Begrippenlijst Pedagogiek PDF

Title Begrippenlijst Pedagogiek
Course Pedagogiek
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 20
File Size 529.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 17
Total Views 148

Summary

Download Begrippenlijst Pedagogiek PDF


Description

Begrippenlijst Pedagogiek Hoofdstuk 1 In relatie staan Opvoeden begint met het opbouwen van een relatie met het kind, door dat de opvoeder en het kind intens bij elkaar horen en van elkaar houden. (Kok) Primaire relatie De liefde komt in het begin van de kant van de opvoeder – hierbij voelt het kind dat hij erbij hoort. (Kok) Klimaat De sfeer tussen personen die komt uit de materiële en niet materiële leefomgeving en de materiële gebeurtenissen.  

Opvoeder schept een klimaat of hanteert de situatie zo dat het kind zich kan ontwikkelen Klimaat = sfeer, uitstraling tussen personen (Kok)

Leefsituatie De situatie waarin het kind zich bevindt. (bv. Eetsituatie, vrijetijdssituatie of spelsituatie, taaksituatie, gespreksituatie). Ouders handelen niet altijd bewust, dus zorg bv. voor meer of minder structuur. Dit alles zorgt voor een goed functioneren van het kind. (Kok) Functioneel proces Doorheen dit proces ontdekt het kind structuren -> zijn patronen, de ordening van dingen in de wereld om je heen, ook dingen die telkens opnieuw gebeuren. Het zijn patronen van samen zijn, van praten van het leren, het sociaal zijn, … In dit proces wordt de relatie ontwikkeld en ook het kind als persoon. De opvoeder presenteert zichzelf als persoon en brengt hierdoor een aantal structuren naar het kind. Conclusie: Het doel van functioneren is het optimaliseren van een opvoedingsrelatie, het opvoedingsklimaat en de opvoedingssituatie en niet een vooraf gekend doel waarnaar men het kind wil leiden. Bij opvoeden is er dus geen ‘doel’ , maar zijn er goede ‘bedoelingen’. Het zijn strevingen, geen doeleinden. (Kok) Affectieve aspect - Belangrijk in vroegste kinderjaren - Basisgevoel van veiligheid ontstaat - Vraagt om bepaald opvoedingsproces (Kok) Cognitief aspect - Allerlei vormen van kennen & kennisverwerking  Waarnemen, voorstellen, concreet en abstract denken, ordenen, … - Bepaald opvoedingsproces (Kok) Opvoedingsvraag Vanuit de bovenstaande ontwikkelingsaspecten biedt het kind zijn bijdrage in de opvoeding, maar de opvoeder moet het opvoedingsproces aanvullen op een bepaalde wijze. (Kok)

Zelfverantwoordelijke zelfbepaling Langeveld beschrijft opvoeden als een omgang tussen volwassenen en kinderen, als doel dat het kind mondig wordt. 3 voorwaarden: - Het moet gaan over omgang tussen volwassen en kinderen -

Er moet hierbij een invloed worden uitgeoefend

-

De invloed moet uitgaan van de volwassen op het kind (Langeveld)

Interactie (omgang) Of communicatief handelen. Dit slaat op elke mogelijk vorm van verkeer tussen mensen waarbij continu gedachten, bedoelingen, gevoelens en wensen worden uitgewisseld. (Langeveld) Weerbaar worden (mondig worden) Door opvoeding daalt de afhankelijkheid en stijgt de weerbaarheid. Het gaat niet alleen om zelfstandig zijn, maar ook om vormen van weerstand te bieden. (Langeveld) Pedagogische middelen Intentionele (doelbewuste) opvoeding gebeurt via opvoedingsmiddelen: leiding geven, bescherming geven, beloning of straf, het gesprek,… de opvoeder probeert met deze middelen een doel te bereiken. (Langeveld) Intentionaliteit van opvoeden Langeveld zegt :“Opvoeden is een intentionele ontmoeting”  Intentionele : doel, verwachting, droom... (invloed van volwassen op kind)  Ontmoeting : zie bij Kok “relatie” opvoeder en kind (Langeveld) Opvoedingsdoelen Heeft te maken met de mate waarin opvoeding bewust verloopt. Zodra men begint na te denken blijken er allerlei kenmerken van opvoeden te zijn. ( de opvoeder wilt hiermee iets bereiken) De opvoeder is intentioneel, hij wil er iets mee bereiken. Dit is meteen het belangrijkste verschil met verzorgen. (Langeveld) Opvoedingsvoorwaarden Opvoedingsdoelen bereiden  voorwaarden nodig Voorwaarden: Omstandigheden of condities die de opvoeder opstelt om de opvoeding mogelijk te maken Opvoedingsrelatie - Wederzijdse betrokkenheid en wederzijds respect - Onderscheidt zich van andere relaties omdat de verantwoordelijkheid niet gelijk is Verantwoordelijkheid Veiligheid - Wekken van gevoel dat het kind op de opvoeders kan rekenen - Stellen van grenzen en regels is een onderdeel Uitdaging - Hen afhankelijk van de ontwikkelingsfase en persoonlijkheid los te laten en de risico’s accepteren Echtheid en authenticiteit - Eerlijke, duidelijke en echte opvoedingsrelatie (Langeveld) Opvoedingsmiddelen Dit zijn middelen die de opvoeder doelbewust hanteert, maar niet al te nadrukkelijk. Voorbeelden van opvoedingsmiddelen zijn: belonen, gebieden en verbieden, straffen en allerlei middelen om de zelfstandigheid te bevorderen. (Langeveld)

