Pedagogiek hoofdstuk 5 PDF

Title Pedagogiek hoofdstuk 5
Author Sanne Daams
Course Orthopedagogie
Institution UC Leuven-Limburg
Pages 13
File Size 249.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 37
Total Views 133

Summary

samenvatting hoofdstuk 5 pedagogiek 1.1...


Description

HOOFDSTUK 5: PEDAGOGISCHE VISIES EN STROMINGEN 1. De verschillende elementen van een pedagogische visie opsommen, uitleggen in eigen woorden en illustreren aan de hand van eigen voorbeelden. 2. De verschillende elementen van een pedagogische visie herkennen in een casus. Pedagogische visie: de visie die 1 persoon (of soms een kleine groep personen) heeft over pedagogiek. De auteur heeft een duidelijke mening over ontwikkeling, opvoeding en/of onderwijs. Een pedagogische visie is vaak een inspiratiebron voor de opvoedingspraktijk. Pedagogische stroming: De gemeenschappelijke basis van een visie. Wanneer je pedagogische visies met elkaar vergelijkt valt op dat sommige erg op elkaar lijken. Ze hebben gemeenschappelijke kenmerken, gaan uit van dezelfde ideeën en veronderstellingen. Ze hebben een gemeenschappelijke basis. Een pedagogische stroming wordt meestal gevoed door een levensbeschouwelijke visie. In een pedagogische visie vind je volgende elementen terug:       

Een kindbeeld (visie op het kind) De pedagogische relatie (wijze waarop de opvoeder het kind beïnvloedt) Het doel van de opvoeding Middelen Opvoedingsvoorwaarden Visie op de ontwikkeling van het kind De maatschappelijke context van de opvoeding

3. Pedagogische visies uitleggen en illustreren a.d.h.v. eigen voorbeelden. 3.1.

Celestin Freinet

3.1.1. Leven en werk Geboren: 15 okt 1896 in Frans boerengezin Overleden: 1966 Werk: 1920 onderwijzer in dorpsschool Hij ontdekte in zijn baan dat de leerlingen geen interesse hadden in zijn leerstof. Hij zag in dat hij zijn aandacht moest richten op de interesses van de kinderen. hij verliet school om bedrijfjes en natuur te bezoeken en bestuderen. Hij ging de opgedane ervaringen verwerken in de leerstof. Vb. na het bezoek bij de timmerman en wever gingen de kinderen timmeren en weven.

Pedagogiek 1.1

1

De kinderen waren enthousiast. Frontaal onderwijs stond te ver af van de ervaringsen interessewereld van de kinderen. om de ervaringen niet te laten verdwijnen, maakte ze er verslagen over. Dit was dan taalonderwijs. Om uitwisseling van ervaringen en verslagen mogelijk te maken werd de drukpers gebruikt. Deze teksten werden verstuurd naar andere klassen. De teksten en tekeningen waren gebaseerd op eigen ervaringen dus de kinderen konden zich snel inleven. Freinet was van mening dat de school geen eiland is in de maatschappij, maar onlosmakelijk verbonden is met het sociale leven waarin de school zich bevindt. Hij heeft duidelijk gemaakt dat onderwijs niet losstaat van de maatschappij en de leefomgeving van het kind. Een ander onderdeel in het denken van Freinet was het kind centraal stellen in zijn eigen milieu. Hij ging zich ook bezig houden met de situatie waarin ouders zich verkeerden. Hij had veel contact met ouders omdat hij zich inleefde en engageerde in hun leefwereld. Hij bracht verbetering in het dagelijks leven van zijn leerlingen. Vb. richtte inkoop-, verkoopcoöperaties op, kwam op tegen heersende wantoestanden, klopte bij de overheid voor meer financiële ondersteuning. Hij kreeg weerstand van rijkere klasse. Men schilderde hem af als ‘communistisch spion’ wanneer hij is 1932 een pedagogisch congres organiseert. In 1933 werd hij ontslagen ‘in het belang van het openbaar onderwijs’. In 1935 begon hij met zijn echtgenote een eigen school waar hij zijn ideeën verder vorm gaf. Hij bleef er tot het einde van zijn leven werken. 3.1.2. Uitgangspunten Freinetonderwijs Al werkend, lezend en reizend kwam Freinet tot volgende uitgangspunten. 1) Kinderen staan midden in het leven. De ervaringen en belevingen van de kleuters en leerlingen vormen het vertrekpunt van het onderwijs. 2) Kinderen leren het meest/beste als ze al handelend experimenteel zoeken en ontdekken. 3) Het werk van de leerlingen moet plaatsvinden in een voor hen zinvolle context. 4) De opvoeding op school staat niet los van de maatschappij. 5) Opvoeding en onderwijs dient plaats te vinden in een democratische en coöperatief overleg 6) Ouders worden gezien als belangrijkste partners in het onderwijs. Men streeft naar actieve ouderparticipatie.

