Vrije bovenste lidmaten PDF

Preview

Summary

Samenvatting BL anatomie 1...

Description

Vrije bovenste lidmaten: schouder Beenderen Clavicula, sleutelbeen Oriëntatie: Mediaal: massief met een naar mediaal gericht vlak Lateraal: afgeplat Bovenzijde: helemaal vlak Onderzijde: vertoont onregelmatigheden Voorrand: convex in mediale helft, concaaf lateraal Achterrand: concaaf in mediale helft, convex lateraal Beschrijving: Voorrand: Ruw door spierinserties  Mediaal: M. pectoralis major  Lateraal: M. deltoideus Bovenzijde: Helemaal vlak en onder de huid gelegen

Achterrand: Ruw door spierinsertie  Lateraal: M. trapezius Onderzijde: In midden bevindt zich sulcus mi subclavii Lateraal: sulcus van is tuberculum conoideum en linea trapezoidea (tuberositas coracoidea)

Mediaal: Extremitas sternalis meest massief deel been Facies articularis sternalis  is zeer onregelmatig van vorm  soms overlopend op onderzijde  Er rond zijn rwuheden voor ligamenten

mediaal: impressie voor het ligamentum costo-clavicularis (tuberositas costalis) Lateraal: Extremitas acromialis  Bovenvlak is plat  Onderzijde ruw Tussen onderzijde en laterale rand is er schuine facies articularis acromialis Lateraal-onder gericht

Scapula, schouderblad Vorm, oriëntatie:    

3hoekig, plat been en 2 opvallende uitsteeksels Hoek groot gewrichtsvlak zit lateraal Grote kam met vooruitspringend processus zit dorsaal Duidelijke processus nabij articulaire hoek vast op bovenrand

Beschijving: 2 zijde, 3 hoeken en 3 randen Op facies dorsalis ligt spina scapulae    

Beenderige kam Bovenste 3/4 van de mediale rand zich uitstrekt naar laterale hoek en doorloopt als het acromion Verdeeld achterzijde in fossa supraspinata en infraspinata Fossa infraspinata zijn lineae musculares zcihtbaar waarop spieren aanhechten

Acromion brede horizontale beenplaat die sterk lateraal en vooruit springt   

Medaal en voor is de facies articularis acromii die licht naar boven ziet en waartegen clavicula ligt Ondersteunde deel van spina eindigt op brede boord met onder- en bovenzijde Achterrand verbreedt mediaal tot trigonum spinale scapulae

Facies costalis   

Concaaf Naar ribben gericht Doorkruist door lineae musculares

Incisura scapulae  

Lateraal deel van margo superior Overbrugd door lig. Transversum scapulae (soms verbeend)

Processus coracoideus (ravenbekuitsteeksel)  

Meer lateraal en meer naar voor Palpabel

Margo lateralis: Naar onder en lateraal gericht naar axilla Margo medialis: Vertikaal opstaande mediale rand Margo superior: Naar boven gericht Angulus superior: Gevormd door samenkomen van de margo medialis/superior Angulus inferior: De margo lateralis/medialis Angulus lateralis: Margo superior/lateralis massiever en bevat collum scapulae en cavitas glenoidalis onregelmatig ovaal licht concaaf vertoont in haar midden tuberosistas centro-articularis onder/boven liggen tubercula supraglenoidalis en infraglenoidalis= aanhechtingspunt spieren

Humerus of bovenarmbeen Oriëntaties: Proximaal: ligt een bolvormige epiphyse Mediaal: ligt gewrichtsoppervlakte van deze epiphyse Dorsaal: een grote 3hoekige put in de distale epiphyse

Beschrijving: Proximale epiphyse  Collum anatomicum: Rond het articulaire deel Begrenst het gewrichtsoppervlak  Tuberculum majus: Lateraal gericht en draagt 3 facetten (insertiepezen): proximaal, dorsaal en 1 tussen beide in gelegen  Tuberculum minus: Zuiver ventraal en draagt 1 facet  Sulcus intertubercularis: Gevormd door crista tuberculi minoris en majoris Distale uitlopers van tubercula  Collum chirurgicum: Vernauwing van humerus distaal van tubercula meeste bovenarm breuken