Opvoedingscontexten (opvoedingsmilieu) Het is belangrijk te weten binnen welke ‘sociale plaatsen’, ‘sociale ruimten’ of ‘contexten’ opvoeding plaatsvindt. Hierbij speelt de maatschappij, het gezin, de school, de buurt, leeftijdsgroep (peergroup) een rol. (Langeveld) Opvoedend handelen en erover nadenken Kuipers: 2 Dimensies aan opvoeding - Materiële dimensie = alle handelingen binnen opvoeden die waarneembaar zijn. - Ideële dimensie = het denken van opvoeders over een bepaalde opvoedingssituatie. (Langeveld) Je eigen opvoeding en die van iedere andere - Veel oordelen over opvoeding - Eigen waarden en normen zijn moeilijk los te laten - Professionele opvoeders, begeleiders, pedagogen kijken naar de opvoedingssituatie met een open blik (neutrale manier): bewust zijn van eigen rugzak en referentiekader en dit bewust hanteren - Referentiekader: gemeenschappelijke ervaringen en betekenissen van verscheidene mensen in ongeveer dezelfde sociale situatie  School, groepen, gezin, netwerk, omstandigheden, sociaal milieu, … - Onze opvoeding: een persoonlijk referentiekader of eigen rugzak: persoonlijke ervaringen en betekenissen die uniek zijn (Langeveld)

Hoofdstuk 2 Ontwikkelingsperspectief Opvoeder zorgt voor ideale omgeving waarin het kind zich kan ontwikkelen. Deze omgeving zal bepaalde ontwikkelingen stimuleren en andere toewerken. Ontwikkeling wordt gezien als een proces waarbij het kind voortdurend naar een evenwicht zoekt met de omgeving. Dit evenwicht wordt steeds complexer. Theorie van de cognitieve ontwikkeling (Piaget)  4 universele stadia in de denkontwikkeling. - Theorie van de cognitieve ontwikkeling  Achterhalen welke cognitieve structuren (processen en functies zoals waarnemen en voorstellingsvermogen) zich achtereenvolgens ontwikkelen doorheen de kindertijd en de adolescentie.  4 universele stadia in de denkontwikkeling  Volgorde ligt vast, timing hangt af van lichamelijke rijping en sociale omgeving, alle kinderen plus/min zelfde ontwikkelingspatronen  Geleidelijke overgangen tussen stadia  Van binnen naar buiten -

Op die manier kan de opvoeder een inschatting maken van de denkontwikkeling van het kind

-

Piaget kijkt heel biologisch naar de ontwikkeling van het kind

Conservatiebegrip De hoeveelheid blijft hetzelfde, ook als de vorm verandert Vb: mooi is niet altijd goed, lelijk is niet altijd slecht, water in lang en klein glas bevat evenveel

Vygotsky - Belang cultuur en taal -

De zone van de naaste ontwikkeling

 Theorie: relatie tussen ontwikkeling kind en culturele context waarin dat kind opgroeit 

