Chemie examens juni 4 aso PDF

Title Chemie examens juni 4 aso
Author Freya Janssen
Course Bio-informatica
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 22
File Size 1.6 MB
File Type PDF
Total Downloads 39
Total Views 149

Summary

Chemie samenvatting 4 aso wetenschappen examens juni...


Description

CHEMIE E X A M E N

S A M E N V A T T I N G

JUNI 2021 Freya-Eva Janssen 4WET | CHEMIE EXAMEN

Inleiding : • • • • • •

Herhaling formules (p. 4) oplossingen in water (p.5 -10 ) kwantitatieve analyse (p. 6- 15) ionenuitwisselingsreacties ( p.16- 18) protonen uitwisselingsreacties (p.17- 20) redoxreacties (p.21 -

4

Herhaling formules: Metaal Niet – metaal

positief geladen Negatief geladen

Metaal Oxiden Niet metaal oxiden Hydroxide Zuur Zout

metaal + zuurstof Niet metaal + zuurstof Element + OH H + zuurrest Metaal + zuurrest

FeO CO2 Fe(OH)2 H2SO4 Nacl

Uit je hoofd leren!!

aflezen !!

Formule schrijven: H

O

H

O 2

Voor meer oefeningen en uitleg: https://www.youtube.com/watch?v=6xvfzQwMNIg&t=187s

5

oplossingen in water polariteit : Elektronegativiteit : Definitie à de mate waarin een atoom elektronen naar zich toe trekt. (ENW = elekronegatieve waarde ) *elektronen zijn NEGATIEF geladen deeltjes !!!!

Periodieksysteem : • ENW stijgt van links naar rechts in de perioden à de elektronen rechts hebben meer protonen en dus een kleinere molecule straal • ENW van hoog naar laag in de groepen • Edelgassen hebben geen ENW à volledig gevulde schil en gaan geen bindingen aan

Polariteit bepalen : 2 soorten moleculen à polair en apolair Polair à sterke bindingen, door de negatieve en positieve kant (covalent en ionbinding) Apolair à zwakke bindingen, vanderwaalskracht (covalent)

6 Symmetrie = 2 assen Verschil ENW = 0,4

Trichloormethaan = polair Symmetrie = geen as Verschil ENW = 0,4 en 0,5

*het atoom met de hoogste ENW wordt een beetje negatief en het atoom met de kleinste ENW wordt een klein beetje positief. Dit komt doordat in Polaire moleculen de atomen sterke krachten hebben om de negatieve elektronen een beetje naar zich toe te trekken. Wanneer een molecuul een + en – pool krijgt noemen we het een DIPOOL.

Waterstofbruggen : Ø Kan gevormd worden bij NH , HO , HF Ø Zeer sterke bindingen (ENW > 1,4 ) Ø Hoog kookpunt Omdat water een polaire stof is, zal een atoom een beetje positief geladen zijn en een atoom een beetje negatief geladen zijn. Het zuurstof atoom wordt een beetje negatief geladen omdat het een sterkere EN heeft en de waterstof atomen een beetje positief. Wanneer er meerdere water moleculen zijn zullen de iets negatieve O atomen zich binden dmv waterstofbruggen aan de positieve H atomen. Deze binding is sterk, daarom heeft water een hoog kookpunt.

Voorbeelden à H2O , HF, NH3

7

è dit komt doordat polaire stoffen sterke bindingen tussen de atomen hebben waar apolaire stoffen zich niet door kunnen wringen omdat er geen aantrekkingskrachten zijn tussen water (=dipool) en de apolaire stof. Hoe kunnen we dan wel apolaire stoffen oplossen in water? • Door een emulgator te gebruiken. Een emulgator heeft een hydrofiele kop en een hydrofobe staart. • Micellen worden gevormd (druppeltjes) zodat de emulgator zijn werk kan doen • De staart vestigt zich in de oplosstof en de kop in het oplosmiddel, zo krijg je toch een mengsel.

Geleidbaarheid : Definitie à Een stof is geleidbaar wanneer er VERPLAATSING van ladingen is èn er elektrisch geladen deeltjes zijn.