Pedagogiek 1.1

2

3.2.

Rudolf Steiner

3.2.1. Leven en werk Geboren: 1861  zoon van spoorwegbeambte. Leefde als kind in een wereld van techniek en ongerepte natuur. Hij ontwikkelde vroeg een interesse in wiskunde en filosofie. Op latere leeftijd: studeerde hij aan de technische hogeschool, deed wetenschappelijk onderzoek naar het werk van Goethe, was dokter in filosofie, verkeerde in kunstenaarskringen en nam actief deel van arbeidsbewegingen. In 1919 kreeg hij de leiding over de Freie Waldorfschule. Hij ontwikkelde een pedagogie die aan de basis kwam te liggen aan de wereldwijde vrijeschoolbeweging. ‘vrij’ omdat de overheid geen zeggenschap had over deze vorm van onderwijs. De geest moest tot ontwikkeling kunnen komen zonder overheidsdwang (antroposofie). 3.2.2. Grondlegger van de antroposofie. Hij ontdekte dat er buiten ene fysieke wereld ook een geestelijke wereld was. Dit fenomeen was toen onbespreekbaar. Hij zicht een basis voor zijn materie-en-geestomvattende wetenschap, naar objectieve methodes om die wereld op een wetenschappelijk verantwoordde manier te onderzoeken en onder woorden te brengen. Voor aansluiting en verankering in de westerse cultuur moest deze wetenschap aansluiten op het denken van de moderne mens. Vrijheid van denken, eigen waarneming op fysiek en geestelijk gebied en zelfstandig oordelen, zag Steiner als onmisbare voorwaarden voor een wetenschappelijke benadering van de werking van de geest in ons fysieke bestaan. 3.2.3. Uitgangspunten van het Steineronderwijs Steinerpedagogie is een onderwijsvorm waar leerkrachten lesgeven vanuit de mensen ontwikkelingsvisie van de antroposofie, een filosofie die dient als inspiratiebron maar zelf niet onderwezen wordt. Het Steineronderwijs streeft naar een brede en evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling van elke leerling. Een harmonieuze ontwikkeling van hoofd (verstand), hart (gevoel) en handen ( daad- en scheppingskracht) staat voorop. De leerlingen krijgen daarom, naast traditionele vakken, ook een ruim aanbod aan kunstzinnige en ambachtelijke vakken. Het onderwijs in een Steinerschool moest rekening houden met de ontwikkelings- en levensfasen van een mens. Deze zijn in te delen in perioden van telkens 7 jaar. Elke fase heeft specifieke mogelijkheden en kwaliteiten en heeft een specifieke aanpak nodig. De ene fase zal meet liggen op de motorische ontwikkeling en de andere naar de ontwikkeling van een harmonieus gevoelsleven of onbevooroordeeld denk- en oordeelsvermogen.

Pedagogiek 1.1

3

Persoonlijke ontwikkelingsweg van elk kind staat centraal. De ontplooiing van de sociale, kunstzinnige en ambachtelijke vermogens is daarin even belangrijk als de ontwikkeling van het intellectueel vermogen. Taak leeracht in Steineronderwijs: ontdekken wat elk kind aan talenten met zich meedraagt en een stimulerend klimaat scheppen waarin kinderen zich kunnen ontplooien. Opvoeding en onderwijs zijn in het Steineronderwijs onlosmakelijk verbonden. Deze scholen maken deel uit van de vrijeschoolbeweging. De school is dus vrij van overheidsinmenging. Vandaar dat in deze scholen een eigen leerplan bestaat met eigen leerdoelstellingen. 3.3.