Krachten werken op het kind in



Kind leert wereld begrijpen door interacties met volwassenen en andere kinderen

Sociaal gebeuren Bepaalt wat en hoe het kind zal leren over de wereld: cultuur, milieu, context invloed op (kennis)ontwikkeling kind. (Vygotsky) Cultuur Ontwikkeling ligt voor alle kinderen anders naargelang opvoedingsmilieu (cultuur). Dit bepaald wat en hoe het kind zal leren over de wereld om hem heen. (Vygotsky) De zone van naaste ontwikkeling Kind niet alleen aanspreken op wat het al zelf kan, maar ook aandacht hebben voor wat het kind kan met een beetje hulp. (Vygotsky) Interiorisatie Proces waarin de culturele context het ontwikkelingsverloop van een persoon beïnvloedt => door cultuurelementen op te nemen in zichzelf kan het kind zich ontwikkelen tot een zelfstandig deelnemer aan maatschappij en cultuur. (Vygotsky) Steinerpedagogie - Gericht op totaalontwikkeling kind -

Nadruk op volgen van ontwikkeling

-

Onderwijs heeft de taak kinderen te helpen ontwikkelen tot vrije individuen die zich in de maatschappij willen inzetten

-

“Steinerpedagogie is de kunst van het herkennen wat kinderen aan verborgen aspiraties met zich meebrengen en de kunst om een klimaat te scheppen waarin kinderen zich kunnen ontplooien”

-

Ontwikkelingsgerichte visie met nadruk op het volgen van de ontwikkeling

-

Zet het mens-zijn van het kind zeer centraal in interactie met de natuur en de omgeving

-

Gericht op totaalontwikkeling kind: denken (hoofd), voelen (hart) en de wil(handen)

Leerprocessen een proces van veranderen - door middel van ervaringen - ervaringen binnen opvoeden

Dit wil zeggen dat men aanneemt dat het de buitenwereld is die het kind maakt tot wat het is en wie het wordt.

Behavioristische theorie “to behave” “behavior” = ( zich) gedrag(en)  Onderzoeker: Skinner Experiment: ratje zit in kooi en krijgt eten als hij op de draaimolen loopt  Ratje leert gedrag aan 

Skinner: opvoeden = sociaal leerproces dat vooral verloopt volgens de operante conditionering: gedrag kan aangeleerd en afgeleerd worden



Kind leert gedrag door factoren in de omgeving (= prikkels)  Kind stelt gedrag  Prikkels volgen het gedrag en versterken het  Kind ervaart prikkels aangenaam, versterkt het gedrag en verhoogt de kans dat het gedrag zich herhaalt  Kind leert nieuw gedrag/ gedrag dat het al ‘kan’ herhalen = belonen



Gedrag stellen omdat je een doel wil bereiken



Theorie van Pavlov sluit aan (lees: experiment hond van Pavlov)

Omgeving (“uitlokkende prikkel”)

Gedrag kind

Supermarkt Kind eist geeft Kassa snoep tiert en krijst Snoepjes Opvoedingsmiddelen: belonen en straffen:  Positief opvoeden! Kenmerken: -

Kind wordt vaak aangemoedigd en beloond

-

Kind krijgt aandacht bij positief gedrag

-

Ouders zien vaak het positieve in hun kind

Omgeving (“prikkel als reactie”)

Bomma de snoep



Belangrijk deel van de opvoeding



Belonen: reageren op een bepaald gedrag zodat dit gedrag blijft of toeneemt



Straffen: reageren op een bepaald gedrag zodat het gedrag zal afnemen of uitblijven in de toekomst



Kind leert wat wel en niet mag



Kind sturen in bepaalde richting

 kind leert algemene regels die in de samenleving gelden  lijfstraffen is verboden  argumenten tegen pedagogische tik:  zelfde bescherming kinderen als volwassenen  psychologische en lichamelijke schade  kinderen passen het ook toe, …

Constructivistische leertheorie “construction” = bouwwerk  Kind handelt: construeert en reconstrueert betekenissen  constructivisme 

Handelen: informatie verwerken en interpreteren => gebeurt door taal



Door taal is reflectie mogelijk: afstand nemen van zichzelf, betekenis geven aan wat we doen/meemaken



De werkelijkheid is altijd een constructie van de mens



Kind bouwt zelf kennis op: zelf informatie zoeken, verwerken, begrijpen, samenleggen