Metaal Molecuul Zout

Geleidbaarheid in vaste toestand Ja Nee Nee

Geleidbaarheid in vloeibare toestand Ja Nee ja

Metaal à metaalrooster met vrije elektronen (negatief geladen) in vaste en vloeibare toestand Molecuul à molecuul is ongeladen Zouten à ionen ; vaste toestand trillen , vloeibare toestand bewegen ionen Herhaling ion : Een molecuul of atoom met een lading. Molecuul = elektrisch neutraal Ion = elektrisch geladen (geeft een elektron af (+) of krijgt een elektron (-)

8 Elektrolyten : Definitie à stoffen die bij oplossen en smelten geheel of gedeeltelijk in ionen splitsen en daardoor elektrische stroom geleiden. (niet elektrolyten geleiden geen stroom omdat ze niet in ionen splitsen) Sterke elektrolyten Stroom geleiden Geleiden stroom goed Ionaire bindingen of polaire bindingen 1) Zouten 2) Sterke zuren 7 3) Hydroxiden van metalen groep 1a en 2a sterke zuren è

Zwakke elektrolyten Niet elektrolyten Geleiden stroom niet Geleiden geen stroom goed



Dissociatie

Splitsing van ionen

Soort binding

Organische zuren Overige hydroxiden

Ethanol en suiker

Ionisatie

Dissociatie reactie: • Ionbindingen (OH en zouten) • Uitelkaar halen van ionen Voorbeeld) Water = dipool à H = beetje positief geladen ----- O = beetje negatief geladen Natriumchloride à natrium = positief geladen ------ chloor ion = negatief geladen (1-) (=een zout) H atomen ‘’stelen’’ Cl O atoom ‘’steelt Na’’

Notatie è

NaCl à Na1+Cl1-

(let op kloppend maken van reactie vergelijking)

9 Aantal invuloefeningen opstellen dissociatie reactie : Kaliumnitriet à KNO2 à K+ + NO2Magnesiumfosfaat à Calciumcarbonaat à Lithiumsulfiet à Lithiumsulfaat à Ionisatie : • Polaire covalente bindingen (zuren) • Splitsing van ionen door H-atoom elektron afgeeft • H-atoom komt samen met water à H3O1+ (hydroxomiumion) • + ontstaan ion zuurrest (altijd -)

Notatie à zuur + water à hydroxoniumion + zuurrest Voorbeeld) HCl + H2O à H3O+ + Clook niet vergeten kloppend te maken Uitzondering !!!! à NH3 + H2O à NH4+ + OHAmmoniumion en hydroxideion Klein stappenplan : Noteer de reactie vergelijking Maak de reactie vergelijking kloppend

Zuur + H2O à H3O+ + zuurrest (tabel H2) Zie samenvatting vorig tremster

10 Aantal oefeningen met ionisatie reacties Waterstofsulfaat in water à Waterstofchloriet in water à Waterstofsulfide in water à Waterstofchloraat in water à Waterstofperchloraat in water à Fosforzuur (=triviale naam) in water à Herhaling zuren en zuurrest :

+ ammoniumion = NH4+ + hydroxideion = OH+hydroxoniumion = H3O+ filmpjes die je verder kunnen helpen :

Elektronegatieviteit à https://www.youtube.com/watch?v=2s90JDmM6Wo Waterstofbruggen à https://www.youtube.com/watch?v=iDellAF84tg Geleidbaarheid à https://www.youtube.com/watch?v=JM3UTPGn8nI&t=304s Dissosiatie en ionisatie à https://www.youtube.com/watch?v=P76kFFr2uqU Herhaling van bindingen à https://www.youtube.com/watch?v=SWELVYBvyyA

11

kwantitatieve analyse Wat is stoichiometrie? : • Behandelt berekeningen van de verhoudingen waarin verschillende chemische stoffen met elkaar reageren en gevormd worden. • Maatanalyse Atoommassa :

Ar = massa getal zonder eenheid Rekenen met atoommassa : à een formule bestaande uit meerdere atomen

NaCl

Vb) natriumchloride =

Zouten è formule massa

2,99

35,45

Ar = 2,99 + 35,45 = 38,4 !! Let op !! è bij formules met meerdere dezelfde atomen.