Distale epiphyse = condylus humeri  Complex gewrichtsvlak: Trochlea humeri: ulnair gewrichtsoppervlak en bestaat uit 2 hellende vlakken (ulnair de grootste) loopt ventraal van distaal naar dorsaal (schroefvormig) Capitulum humeri: Ligt radiaal en nis klein deel van sfeeroppervlak Articulair deel ligt alleen ventraal Reikt net tot distaal gescheiden door met kraakbeen beklede sulcus  2 ventale fossae Fossa coronoidea: Boven de trochlea Fossa radialis: Boven het capitulum  2 epicondyli Epicondylus medialis: Distaal en dorsaal lopt duidelijke sulcus nervi ulnaris hier loopt N. ulnaris (kwetsbaar is) Epicondylus lateralis: Reikt meer distaal dan ulnair dorsaal groter ventraal grotendeels gevormd door capitulum

 fossa olecrani Dorsaal achter trochlea Diaphyse = corpus humeri Distaal driehoekige doorsnede 3 margines  anterior  lateralis (radialis)  medialis (ulnaris) 3 facies  facies anterolateralis: vertoont tuberositas deltoidea, een V-vormige ruwheid, halverwege het corpus  facies anteromedialis: vertoont tuberositas coracobrachialis (meer proximaal en dorsaal)  facies posterior: vertoont de sulcus nervi radialis waarin N. radialis loopt. Bij diaphysaire fractuur kan deze zenuw gevaar lopen

Beenverbindingen Art. humeri: gewrichtsvlakken Caput humeri  facies articularis (naar achter, boven, binnen)  vormt 140° met as diaphyse  begrensd: collum anatomica

Cavitas glenoidalis = fossa articularis  ovaalvormig  concaaf  bekleed: hyalien kraakbeen  dikkere buitenkant, centrum smaller (pan)  labrum glenoidale/articulare bestaatuit vezelkraakbeen Scapula  aanhechting normaal, naar boven toe niet  omsluiten tuberculum supra-glonidale vast op labrium glenoidale

Capsula articularis  membrana fibrosa= buitenlaag met wisselende dikte + plaatselijk versterkt door ligamenten  membrana synovialis= binnenlaag met bloedvaten en zenuwen Humerus  aanhechting niet op kraakbeen  omvat collum chirurgicum  kapsel overbrugt sulcus intertubercularis (loopt biceps caput longum in) 4 gewrichtsbanden Extra-capsulair Lig. Coracochumerale  oorsprong: laterale onderzijde processus coracoideus  ligt vast op tuberculum majus en minus, sulcus intertubercularis

Extra-articulair Lig. Coracoacromialis  3 hoekig  Gespannen tussen processus coracoideus en acromion = dak schoudergewricht  2 stevige randen, dunner blad ertussen  Gescheiden door bursa subacromialis

Lig. Glenohumeralia  3 banden onderscheiden voorzijde kapsel  Superius, mediale: constante opening kapsel waar bursa serosa uitstulpt: bursa musculi subscapularis  Mediale, inferius: kapsel heel dun

Lig. Transversum scapulae  Overbrugt incisura scapulae

Bursa musculi subscapularis  Opening in kapsel  Soms gelegen tussen kapsel en pees van M.subscapularis

Membrana synovialis Meerdere bijholtes Bursa subcoracoidae  Scheidt membrana fibrosa van basis van processus coracoideus

Bursa subacromialis  Onder lig. Coracoacromialis en boven kapsel  Niet in verbinding met gewricht

Vagina synovialis intertubercularis   

Begeleidt verloop van de pees van M. biceps brachii caput longum Via sulcus intertubercularis richt ze zich naar boven en over caput humeri naar tuberculum supraglenoidale Oppervlakkig versterkt door fibreuse bruggen over sulcus intertubercularis en horerop door het lig. Coracohumerale en glenohumerale superius

Werking globale schoudergordel Passief Skelet met ligamentaire banden draagt de arm zonder tussenkomst van de spieren