Actief omgaan met de wereld: bouwstenen uit de wereld nemen en eigen wereld opbouwen



kind aan het denken zetten over de wereld d.m.v. taal



Omgeving vorm geven

Sociale leertheorie “social” < “society” = maatschappij  Socialisatie: kinderen verwerven kennis en vaardigheden waardoor ze succesvol kunnen participeren aan het maatschappelijk leven  Kinderen en jongeren leren door zich normen en waarden eigen te maken  Visie op maatschappij  Gericht op bijbrengen van een waardengerichtheid en waarden die het kind moet verinnerlijken, eigen maken DURKHEIM: - Vertegenwoordiger socialisatietheorie -

Opvoeding is proces tot maatschappijopbouw

-

Morele socialisatie in opvoeding

-

Leraren met ‘moreel gezag’ (collectieve regels)

-

Jongeren identificeren zich met die waarden en normen

-

Grote vertegenwoordiger van de kritisch emancipatorische pedagogiek

-

Kinderen en jongeren tot mondigheid bewegen

-

Langeveld sluit zich hierbij aan

ADORNO:

-

Heteronome maatschappij: machten in de maatschappij die burgers onderdrukken

-

Opvoeden tot tegenspraak en verzet

-

Emancipatie

Andere leertheorieën: o Model leren of identificeren: iemand die het voordoet zodat anderen het sneller begrijpen o

Inzichtelijk leren

o

“leren leren”

o

Geheugentraining

Waardenopvoeding  Moraliteit: morele waarden gebaseerd op 2 morele principes: welzijn en rechtvaardigheid = universeel, morele ontwikkeling 

Conventies: gewoontes en gebruiken, sociale waarden = in eigen cultuur en samenleving, sociale ontwikkeling



Autonomie: persoonlijke waarden = zelfstandigheidsontwikkeling, vrij mens

Proces van socialisatie Vb.

Waarde: Eerbied of respect voor de rust van de buren Norm is een maat voor een waarde: hoe lawaaierig mag je zijn als spelend

kind Regel: je mag lawaai maken bij het spelen, maar niet teveel lawaai Interiorisatieproces: verinnerlijken van waarden en normen Waarden: cultuurgebonden (tijd, plaats, context, gezin)  Wat we goed, niet goed vinden; wat waar is of wat niet: 

Gelijkwaardigheid, vriendelijkheid, openheid



Tolerantie, trouw, dienstbaarheid



Verantwoordelijkheid, eerbied of respect, …

Het vrijheidsperspectief op opvoeding Dwang en vrijheid lijken onverzoenbaar en toch zijn er fundamentele vragen:  Kan je het kind als vrij wezel wel opvoeden als je zijn vrijheid erkent en centraal stelt? 

Is dwang anderzijds dan weer soms niet zinvol en aanvaardbaar?



Wil elk kind echt ‘vrij’ worden?  Om hierop te kunnen antwoorden moet je het begrip ‘vrijheid’ invullen. Dit kan vanuit 2 kanten/ 2 stromingen van filosofen

Het morele vrijheidsbegrip Opvoeden = in contact brengen met waarden en normen  Zelf vrij kiezen of inzetten van bepaalde normen en waarden die buiten jezelf staan: godsdienst, levensovertuiging, gemeenschap => leer wat goed en waar is in jouw context 

Opvoeding is in contact brengen met waarden en normen



Langeveld: zelfbepaling staat centraal: kind doet iets, niet omdat het gedwongen wordt maar omdat hij het al van zichzelf kan



Langeveld: het kind is eerst “onvrij”



Opvoeder is verantwoordelijk, maar dringt het kind niets op

Het existentiële vrijheidsbegrip - Jezelf zijn, eigen individualiteit

-

Opvoeden = begrenzing van deze vrijheid

-

Opvoeder en kind staan in gelijke positie tegenover elkaar: opvoeder erkent het kind als gesprekspartner

-

Individu = niet deelbaar, 1 geheel, 1 eigenheid

Pedagogische verantwoordelijkheid Sturen – zelfactiviteit Pedagogische sensitiviteit: vermogen om signalen van kinderen opvangen, juist interpreteren en ernaar handelen: dubbele richting ontvangen én richting geven => kan keuze voor zelfactiviteit als sturing inhouden. De opvoeder krijgt dit mee vanuit zijn referentiekader of aan-/bijgeleerd. Volgens Mark & Mulderij laten pedagogisch sensitieve opvoeders bij het opvoeden in hun handelen volgende kenmerken zien: - Terughoudendheid: laten het kind zijn wie het is -