Thomas Gordon

Hij is een ontwikkelingspsycholoog. Hij ziet binnen zijn werk vaak ouders die problemen hebben met de opvoeding van hun kinderen. volgens hem dringen ouders te vaak hun eigen waarden en normen op aan hun kinderen. dit zorgt voor gebrekkige opvoedingssituaties waar ouders eisen stellen aan kinderen, straffen, dreigen,…Zo verloopt communicatie eenzijdig vanuit een machtspositie. Gordonmethode: ouders moeten communiceren met hun kinderen. in dialoog gaan (tweerichtingsverkeer). Niet alleen ouders hebben machtsmiddelen maar ook kinderen hebben een wapenarsenaal (huilen, driftbuien, ouders bespelen, ziek worden, bedplassen,…). Belangrijk voor Gordon is om opvoeders te leren deze machtsstrijd te onderkennen en vermijden. Zo kan er een win-win situatie ontstaan waar ouder en kind beter van worden. De Gordon methode = anti-autoritaire opvoeding. Het was een reactie op autoritaire opvoedingsstijlen. Boeken: luisteren naar kinderen & opvoeden tot zelfdiscipline Nadruk: kijk naar kinderen, luister naar wat ze zeggen en neem ze serieus. Probeer niet meteen verdriet weg te halen en laat ze emotie beleven en zelf een oplossing bedenken. Kinderen kunnen goed verwoorden wat ze bezig houdt en goed eigen problemen oplossen. Je mag zelf niet steeds oplossingen aandragen maar je moet actief luisteren naar het kind en verwoorden wat er in hen omgaat. 3.4.

Maria Montessori

Ze was arts en pedagoog en creëerde Montessorionderwijs. 3.4.1. Leven Geboren: 31 augustus 1870 Ze was op school geïnteresseerd in exacte” wetenschappen (wiskunde en biologie). Ze studeerde na het middelbaar geneeskunde aan de uni. Haar ouders wilde dat ze onderwijzeres werd. In 1896 studeerde ze af als 1ste vrouwelijke arts in Italië.

Pedagogiek 1.1

4

Ze werkte in het Santo Spirito ziekenhuis. Ze kwam in contact met “idiote” kinderen (verstandelijke beperking) ze ontdekte dat deze kinderen helemaal niet ‘idioot’ zijn maar dat ze zich nooit hebben kunnen ontwikkelen. Ze verdiepte zich in de psychologie en pedagogie en maakte zintuiglijk ontwikkelingsmateriaal. Ze wou de kinderen helpen om hun achterstand zo veel mogelijk weg te werken. Ze bereikte fantastische resultaten. In 1898 wordt ze directrice in een school waar onderwijzers voor verstandelijk beperkte kinderen worden opgeleid. Later wordt ze docente en hoogleraar antropologie aan de uni van Rome. In 1907 sticht ze haar Casa de Bambini, de kinderhuizen waar verspreiding van het montessori onderwijs over heel de wereld begint (snel over Westerse wereld). In december 1913 bezocht ze de Verenigde Staten voor een lezing. Voor de wereldtentoonstelling in 1915 werd een klaslokaal ingericht met een glazen wand, hierachter konden toeschouwers waarnemen hoe 21 arme kinderen met de methode aan de slag gingen met dezelfde resultaten als in Casa dei Bambini. Het maakte een grote indruk. In 1916 kwam ze terug van de V.S. en vestigde ze zich in Barcelona tot 1936 maar werd toen uit Barcelona verdreven door uitbraak v/d Spaanse burgeroorlog. In 1934 verbreekt Maria haar banden met Italië. Mussolini wilde ingrijpen in haar onderwijssysteem. Hij wilde schooluniformen, dit kon ze niet goedkeuren. Daardoor hield het Montessori onderwijs op met bestaan in Italië. Na de 2de WO werden deze scholen wel weer opgericht in Italië. In 1936 vestigt ze zich in Nederland, hier was het hoofdkwartier van de Montessoribeweging. Ze opent er een montessorischool waar ze zelf 5 maanden per jaar voor de klas zou staan. In 1939 reist ze met haar zoon naar India om lezingen en cursussen te geven. Door de uitbraak van de 2de WO was snel terugkeren naar Nederland onmogelijk. Ze verbleef 6 jaar in India, in 1946 keert ze terug naar Nederland, 6 jaar later in 1952 overleed ze. 3.4.2. Uitgangspunten en kenmerken van het Montessorionderwijs Kinderen hebben een natuurlijke drang tot zelfontplooiing. Opvoeding en onderwijs moeten zien wat de behoeften van een kind zijn en hier op inspelen met de juiste omgeving en materialen. Standpunt: “Help mij het zelf te doen” Dit uitgangspunt werd in de klaspraktijk omgezet in volgende kenmerken: De voorbereide omgeving Er wordt veel belang gehecht aan de inrichting van de klas. In de klas staan kleine stoelen tafels die de kinderen zelf kunnen verplaatsen en groeperen. De kasten zijn open en goed bereikbaar voor kinderen zodat ze zelf dingen kunnen nemen en weer opruimen. De school heeft ook een documentatiecentrum waar leerlingen zelf info kunnen zoeken die ze nodig hebben. Pedagogiek 1.1