Actief

Clavicula  Door ligamenten van sternoclaviculair gewricht horizontaal gefixeerd

Typisch lateraalwaarst elevatie:  Articulatie humeri alleen laat enkel abductie tot 90° toe  Verdere elevatie is tussenkomst van 2 claviculaire gewrichten nodig, daardoor humerus tot 160°  Laatste 20° worden door wervelkolom, elleboog gewricht, voorarm geleverd

Scapula  Hangt aan clavicula door lig. Conoideum en trapezoideum van lig. Coraco-claviculare  Punt scapula ligt in rust op 7e rib

Beweging wordt verdeeld over zoveel mogelijk gewrichten

Humerus Gefixeerd  Vooraan door ligamenten  Achteraan door spieren

Spieren Tuberculum minus spieren  M. subscapularis  M. teres major  M. latissimus dorsi Insertie: Tuberculum minus of crista

Oorsprong  Diepe zijde scapula  Diepe zijde scapula  Romp

Tuberculum majus spieren  M. teres minor  M. infraspinatus  M. supraspinatus  M. deltoideus Insertie: Tuberculum majus of crista Deltoideus diepere insertie

M. brachiales ventrales  M. coracobrachialis  M. pectoralis major  M. pectoralis minor /

Oorsprong  Buiten zijde scapula  Buiten zijde scapula  Buiten zijde scapula  Buiten zijde scapula en clavicula

Tuberculum minus spieren Spier m. subscapularis Oorsprong  Facies constalis scapulae  Collum en margo

m. teres major  Ovaal vlak op facies dorsalis  Nabij angulus inferior

m. latissimus dorsi Pars scapularis  Frequent op angulus inferior

medialis blijven vrij

Insertie

Uitzicht

  





Tuberculum minus Tot bij scapula articularis Op crista

m. multipennatus in middelste deel door lange parallelbundelige bundels begrensd fascia subscapularis zit vast op scapula en is open langs de zijde van peesinsertie= osteofibreuse loge

 

Crista tuberculi minoris Afstand van M. subscapularispees Acher de M.latissimus dorsi Gewoonlijk mee vergroeid Parallelvezelige spier met lange bundels en brede platte pees Fascia is dun, loopt door in M. latissimus dorsi: zeker niet gemeenschappelijk met die van M. teres minor

  



scapulae Pars vertebralis  Processus spinosi Th6-12  Ligamenta interspinalia  Oppervlakkig blad fascia thoracolumbalis Pars iliaca  Crista iliaca Pars costalis  Fasci thoracalis 9-12° rib Crista tuberculi minoris op niveau pees van m. teres major (ventraal daarvan)

Pars scapularis  Ontspringt aan voorzijde van spier Pars vertebralis  Pezig  Lange aponeurotische pees  Op massa communis: fascia thoracolumbalis Pars costalis  Afzonderlijke oorsprongskoppen met M. obliquus addominis externus Bedenkt angulus caudalis scapulae, gedeeltelijk M. serratus anterior en M. rhomboideus en helemaal m. serratus posterior inferior Voorrand is mediale rand van trigonum lumbale (driehoek)

Werking



Endorotatie scapula

  

Endorotatie Adductie Retroversie

Geheven losse arm  Endorotatie  Elevatie Hangende losse arm  Endorotatie  Adductie  Retroversie  Dalen

Geheven gefixeerde arm  Optrekken ribben Afhangende gefixeerde arm  Naar beneden trekken ribben Ribben  Elevatie ribben Tuberculum majus spieren M. teres minor Oorsprong:  Margo lateralis  tussen tuberositas infraglenoidalis en veld voor M. teres major Insertie:  Onderste facetje van tuberculum majus (achter/boven gericht)  Capsula articularis Uitzicht:  Zeer variabel ontwikkelt  Kan in wisselende mate met M. infraspinatus versmolten  Liggen samen in fascia infraspinata  Verwijdert zich van teres major (de humerus en M. triceps liggen ertussen) Werking:  Exorotatie  Sterkere adductie m. supraspinatus Oorsprong:  Beenderige fossa supraspinata behalve randen en tegen collum scapulae

Insertie:  Craniale en licht ventraal facetje op tuberculum majus en capsula articularis