Empathie: inlevingsvermogen

-

Uniciteit: kind is uniek

-

Alertheid: hebben altijd invloed op het kind

-

Handelen met vertrouwen in zichzelf en in het kind

-

Improvisatorisch vermogen voor opvoeding: flexibel reageren op situaties en veranderingen

Pedagogische responsiviteit Juist kunnen handelen naar de vraag van het kind De opvoeder maakt keuzes vanuit de pedagogische verantwoordelijkheid:  Vanuit de pedagogische verantwoordelijkheid kan je het gebruik van macht in de opvoeding verantwoorden  De opvoeder grijpt in op de vrijheid van het kind door keuzes te maken die de opvoeding beïnvloeden  Wanneer wordt het gebruik van macht “misbruik van macht”? vb een zware straf geven voor een kleine fout Pedagogische sensitiviteit Opvoeders-begeleiders met pedagogische sensitiviteit zijn nodig voor jonge kinderen. Sturen of zelfactiviteit = 2 visies (hans malschaert) 1) volg de natuur van het kind, stuur niet, laat het kind haar eigen weg zoeken en vinden 2) geef richting, wees een voorbeeld, voed op! Neem je ouderrol Nieuwe autoriteit Gebruik en misbruik van macht in de opvoeding. Ouders en kinderen geraken verstrikt in een conflict met een spiraal van dwanggedrag van het kind en een machteloos gevoel van de ouder. Geweldloos verzet (Halm Omer) Methodiek om de machteloosheid te benaderen. De methodiek heeft tot doel ouders te leren om op een geweldloze manier weerstand te bieden aan het dwingend of niet aanvaardbaar gedrag van hun kind. Twee basisprincipes: - Ouders nemen een krachtige standpunt in tegenover iedere vorm van geweld, risicogedrag en antisociaal gedag. - Ouders vermijden absoluut zelf elke vorm van fysiek of verbaal geweld.

Nadruk ligt op de kracht van de ouders om niet weg te lopen van het conflict, maar om hun aanwezigheid in het leven van hun kind op een respectvolle manier te verhogen door het blijvend aanbieden van een waakzame zorg.

Waakzame zorg (Halm Omer) Zorgzaam toezicht houden. Drie niveaus: 1. Open dialoog: positieve communicatie tussen ouders en kind, geen noemenswaardige problemen. 2. Gerichte aandacht en gericht bevragen: ongerustheid bij ouders, kind toont verdacht gedrag, sluit zich op. Ouders verhogen aanwezigheid. 3. Eenzijdige acties: hoge ongerustheid , alarmsignalen. Interventies (handelingen) (Halm Omer) Basishouding door middel van het aanleren van allerlei handelingen. Vier groepen: - Verzoeningsgebaren: onvoorwaardelijke zorg tonen aan kind - Ouderlijke aanwezigheid: meer aanwezig zijn -

Sociale ondersteuning: zoeken naar een steunbron voor hunzelf en het kind

-

Vermijden van escalatie: zelfcontrole en standvastigheid

Begrippen examen! : Functionele opvoeding, Intentionele opvoeding, Opvoedingsdoelen, Opvoedingsvoorwaarden, Opvoedingsmiddelen, Referentiekader, Ontwikkelingsperspectief, Leerperspectief, Vrijheidsperspectief, Pedagogische verantwoordelijkheid

Hoofdstuk 3 Lea Dasberg: - Opvoedingsgeschiedenis in de Westerse wereld - Geschiedenis van ‘Jeugdland’: kinderen en jeugdigen worden in een gescheiden leefwereld afgeschermd van de volwassenen Volwassenen in zakformaat Een kind was in de 18e eeuw vanaf 6 jaar ‘volwassen’. Nog klein van stuk, maar al volledig ingeschakeld in het volwassen leven. Kinderen moesten zich zo snel mogelijk staande kunnen houden in de harde wereld. Vanaf 6 jaar moesten kinderen meedraaien in de volwassen wereld (afhankelijk van de sociale kaart en het geslacht v/h kind). De sociale klasse en het geslacht van het kind De zonen werken meestal op de werkplaatsen van hun vader. 15 jaar: gezel als loondienst bij hun meester. Na enkele jaren: meesterproef en zelfstandig worden. Meisjes mochten geen ambacht verrichten en deden het huishouden. Men woonde met verschillende generaties onder 1 dak. Meisjes huw...


Similar Free PDFs