5

Verticale groepsstructuur Er waren geen klassen met alleen kinderen van dezelfde leeftijd. Dit deden ze zodat kinderen gestimuleerd worden tot leren en ontwikkelen omdat ze kunnen aansluiten op hun eigen niveau. Ook is de sociale opvoeding gediend op een zo natuurlijk mogelijke manier van samenleven. Vrijheid Ze gaf kinderen vrijheid omdat ze geloofde dat kinderen zichzelf het best ontwikkelen zolang ze in een voorbereide omgeving opgevoed werden en met adequaat opgeleide opvoeders in een groep met een verticale leeftijdsstructuur. -

De leerlingen mogen zelf hun leermiddelen kiezen. (keuzevrijheid) Ze mogen daarmee zolang werken als ze willen. (tempovrijheid) Een kind doet wat het kan en zo goed mogelijk naar eigen vermogen. (niveauvrijheid) De kinderen mogen zelf het materiaal nemen en weer terugzetten. (materiaalvrijheid)

Materiaal De leermiddelen worden materiaal genoemd. In een individuele les geeft de leerkracht een introductie over het materiaal waarna het kind er zelfstandig mee kan spelen. Het materiaal is aantrekkelijk en stimuleert om te onderzoeken. Het bevat een eigenschap die men het kind wilt aanleren. Het wordt steeds moeilijker zodat het kind blijft leren. Het materiaal is opgebouwd zodat het kind ziet of het goed bezig is. Verschillende soorten materiaal: -

Huishoudelijk materiaal Zintuiglijk materiaal Ontwikkelingsmateriaal o Rekenmateriaal o Taalmateriaal o Materiaal voor kosmische opvoeding

Geen cijfers Het kind moet gemotiveerd worden door het werk zelf, de innerlijke motivatie is groot. Doordat het kind zelf de maat voor zijn eigen presteren is worden er geen cijferbeoordelingen gebruikt of cijferrapporten. De leerkracht bekijkt nauwgezet wat elk kind doet en hoe het dit verwerkt. Het bespreekt vaak met de ouders. Door de observatie kan een leerkracht het moment bepalen waar het kind klaar is om een stap verder te zetten in zijn ontwikkeling. Zelfcorrectie Kinderen moeten hun werk zelf corrigeren met antwoordkaarten of -bladen die aanwezig zijn. Leermiddelen zijn ontworpen zodat ze info krijgen over de manier van omgaan met het materiaal. Een onjuiste handeling wordt gevolgd door een ingebouwde mededeling. Pedagogiek 1.1

6

Individuele – algemene lessen Omdat het belangrijk is om het eigen tempo van elk kind te volgen wordt het meeste materiaal geïntroduceerd in individuele lessen. Af en toe wordt er ok materiaal aangeboden aan de hele klasgroep in een algemene les. De speciaal opgeleide leerkracht Om les te mogen geven in een Montessori klas: algemeen diploma onderwijs/kleuterleidster + Montessori diploma.  Bijkomende opleiding waar de visie en de methoden van het Montessorionderwijs uit de doeken wordt gedaan.

3.5.

Janus Korczak (Henryk Goldszmit)

3.5.1. Leven (1878 – 1942) Pools Joodse arts. Hij is wereldwijd bekend als pedagoog, kinderboekenschrijver en directeur van een weeshuis. Hij groeit op in een welgesteld beschermd milieu. Zijn vader is advocaat en zijn moeder hecht veel waarde aan fatsoen, netheid en orde. Hij laat Henryk niet in aanraking komen met het ‘volk’. Hij gaat medicijnen studeren en geeft bijles om zijn moeder en zus te kunnen onderhouden. Tijdens zijn studie kreeg hij een belangstelling voor sociaalpedagogische vraagstukken. Hij schrijft bv. over de arrogantie van de toen rijke bourgeoisie. In 1901 verscheen ‘kinderen van de stad’ en in 1904 ‘salonkind’. In salonkind hekelt hij de opvoedingspraktijken van gegoede burgers, waarin het kind naar de hand van de volwassene wordt opgevoed en geen eigenheid kan ontwikkelen. Na 1ste WO begint hij een praktijk als huisarts en bezoekt hij arme gezinnen. Hij wordt bekend en laat vaak de rijken wat meer betalen zodat hij de armen niet om geld hoeft te vragen. Hij denkt met socialistische gedachte: in Warschau heersen onder de arme joodse vreselijke wantoestanden. In 1912 stichtte hij een kindertehuis voor wezen en verwaarloosde kinderen (Dom Sierot). Hij tuilde zijn loopbaan hiervoor in, hij kon pedagogiek en medicijnen op deze manier combineren. Het weeshuis was de ideale observatieplek. De arts/pedagoog kon het beste het totale kind zien en doorgronden. In het weeshuis organiseert hij van alles om het recht en verantwoordelijkheid van kinderen te garanderen. In 1939 zit Polen vol met Nazi’s. ze gaan alle Joden concentreren in een grot getto, ook het weeshuis. De situatie wordt ondraaglijk, veel zieke en verweesde kinderen. Korczak probeert steeds buiten het getto bij rijke Polen geld en eten in te zamelen.