M. infraspinatus Oorsprong:  Beenderige fossa infraspinata  behalve aan de randen, angulus caudalis en deel nabij collum Insertie:  Lateraal op middenste facetje van tuberculum majus  Capsula articularis  Loopt achter humeruskop Uitzicht:  Bestaat uit partes cranialis, intermedia en caudalis  Fascia infraspinata zit vast op onderrand van spinae scapulae, margines medialis en lateralis (niet op angulus inferior)  Omvat niet M. ters major en latissimus dorsi  Vormt osteofibreuse loge, die open is naar lateral zijde Werking:  Exorotatie  Lichte adductie m. deltoideus Oorsprong:  Pars clavicularis lateraal 1/3 voorrand van clavicula  Pars acromialis op laterale rand acromion  Pars spinalis onderrand spina scapulae Insertie:  Tuberositas deltoidea humeri, meer distaal dan pezen,…

Uitzicht:  M. pennatus: insertiepees vormt midden spiervlees  Fascia supraspinata die vastlig op boorden van fossa= osteofibreuse loge

Uitzicht:  Driehoekig met basis vlezige oorsprongspees  Enkel pezig naar trigonum spinae toe  Insertiepees door bovenarmspieren bedekt  Spier is waaiervormig, over schoudergewricht gespannen  Totaal oppervlakkig alleen meest mediaal deel is onder M. trapezius gelegen

Werking:  Abductie scapula humeraal van 0-45°

Werking:  Abductie tot 90°



Zwakke exorotatie

  

Antiversie Endorotatie Adductie

M. brachiales ventrales of M. pectorales m. coracobrachialis m. pectoralis major Punt van processus coracoideus  Pars clavicularis oorspro ng mediale 2/3 van voorzijde clavicula  Pars sternocostalis op manubrium, ribkraakbeen 2-5  Pars abdonimalis oppervlakkig blad van abdominale rectusschede Insertie  Tuberositas coracobrachialis  Crista tuberculi majoris bovenaan (bij M. op de humerus teres major, latissimus) insertie pees is U-vormig  Op de voorzijde van septum  Pars clavicularis intermusculare ulnare brachi lopen evenwijdig een oppervlakkig aan de voorkant van spier en pees (ventraal been van U vorm)  Pars sternocostalis/abdominalis kruisen de andere langs caudaal en vormen de bocht en het achterste been van insertie (opgevuld met vet en open naar boven) uitzicht  Oorsprongspees is vergroeid  Breed en waaiervormig, 4kant bij een hangende arm, 3hoekig bij een abductie met pectoralis minor pees  Tussenclavicularis/sternocostalis  Oorsprong van het caput verloopt sulcus interpectoralis (de spier breve van M. biceps brachii omgeven door fascia pectoralis)  Rond ligt een stevige fascie die zich naar lateraal tot op  Ligt diep van onderste bundels van M. crista tuberculi minoris platysma en vormt voorwand van de voortzet oksel  Ligt oppervlakkig aan  Insertie wordt door meest ventrale mediale zijde van bovenarm bundels vna M. deltoideus bedekt  Grenst boven/lateraal aan deltiodeus. De (zichtbaar bij abductie) groeve die gevormd is het Trigonum  Rondom zijn M. teres major en Latissimus dor naar de deltoideopectorae, waarin V. cephalica crista tuberculi minoris verloopt  Onder/lateraal verschijnen de oorsprongkoppen van M. serratus anterior  Spier ligt oppervlakkig van subclavius, pectoralis minor en op enige afstand van serratus anterior Werking  Anteflexie  Adductie  Zwakke adductie  Endorotatie  Zwakke endorotatie van de  Anteflexie humerus  Detractie Fascia pectoralis Bestaat uit 2 fascia

m. pectoralis minor Beenderig vooruiteinde 25e rib

Processus coracoideus van de scapula











 

Platte spier met smalle uitwaaiering naar mediaal Insertiepees vergroeid met oorsprong M. coracobrachialis Omgeven door het diepe blad van fascia pectoralis Spier bedenkt enkele oorsprongskoppen van M. serratus anterior Ze is gescheiden van M. subclavius