H2S Atoombindingen è atoom massa

2. 1,008 Ar = 2. 1,008 + 32,066 = 34,08

32,066

12 Mol: Eenheid Dozijn Mol

Hoeveelheid 12 6,02 . 1023

Grootheid = stofhoeveelheid (n) eenheid = mol

*een mol appelen weegt meer dan 1 mol veren à gewicht maakt niet uit Grootheid

Eenheid

Stofhoeveelheid (n)

mol

Aantal deeltjes (N)

Deeltjes (moleculen, atomen)

Constante

Waarde

Constante van Avogadro (NA)

6,02 . 1023 deeltjes/mol (12 eieren / dozijn)

N = Na . n Voorbeeld ) • Hoeveel atomen zitten in 1 mol Au? 1 mol = 6,02 . 1023 deeltjes à 6,02 . 1023 atomen Voorbeeld) • Hoeveel moleculen zitten in 4,25 mol NO2? 4 ,25 . 6,02.1023 à 2,56.1024 moleculen

N

Na x n

13 Molaire massa : Grootheid

symbool

eenheid

Molaire massa

M

g/mol

massa

m

g

de molaire massa = molecuulmassa à is de massa van 1 mol deeltjes m

m=n.M

n

Voorbeeld) a) Wat is de massa (m) in gram van 3,00 mol water? Gegevens : n = 3,00 mol Mr = 1,008 * deze zelf uitrekenen!!! PSE (zie bladzijde terug) Gevraagd = m èm=n.M à m = 3,00 mol . 1,008 = ……………………………

b) Bereken het aantal mol zwavelzuur in 196 gram H2SO4 gegevens : m à……………. gram Mr = M à ………………… Gevraagd : n Formule = n = m/ M à ……………… à …………………….. Antwoord : 2 mol zwavelzuur

x

M

14 Overmaat en ondermaat : Overmaat = teveel aanwezig Ondermaat = te weinig aanwezig

Mol Verhouding gegevens m M n

1

2

1

1

Zn 40,0 g 65,38 g/mol

HCl 50,0 g 36,458 g/mol

ZnCl2

H2

Zelf uitrekenen !!! Mol concentratie : Def : aantal mol oplosstof per liter oplosmiddel Oplossing van 6 mol Na per 2 liter (6mol/2l) 6 mol 2 liter

3 mol 1 liter 3mol/l

Delen door 2 Massa concentratie : Def : aantal g oplosstof per liter oplosmiddel Oplossing van 10 g oplosmiddel per 4 liter oplosmiddel 10 g 2,5 g 4 liter 1 liter

2,5g /l

Delen door 4 formule : c = concentratie V = volume n= stofhoeveelheid / m = massa verdunnen en indampen:

m/n c x

V

15

Verschillende vloeistoffen mengen :



2 vloeistoffen (1 en 2 ) samen à vloeistof (3)

!!! oefeningen pagina 118 in je boek maken !!! Klein overzichtje van alle formules en hulpmiddelen: Formule: aantal deeltjes

N = Na . n

Formule : massa

m=n.M

16

Formule : verdunnen/indampen Formule : vloeistoffen mengen

c1 . V1 = c2.V2 c1 . V1 + c2.V2 = c3 (V1+V2)

Filmpjes om te kijken : Getal à Mol : https://www.youtube.com/watch?v=a6qkqfDq9yg Molaire massa berkeken : https://www.youtube.com/watch?v=etC6rXJweLY Molverhoudingen rekenen : https://www.youtube.com/watch?v=4nTshqahEKA&t=225s Overmaat en ondermaat : https://www.youtube.com/watch?v=Y-07HrQGI2s Verdunnen en indampen : https://www.youtube.com/watch?v=JxKZIvDy4_s Mengen van vloeistoffen : https://www.youtube.com/watch?v=_1o8VCnb1FY

Maak hier eventueel zelf aantekeningen :

Ionen uitwisselingsreacties Oplosbaarheid : • Gebruik de tabel om de oplosbaarheid van een stof af te lezen

17

NaCl = zout = goed oplb

fePO4 = slechtoplosbaar

Oefenen op pagina 134 in je boek Neerslag reacties : • Neerslag reacties komen voor bij een zout + zout •

Er gaat een stof neerslaan à ‘’ naar de bodem zinken ‘’



het neerslaan komt door een slechte oplosbaarheid

Noteer de ionisatie of dissociatie vergelijking

D1

18

D2 *er ontstaan nu 4 verschillende ionen. Je maakt 2 nieuwe ionen combinaties (kruisje maken) Voeg de ionen samen en stel de juiste brutoformule op.