Pedagogiek 1.1

7

3.5.2. Korczaks pedagogiek Pedagogische kernbegrippen uit zijn pedagogiek: Respect voor het kind Zijn visie wordt ook wel ‘de pedagogiek van het respect’ genoemd. Het kind is in elke levensfase een volwaardig menselijk wezen en geen ‘onaf’ mens. Korczak stelt dat we te weinig respect hebben voor ervaringen die het kind beschikt. Elke stap bij het opgroeien moet veroverd worden. We hebben geen gevoeligheid meer voor dit moeizame proces. We zijn ongeduldig. We hebben het steeds over wat het kind moet worden. Het ingroeien van morele en sociale patronen neemt veel tijd en de op de toekomst gerichte opvoeder is ongeduldig. Korczak = de voorloper van de rechten van het kind. Zijn leven stond in het teken van het opkomen voor de rechten van kinderen. Korczak was niet voor grenzeloze opvoeding. Geen pedagogiek van verheerlijking van het kind maar wel van erkenning van het kind als mens. Gelijkwaardigheid Korczak stelt de gelijkwaardigheid tussen kind en volwassene centraal. Er moet een dialoog bestaan tussen de twee. Hij ziet de relatie gelijkwaardig. Het kind ondergaat opvoeding niet passief maar is een actief persoon in de relatie met de volwassene. Hij heeft de volwassene nodig, om te leiden en vragen te beantwoorden. Korczak wijst opvoedkundige regels en voorschriften af omdat verwachtingen de ontwikkeling alleen in de weg zouden staan. Hij wil volwassenen tonen dat storend gedrag ook kan komen door eisen die het wezenlijke van het kind vernietigen. Vertrouwen Kernuitspraak: “pedagoog zijn betekend zelf weer kind worden”. De opvoeder moet inzicht hebben in zijn eigen kindertijd en ontwikkeling om het kind te kennen. Zijn advies “vertrouw op jezelf, ken jezelf voordat je probeert kinderen te kennen. Wees jezelf en kijk eens aandachtig naar kinderen op die momenten dat zij zichzelf kunnen ontplooien. Kijk en stel geen eisen. 3.5.3. Samenvatting visie van Korczak: Kinderen zien als volwaardige mensen, het kind is een mens en leeft in het hier en nu.  Relatie tussen opvoeder en kind is gelijkwaardig  Het kind respecteren & serieus nemen, geef ruimte voor eigen beslissingen  3 kernbegrippen: respect, gelijkwaardigheid en vertrouwen  Korczak wijst straf af, boosdoeners hebben liefde, aandacht & vergeving nodig  Je moet kinderen beschermen tegen gevaar, maar ka niet tegen alles. Je mag kinderen niet betuttelen of bezitten.  Kinderen kunnen op eigen kracht hun heden en toekomst invullen. 4. Kritisch kijken naar de verschillende visies. Voor- en nadelen uitleggen.



Pedagogiek 1.1

8

5. Omschrijven wat de emancipatorische pedagogiek inhoudt en illustreren met voorbeelden. Emancipatorisch opvoeden is de term voor alle stromingen binnen opvoeding en hulpverlening die in sterke mate gericht zijn op de eigen ontplooiing en opkomen voor een gelijkwaardige positionering van het kind. “Emancipatorisch opvoeden vertrekt vanuit een dialogische grondhouding waarbij het kind gezien wordt als een gelijkwaardige partner in het opvoedingsproces met participatie en volwaardige inspraak als exponent. Daarbij vertrekt men van de competenties van het kind; wat het zelf kan/moet kunnen, moet het ook zelf doen. De betuttelende houding wordt het geven van verantwoordelijkheid en een begeleidende houding.” 6. Kritisch kijken naar de emancipatorische pedagogiek, voor- en nadelen geven. 7. Krachtlijnen van emancipatorische pedagogiek 7.1. Dialogische grondhouding = grondhouding waarbij men respect opbrengt voor de ander zijn eigenheid. Luisteren naar anderen zonder hen te be-/veroordelen. Het is het tegengestelde van normatieve positie, hier gaat men uit van moralistische of deskundigheidsmacht. 7.2.

Emancipatorische grondhouding

Het vertrekt vanuit een basishouding: een bereidheid om...


Similar Free PDFs