieke toevalsfactoren: te wijten aan de testsituatie of persoon o Normering: vergelijken met scores van een vergelijkbare groep o Standaardisatie: nauwkeurige werkwijze, materiaal, scoren vastleggen  Iedereen op identieke manier testen

Disciplines -

Psychologie kent verschillende disciplines die elk een eigen domein hebben

Ontwikkelingsspsychologie: - Focust op ontwikkeling van kinderen - Levenslooppsychologie: trekt dit door naar volwassenen en ouderen Persoonlijkheidspsychologie (differentiële): - Bestuderen van facetten zoals zelfbeeld, motivatie, agressie, attitudes, karakter, temperament, … -

Gebruik van typologieën (= classificatiesystemen van individuen volgens bepaalde criteria) Bv: de Big Five (5 basiseigenschappen, elk met een positieve en negatieve pool) o Open, intellectueel autonoom o Conscïentieus (precies), prestatiegericht, ordelijk, gewetensvol o Extravert, introvert (Carl Gustav Jung) o Aangenaam, meegaand, vriendelijke, inschikkelijk o Emotioneel stabiel, kwetsbaar, zelfverzekerd

8

PSY.1

Hoofdstuk 1

 Dit zijn de grootste gemene delers van alle menselijke karaktereigenschappen Sociale psychologie - Combinatie van psychologie en sociologie -

Bestuderen het interpersoonlijke, sociale gedrag o Hoe gedragen mensen zich tegenover elkaar en groepen

-

Bestuderen thema’s zoals o Sociale beïnvloeding o Groepsdynamica o Altruïsme (mensen helpen zonder eigen belang) o Leiderschap, …

Klinische psychologie

9

-

Het begeleiden, coachen en behandelen van mensen

-

Praktische van de psychologie

PSY.1

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2: Psychotherapie Dodo bird verdict -

Conclusie dat meer dan 500 verschillende vormen van psychotherapie evenwaardig zijn (door Saul Rozensweig) Ze boeken allemaal resultaat, ongeacht hun methoden/theorie waarop ze gebaseerd zijn Alice in Wonderland (P25): “Everybody has won, and all must have prizes”

Common Factors Theory = De gemeenschappelijke factoren die verantwoordelijk zijn voor het succes van de therapie (=verbetering bij de cliënt) Gemeenschappelijke factoren Menselijk contact

Transparant

-

Relatie tussen cliënt en hulpverlener belangrijk Therapeut: competenties/vaardigheden (Bv. Geduld) Therapie biedt veiligheid Toevluchtsoord Openheid en eerlijkheid

Proces

-

Aanzet tot verandering

Therapeut: voorbeeldfunctie/rolmodel Vergroten van competenties

-

Therapeut blijft neutraal: ordeelt niet, breekt niet af

-

Veiligheid

Aangename ervaring

-

Positieve verwachtingen

-

Je wordt gestimuleerd om na te denken over jezelf en je situatie Latent leren: onbewust leren Aangename ruimte, aangename sfeer, gesprekken worden positief en hoopvol afgerond, … Hopen op resultaten

Gehonoreerde prestatie (professionaliteit)

-

Geloof in de therapie  geloof in jezelf Professionaliteit

Deskundigheid

-

De hulpverlener ‘weet’ geeft vertrouwen

Placebo -

-

10

Creeërt een mindset die blijkbaar strookt met de verwachtingen die een persoon heeft over het consultatieproces op voorhand Placebobehandeling: toedienen van nepdrankje of -pil o Factoren die rol spelen bij hoe ‘effectief’ het middel is:  Kleur van de pil, merknaam, dosis, prijs,… Placebo-effect: er moet echte verbetering duidelijk te linken zijn aan het toegediende middel

PSY.1

Hoofdstuk 2

Dodo Bird Myth -

Tegenstanders van de common-factorstheorie

-

2 argumenten: o Er zijn onderzoeken die wel verschillen aantonen tussen diverse therapievormen o Fouten in de meta-analyses die aantoont dat alle therapieën vergelijkbare resultaten opleveren: onderzoeken  geen controlegroep, resultaten van depressie, angststoornis, bordeline, … allemaal samen nemen