U

*let op : de vergelijking MOET je kloppend maken ! *een van deze stoffen is slecht oplosbaar , je gaat dus voor beide in de tabel kijken. Noteer de Essentiele ionenreactie

EI *noteer enkel de ionen waarmee iets gebeurt (de slecht oplosbare stof) *vergeet geen pijltje omlaag te noteren Noteer de stoffen reactie

SR *hier noteer je de begin stoffen voor de pijl en de eindstoffen achter de pijl *de stof die neerlsaat noteer je met een pijltje

Probeer nu zelf de volgende : noteer de neerslagreactie van calciumnitriet en natriumcarbonaat

Tip : Volg de stappen zoals in het stappenplan

https://ktalanaken.smartschool.be/Wopi/init/pdf?WOPISrc=https%3A%2F%2Fwopi1.smarts chool.be%2Fwopi%2Ffiles%2Ff085b1d149be09b8506f256c7cbb2a30&access_token=30d273 03-1957-4401-af29-7cb458284ffb

protonen uitwisselingsreacties neutralisatie reacties : • Reactie waarbij water EN zout ontstaat

19 •

Vind plaats bij :

à Zuur + base à niet- metaaloxide + base à metaal -oxide + zuur

H2O + zout

Stappenplan neutralisatie reactie noteren: Noteer de ionisatie of dissociatie vergelijking

D1 D2 U

Voeg de ionen samen

U

EI

Noteer de Essentiele ionenreactie , DEZE IS ALTIJD HETZELFDE

SR

Noteer de stoffenreactie

Na2 + Cl2 à NaCl (tussenstap) dit dus niet noteren !

Oefeningen op pagina 157-159 in je boek Filmpje voor meer uitleg : https://www.youtube.com/watch?v=yVXf25pb0Tw

Gasontwikkelingsreacties : • Komt voor wanneer 2 vloeistoffen samen worden gevoegd en er een vluchtig (gasvormig) bestandsdeel ontstaat

20

Stappenplan : Noteer de ionisatie of dissociatie vergelijking van de elektrolyten

D1 D2 Voeg de ionen samen

U à wanneer een stof niet oplost dan kan het gasvormig worden Noteer de Essentiele ionenreactie

EI

Noteer de stoffenreactie

SR

Oefeningen op pagina 152 en 153 in je boek Filmpje voor meer uitleg : https://www.youtube.com/watch?v=w2pP6rVQGGE

Vergeet het pijltje omhoog niet !!!

Redoxreacties Elektronen overdracht : Red à reductie

21 Ox à oxidatie

Reductor

oxidator

Elektronen afstaan

Elektronen opnemen

Hoe kun je een redoxreactie herkennen ? • ladingen veranderen voorbeeld :

0

+I

+I -II +I

-II

Berekenen van het oxidatie getal (O.G.) : uit je hoofd kennen : H O Elementen uit Ia Elementen uit IIa Elementen uit IIIa Niet gebonden (dus alleen staand)

+I -II +I +II +III 0

De som van de atomen van een stof MOET 0 zijn

Voorbeeld : H2O OG (H) à +I OG (O) à -II 2. 1 = 2 – 2 = 0

Oxidatie en reductie :

H2SO4 OG (H) à +I OG (S) à OG (O) àII 1 .2 = 2 -2.4 = -8 2-8 + S = 0

S= +VI

0

22

Oxidator reduceert Reductor oxideert

‘’EZELSBRUGGETJE’’ Reduceren betekent eigenlijk ‘’minder’’ worden H komt alleen te staan

Stappenplan redoxreactie opstellen : Schrijf de reactievergelijking op

Noteer het OG van elke binding

Noteer de 2 deelreacties • •

reductie à welk element neemt elektronen op oxidatie à welk element geeft elektronen af

(oxidator) (reductor)

MAAR à H2 zijn 2x H dus maal 2

Noteer de volledige redoxreactie

23 Aantal bekende redoxreacties : • Het roesten van ijzer à Vaak wordt ijzer gecalvaniseerd om poreusheid te voorkomen. Ijzer oxide is namelijk erg poreus, zink oxide niet. •

Het bruin worden van een appel

Spanningsreeks :

• •

Een sterke reductor oxideert makkelijk en reduceert een stof makkelijk Een sterke oxidator reduceert snel en zal een stof moeilijk reduceren

Tip : Een sterk iemand kan tijdens een gevecht makkelijker winnen en zal niet snel overwonnen worden

Tip : Een zwak iemand verliest tijdens een gevecht snel en zal niet snel iemand kunnen verslaan

Maak de oefeningen op pagina 176 – 178 in je boek Filmpje voor extra uitleg : https://www.youtube.com/watch?v=ly482QSomsM...


Similar Free PDFs