Detractie Mediorotatie

1. Lamina superficialis  Zet van clavicula af naar caudaal toe de fascia superficialis cervicalis verder  Omgeeft pectoralis major met stevig oppervlakkig blad en dunner blad aan diepe zijde van spier. Verder daalt ze als een continu blad af (= fascia romp)  Bedekt M. serratus anterior, abdominalis, latissimus dorsi  Lateraal in okselholte = fascia axillaris 2. Lamina profunda Vormt aan zijn cranialee zijde het hulsel rond de M. subclavius. Hecht zich vast op clavicula, lager heet ze de fascia coraco-clavi-pectoralis Deze is 3hoekig:    

Top tegen processus coracoideus Basis ter hoogte van 1-2° tussenribruimte Bovengrens is onderrand M. subclavius Ondergrens is de bovenrand van M. pectoralis minor

Ze omgeeft M. pectoralis minor oppervlakkig en diep met een stevig blad. Stevig frontaal peesblad naar de fascia axillaris = ligamentum suspensorium axillae    

Mediale grens = fossa axilaris Laterale grens= zet zich verder op mediale rand van M. coracobrachialis, humerus tot op de crista tuberculi minoris Voor lamina profunda ligt retropectorale ruimte tot tegen het diepe blad van lamina superficialis Achterzijde van lamina is de voorwand van de okselholte. In deze zone liggen verschillende belangrijke lymfeklieren die zowel de borststreek als de arm draineren

Spiermanchet rond schouder   

Glenohumeraal gewricht vormt een pan met als kap de M. deltoideus net boven de pan vertrekt van het tuberculum supraglenoidale de slanke pees van M. biceps brachi caput longum onderaan vertrekt van tuberculum infraglenoidale de slankte pees van M. triceps brachi caput longum

rond het kapsel liggen aantal spieren. Te vertrekken van boven en tegen de wijzer in liggen er de      

M. supraspinatus (ruimte tussen kop humerus en acromion aan) M. infraspinatus (lager) M. teres minor (laagste aan dorsale zijde) M. latissimus dorsi (laagste aan ventrale zijde) M. teres major (vaak vergroeid met latissimus dorsi in een goot) M. subscapularis (hoogste aan de ventrale zijde)

Helemaal ventraal en op afstand van het gewricht liggen de  

M. coracobrachialis (vanaf de processi coracoideus) M. pectoralis minor (vanaf de processi coracoideus)



M. pectoralis major, oppervlakkig

Integratie Art. Sternoclavicularis  Gewrichtsvlakken passen niet goed  discus articularis zorgt voor aanpassing  Het is een kogelgewricht (3-assig)  Ligament beperken de excursie van het acromiale uiteinde van clavicula 1. Ligamentaire rem Daling (1cm)

Lig. Sternoclaviculare anterius en een sterkere posterius Lig. Interclaviculare Heffen (10cm) Lig. Costoclaviculare  Rotatie omheen as wordt beperkt tot 25°  verplaatsing tot 6 cm naar voor en achter  M. subclavius fixeert extremitas sternalis van clavicula tegen sternum Art. acromio-clavicularis  Gewrichtsvlakken zijn 2 ovalen, dikwijls met discus articularis  3 assig kogelgewricht met beperking door luchtdruk en sternoclaviculair gewricht: scapula glijdt tegen thorax 1. Ligamentaire rem  Lig. Acromioclaviculare  Lig. Coracoclaviculare is extra articulair en bestaat uit 2 delen (lig. Trapezium, conoideum) 2. Spieractiviteit Adductie Abductie Rotatie craniaal Rotatie caudaal Fixatie Heffen Dalen

M. rhomboideus minor en major M. trapezius (pars transversa) M. serratus anterior (elevatie van de schouder >90°) M. serratus anterior M. trapezius M. levator scapulae M. serratus anterior M. trapezius M. pectoralis minor

Art. humeri Bolvormig caput en de cavitas glenoidalis vormen een 3assig kogelgewricht met bewegingscentrum in midden van kop. Kop glijdt maar rolt niet op de pan: bewegingsassen blijven ter plaatse.

1. Ligamentaire rem Adductie Abducite

Lig. Coracohumerale Lig. Glenohumerale

Lig. Coraco-acromiale (...