Evidence-based -

= Effeciënt en kostenbesparend Effectiviteit (werkzaamheid) van je behandeling moet wetenschappelijk onderbouwd zijn

Randomised Control Trials (RCT’s) Hoe kan je aantonen dat het uitvoeren van een protocol of handleiding gericht op een specifieke problematief of stoornis, effectief kan zijn? -

= Cliënten worden bij toeval ingedeeld in een controle- of placebogroep Voorwaarden: o Controlegroep o Dubbel-blind (noch cliënt noch onderzoeker weet met wie ze werken) o Isolerende variatie (alle variabelen worden gelijk gehouden, behalve één die wordt gevarieerd)  Vaak onmogelijk want  Onmogelijk om versch therapieën op te zetten met gelijke cliënten  Onmogelijk om gelijke therapeuten te hebben

-

-

11



Onmogelijk om setting gelijk te houden (verschillen in sfeer ookal is locatie hetzelfde)

 

Onmogelijk om de methoden te standaardiseren Operationalisering (manier van meten) van de variabelen: probleem: effect van de therapie bijna onmogelijk te meten

Conclusie: o Kans op methodolgische fouten = reëel o RCT-onderzoek kan slechts bij fragment van behandeling toegepast worden Evidence-based aanpak: vooral gericht op de vraag OF de interventie werkt, niet HOE ze werkt

PSY.1

Hoofdstuk 2

Empirically Supported Treatments (EST’s)

-

Behandelingen, bedoeld voor een specifieke doelgroep, die werkzaam blijken te zijn in controleerd onderzoek Doel: symptomen efficiënt wegwerken ipv de cliënt verdiepend behandelen (RCT) Deze geprotocolleerd en experimenteel getoetste behandelingen worden vaak gebruikt binen de derde generatie gedragstherapieën Pre-postmetingen Bieden houvast voor therapeut en cliënt

-

Kritische kanttekeningen (opmerkingen)

-

Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) Vlugge oogbewegingen -

(Kortdurende) therapie voor mensen die last blijven hebben van de gevolgen van een schokkende ervaring (ongeval, seksueel geweld, geweldsincident, …) o = Posttraumatische Stressstoornis (PTSS)

-

Amerikaanse psychologe Shapiro: o Nare gebeurtenis terug oproepen (inclusief de negatieve emoties, gevoelens en lichamelijke gewaarwordingen die erbij horen) o Shapiro: 2 vingers een keer of twintig snel heen en weer bewegen  cliënt moet de vingers volgen o Herhaling tot de spanning tot het nulpunt is gezakt

Aan verbetering toe? -

Vraag over de efficiëntie van therapieën o Amerikaanse psychologen schatten eigen vaardigheden en positieve effecten op cliënten te hoog in

Wat kan er verbeteren?

Internet -

Is contact met de therapeut eigenlijk noodzakelijk? Internettherapie (website, chat, mail)

Kennis onderzoeksresultaten -

Te weinig kennis over (huidige) onderzoeksresultaten over psychotherapieën

Inspraak cliënt -

Meer aandacht besteden aan de mening van de cliënt Feedback van de cliënten

Geschikt en geschikter -

12

Niet alle psychotherapieën zijn geschikt voor elk symptoom Meest geschikte zoeken op basis van persoonlijkheid van cliënt

PSY.1

Hoofdstuk 2

Schadelijk -

Inefficiënte/schadelijke therapieën? Bv: grafologie (persoonlijkheidstrekken afleiden uit handschrift)

Indeling en verdeling Wie doet wat?

Psycholoog en psychiater WIE? - Psycholoog - Psychiater (arts)  medisch geschoold (medicijnen voorschrijven) - Psychotherapeut Hierarchisch model van gez...


Similar Free PDFs